160
schoolgebouw stichten? Ons antwoord hierop luidt volmondig:
neen. Slechts in den uitersten nood, indien geen betere plaats
te vinden is, zou men op een dergelijke achteraf gelegen buurt
zijn keuze vestigen. Reeds heeft men wij behoeven het U
niet in herinnering te roepen van verschillende kanten
bezwaar gemaakt tegen het feit, dat de Meisjesschool le klasse
aan de Boommarkt aan het water grenst, hoeveel meer
stemmen zouden er dan niet zich laten hooren, indien eene
nieuwe Hoogere Burgerschool aan een gracht als de Oude
Rijn werd geplaatst, waarvan het water toch zeer zeker in
hoedanigheid verre achterstaat bij dat van de gracht tusschen
Apothekersdijk en Boommarkt.
Doch er is meer. Een der redenen, waarom de Commissie
van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs op den bouw
van eene nieuwe Hoogere Burgerschool aandrong, bestond
hierin, dat in de aan de Schoolsteeg grenzende lokalen van
het tegenwoordige gebouw veel last werd ondervonden van
straatgeluiden uit die steeg, vooral veroorzaakt door het gepraat
in die steeg. Welnu datzelfde euvel zou zich natuurlijk ook
voordoen, wanneer men de nieuwe school bouwde aan den
Middelweg en de Koppenhinksteeg. Ook daar zou het onderwijs
zeer worden gestoord door het gepraat der omwonenden,
hetgeen voor het lesgeven veel hinderlijker is en waardoor
de aandacht van de leerlingen veel meer wordt afgeleid, dan
door het voorbijrijden van trams of wagens op veel verderen
afstand.
Een ander bezwaar tegen het terrein, thans ingenomen
door het Invalidenhuis, bestaat hierin, dat de aangrenzende
terreinen niet in het bezit der gemeente zijn, zoodat men bij
stichting van het nieuwe gebouw op die plaats, steeds gevaar
loopt, naast het gebouw de een of andere inrichting te krijgen,
die het onderwijs geven in hooge mate zou kunnen belemmeren.
En nu kan men wel, op grond van de bepalingen der Hinderwet,
trachten hiertegen zooveel mogelijk te waken, doch dat dit
steeds afdoende kan geschieden, zal toch wel niemand beweren.
En eindelijk geldt bij ons ook nog dit bezwaar, dat het
terrein aan den Middelweg betrekkelijk ver van de tram ge
legen is, hetgeen vooral bij slecht weêr, wanneer de leerlingen
geen gebruik kunnen maken van hunne rijwielen, een groot
inconvenient moet worden genoemd.
Een der aangevoerde bezwaren, n.l. de slechte toegang,
kan natuurlijk, wij willen het geenszins ontkennen, verholpen
worden. Men zoude n.l., hetzij door het maken van een brug,
hetzij door het wegbreken van eenige huizen, een betere toe
gang tot het terrein kunnen verkrijgen. Doch de kosten aan
een van beide verbonden, zijn zoo hoog, dat wij verwezelij-
king van een dergelijk denkbeeld beslist meenen te moeten
ontraden, temeer waar toch de overige bezwaren tegen het
terrein onverkort zouden blijven gelden.
Stelt men nu tegenover dit terrein, de indertijd reeds door
ons voorgestelde plaats aan den Hoogen Rijndijk op het Raam-
land, dan gelooven wij, dat deze om tal van redenen verre de
voorkeur verdient.
Tegen die plaats zijn eigenlijk slechjts 2 bezwaren geopperd.
Jn de eerste plaats is de meerderheid der Commissie van
Fabricage blijkens het rapport dier Commissie van 28 December
1910 van oordeel, dat het onderwijs in de school, indien zij
op het Raamland wordt gebouwd, hinder zal ondervinden van
het rumoer, dat door het rij- én tramverkeer op den Hoogen
Rijndijk zal worden veroorzaakt.
Dit bezwaar wordt o.i. door het lid der Commissie, dat de
minderheid vormt, op afdoende wijze wederlegd. De school
behoeft immers niet, zoo merkt zij terecht op, direct aan den
Hoogen Rijndijk te worden gebouwd, doch kan meer binnen
waarts worden geplaatst. Nergens heeft men hierin zoo de
vrije hand als juist bij het Raamland. dat in zijn geheel
eigendom van de gemeente is en waardoor ook hinderlijke
buren kunnen worden geweerd Bovendien zou men de gangen
van het nieuwe schoolgebouw aan de zijde van den Hoogen
Rijndijk kunnen maken en de lokalen aan de zijde van den
daar ter plaatse aan te leggen boulevard en aan de achter
zijde. Het bezwaar, door de meerderheid aan het straatrumoer
ontleend, vervalt dan vanzelf.
Doch, zoo zouden wij hieraan willen toevoegen, behoeft men
nu werkelijk wel zoo bevreesd te zijn voor het rumoer van
wege het rij- en tramverkeer op den Hoogen Rijndijk. Wij
gelooven het niet. Als men toch bedenkt, dat in den Haag
het eenige jaren geleden gebouwde nieuwe Gymnasium in de
Laan van Meerdervoort, dat gelegen is aan twee drukke
tramlijnen, zoodat onophoudelijk tramrijtuigen het gebouw
passeeren, terwijl ook het rijtuigveikeer in die laan zeker niet
gering is te noemen, geen last heeft van het rij- en tram
verkeer, dan behoeft men toch waarlijk niet bevreesd te zijn
voor belemmering van het onderwijs, veroorzaakt door de
zooveel minder dikwijls voorbijrijdende electrische tram en het
geringere rijverkeer op den Hoogen Rijndijk.
Ook het tweede bezwaar, dat door de meerderheid der
Commissie van Fabricage is te berde gebracht, de verre af
stand van het centrum der stad, is niet van zoo groot ge
wicht, als men op het eerste oogenblik misschien zou denken.
Natuurlijk, wij willen volstrekt niet ontkennen, dat het
Raamland verder van het centrum der stad gelegen is, dan
het terrein aan den Middelweg, de Koppenhinksteeg en den
Ouden Rijn, al moge voor de leerlingen, die per rijwiel naar
school gaan en dat zullen verreweg de meesten zijn
het verschil in afstand niet bijster groot zijn. Doch, zoo zou
den wij willen vragen, is het wel zoo nondig, dat de nieuwe
Hoogere Burgerschool juist in het centrum der stad gelegen
is? Dit zou misschien het geval kunnen zijn, indien leerlin
gen en leeraren grootendeels in dat centrum woonden. Doch
dit is toch inderdaad niet het geval. Let men op de belangen
van de meeste leerlingen en leeraren, dan moet men dus de
school juist niet in het centrum bou\veri. Immers, vele leer
lingen en leeraren wonen tegenwoordig in de buurt van den
Witten- of Zoeterwoudschen Singel of in de daarachter gelegen
stralen, kortom buiten of nabij den singelrand. En voor hen
zal het dus niet zooveel verschil uitmaken, of de nieuwe
school in het centrum der stad wordt gebouwd, dan wel aan
den Hoogen Rijndijk, jazelfs zal voor velen de laatste plaats
nog dichter bij hun woning zijn dan de plaats van het tegen
woordige Invalidenhui-. Bovendien is het groote voordeel
van het Raamland, dat het aan de tramlijn gelegen is, zoo
dat de buitenleerlingen uit Oegstgeest, Katwijk, Noordwijk
en andere omliggende gemeenten en die leeraren en leerlingen,
die in Leiden nabij de tramlijn wonen, vooral ook bij slecht
weder, gemakkelijk de school kunnen bereiken.
Meenen wij hiermede de beide bezwaren, tegen het Raam
land geopperd, ontzenuwd te hebben, thans willen wij nog
in het bijzonder wijzen op het groote voordeel, dat er voor
de gemeente in gelegen is, de nieuwe Hoogere Burgerschool
op het Raamland te bouwen en waarop ook de minderheid
der Commissie van Fabricage in haar rapport van 28 Decem
ber 1910 de aandacht vestigt.
Volgens het door Uwe Vergadering vastgestelde uitbrei
dingsplan toch is de bedoeling bij het in exploitatie brengen
van het Raamland, aldaar een breeden boulevard aan te leg
gen, die deel moet uitmaken van een op genoemd plan ge
projecteerde ceintuurbaan. De breedte van dien boulevard
zal bij den Hoogen Rijndijk 40 M. bedragen en nu is het,
de minderheid in de Commissie van Fabricage zegt het terecht,
met het oog op dien aanleg van het allerhoogste belang, dat
aan het begin van dien boulevard geen gewone huizen of
kleine villa's worden gebouwd, doch dat aldaar monumentale
gebouwen verrijzen
Aan den eenen hoek zal dit tengevolge van het in Uwe
Vergadering van 9 dezer genomen besluit in zake het afstaan
van grond voor den bouw van een nieuw Invalidenhuis reeds
het geval worden. Besluit men nu aan den anderen hoek de
nieuwe Hoogere Burgerschool te stichten, dan zouden aan
het begin van den boulevard 2 mooie monumentale gebouwen
kunnen komen te staan en zou met het in exploitatie brengen
van het Raamland op waardige wijze een begin worden gemaakt.
Men onderschatte het belang, dat de gemeente daarbij heelt
toch vooral niet. Zorgt de gemeente niet, dat hare terreinen
aan de oostzijde der stad op goede wijze in exploitatie worden
gebracht, dan zal de trek naar de andere zijde, naar de gemeente
Oegstgeest, in bedenkelijke mate toenemen, zeer ten nadeele
natuurlijk van Leiden.
Alles moet derhalve in het werk worden gesteld, om het
op goede wijze in exploitatie brengen van het Raamland
zooveel mogelijk in de hand te werken.
In andere gemeenten geeft men wel tonnen gouds uit, ter
bevordering eener goede stadsuitbreiding, en zou men dan
hier niet de zoo ongezochte gelegenheid, dat eene nieuwe
Hoogere Burgerschool moet worden gebouwd, aangrijpen, om
een dergelijk doel aan de oostzijde onzer gemeente te bevorderen.
En dat dit doel kan worden bereikt, daaraan twijfelen wij
niet. Het is toch te verwachten, dat zich aan het nieuwe
door de provincie te graven kanaal verschillende industriëele
ondernemingen zullen vestigen. Worden nu verder aan het
begin van de ceintuurbaan een tweetal groote monumentale
gebouwen gebouwd, dan is de waarschijnlijkheid groot, dat
men daarachter een fraaie villabebouwing verkrijgt en is
zoodoende een groote stap gedaan tot verwezenlijking van
het uitbreidingsplan aan die zijde der gemeente.
Resumeerende komen wij derhalve tot de conclusie, dat
zoowel het belang van het onderwijs, dat bij den spoedigen
bouw der nieuwe school gebaat is, als het belang eener goede
stadsuitbreiding, medebrengen, dat als plaats voor de nieuwe
Hoogere Burgerschool het Raamland wordt aangewezen en
niet het terrein van het tegenwoordige Invalidenhuis, dat veel
beter kan worden bestemd, voor andere doeleinden, waarbij
het bezwaar der ligging zich niet zoozeer doet gelden.
Met den meesten nadruk geven wij U mitsdien in over
weging het nieuw te stichten gebouw niet als 't ware weg
te stoppen in een achteraf gelegen buurt, doch ter wille van
de zoo groote belangen die hier voor de gemeente op het spel
staan te vereenigen met ons voorstel, om als plaats voor