162 DONDERDAG 26 OCTOBER 1911. De volgnrs. 81 tot en met 91 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 92, luidende: vKostenvallende op het houden der loting voor de nationale militie f 200.—." De heer Sijtsma. M. d. V. Bij dit nummer is in de secties gevraagd, of die ƒ200.— betaald worden door het Rijk. Toen is erop geantwoord, dat men uit beleefdheid dien heeren van den militieraad ververschingen aanbood. Nu zou ik willen vragen: Is het in het belang van de gemeente, dat die heeren hier zitting hebben of niet? Ontvangen zij presentiegeld? Zoo ja, dan zou ik zeggen kunnen wij die ƒ200.—eveii- goed in kas houden. Daarom zou ik willen voorstellen, dien post te schrappen, tenzij de gemeente zelf er belang bij heeft, dat de militieraad hier zitting houdt. De Voorzitter. Ik meen, dat het in alle plaatsen, waar de militieraad vergadert, gewoonte is. Nu is het strikt volgens de wet niet noodig, maar ik geloof tocb, dat het eene slechte uitwerking zou hebben, wanneer men den heeren die beleefd heid in het vervolg niet meer bewees. Men heeft als gemeente de militie zoo dikwijls noodig; voor eerie goede verstand houding schijnt het mij wenschelijk, dat wij, wanneer wij den militieraad bij ons te gast krijgen, die heeren op eene be leefde manier ontvangen. Er is, geloof ik, niet ééne plaats, waar dat niet gebeurt. Het betreft hier eene van die kleine uitgaven, waarvan men zich niet onttrekken kan. Iets der gelijks heeft men bij de stembureaux: aan de controleurs, die daarbij zitten, wordt ook iets aangeboden. Ik geloof, dat wij, door op het denkbeeld van den heer Sijtsma in te gaan, een pijnlijken indruk zouden maken op degenen, voor wie dat vrij geringe bedrag wordt uitgegeven. Daarom zou ik dezen post, waar het zoo'n klein bedrag geldt, niet willen schrappen. Men kan nooit weten, welken indruk het zou maken en of het indirect niet veel meer nadeel zou veroorzaken dan het direct voordeel medebrengt. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal er geen voorstel van maken, maar het komt mij toch voor, dat dat niet geheel juist is. Ik geloof echter niet, dat ik veel kans zal hebben, het geschrapt te krijgen en daarom zal ik niet noodeloos laten stemmen. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 92 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De volgnrs. 93 tot en met 99 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 100, luidende: Jaarwedde van den Commissaris van politie3500.—." De heer Roem. M. d. V. Ik wilde den Raad voorstellen tot Gede puteerde Staten het verzoek te richten, deze jaarwedde van den Commissaris van politie met ƒ200.te verhoogen. Ik heb er reeds met mijn mederaadsleden van verschillende richting over gesproken en vermoed, dat het wel zal worden aangenomen. De Voorzitter. De heer Roem doet het volgende voorstel »Ondergeteekende stelt voor Burgemeester en Wethouders te machtigen, namens den Raad tot Gedeputeerde Staten het verzoek te richten, wel te willen bevorderen, dat de jaarwedde van den Commissaris van politie nader door de Koningin worde vastgesteld op ƒ3700. Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Sijtsma. M. d. V. Op grond van dezelfde overwegingen, die ik zoo straks genoemd heb bij het salaris van den gemeente ontvanger, zal ik ook tegen deze verhooging stemmen. Er is op het oogenblik geen reden, dit salaris van ƒ3500.te verhoogen. Wij hebben er een jaar vroeger lang en breed over gesproken en het vergeleken met de salarissen zijner ambtgenooten in andere groote gemeenten en mede op grond daarvan de verhooging afgestemd. Ik sta nog op dit standpunt en ik zou u dus willen verzoeken, dit voorstel in stemming te brengen. Het voorstel van den heer Roem wordt in stemming gebracht en aangenomen, met 22 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heeren: de Boer, Pera, Hoogenboom, Vergouwen, Briët, Heeres, Timp, Bosch, P. J. Mulder, Driessen, van Hoeken, van Gruting, van Tol, Roem, Korevaar, Bots, Reimeiinger, Zwiers, van der Lip, Carpentier Alting, Corts en van Hamel. Tegen stemmen de heeren: van der Eist, Botermans en Sijtsma. Volgn. 100, in dezen zin gewijzigd, wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgn. 101 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 102, luidende: y>Kleeding en uit rusting der politiedienaars en veldwachters f 8860. De heer Pera. M. d. V. Ik wil alleen even opmerken, dat ook een adres is ingekomen van de Vereeniging van Politieagenten met het oog op de wenschelijkheid van aan besteding. In dat adres wordt in het bijzonder verwezen naar het adres van de Kamer van Arbeid. Alleen merkt men op, dat onder de aanbesteding ook begrepen moeten worden de schoenen. Mag ik even meedeelen, dat de Kamer van Arbeid bedoeld heeft, al de dingen, die voor de politie moeten wor den aangeschaft, publiek aan te besteden, behalve de benoo- digdheden, waarvoor vrijheid kan gelaten worden aan de agenten om die zelf te koopen waar zij zulks het beste vinden. De Voorzitter. Ik zou zeggen, dat deze quaestie op het moment eigenlijk wel eenigszins buiten de orde is. U bedoelt thans het adres van de Kamer van Arbeid? Ik moet eerlijk zeggen, dat het mij heel moeilijk valt dat adres te begrijpen. Staat er nu in, dat het goed aanbesteed moet worden of dat de politieagenten het zelf moeten koopen? De heer Pera. Er slaat allebei in, M. d. V., doch de Kamer heeft zich niet veroorloofd een bepaalde regeling of indeeling voor te stellen. Zij meende dit aan den Burgemeester of aan het Dagelijksch Bestuur te moeten overlaten. De Voorzitter. Ik geloof, dat dit onderwerp thans eenigs zins buiten de orde is. Deze zaak zal overwogen worden, wanneer die adressen in behandeling komen. De heer Pera. Jawel, M. d. V., maar de reden, waarom ik de opmerking maakte, is, om even uit te spreken, dat in het verzoek van de Kamer ook begrepen zijn de schoenen, gelijk dit blijkbaar, volgens het later ingekomen adres, ook door de politie-agenten gewenscht wordt. De Voorzitter. Dan dank ik u voor die mededeeling. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 102 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De volgnrs. 103 en 104 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 105, luidende: „Overigeuitgaven der politieiiOO.— De heer Botermans. M. d. V. Het spijt mij, dat Burge meester en Wethouders negen rijwielen voor de politie vol doende achten. Maar het is mij heel goed bekend, dat in sommige nieuwe straten de politie nooit komt. Ik kan u de straten opnoemen: de Stadhouderslaan, Leuvenstraat, Magda- lena-Moonstraat, Staal wijkstraat enz. Er loopt wel een politie agent in de Heerenstraat, hij loopt van de spoorbaan tot de Koepoortsbrug, maar in de zijstraten komt hij niet. Het is bepaald wenschelijk, dat er meerder politietoezicht komt. De Voorzitter. Het zou eigenlijk beter geweestzijn,indienu mij hetgeen u daar gezegd heeft, schriftelijk of mondeling had mede gedeeld; dan had ik dat ter kermis van de politie kunnen brengen. Uwe klacht, dat sommigë eigendommen niet goed bewaakt worden, is onafhankelijk van bet aantal rijwielen; zij geldt eigenlijk meer het personeel der politie zelf. Men moet deze quaestie beschouwen in verband met het aantal agenten, die beschikbaar zijn om op rijwielen te zitten, in verband dus met de grootte van ons politiecorps. En dan zijn de politie autoriteiten van meening, dat de politie er niets aan zou hebben, al zouden wij thans ook besluiten nog meer rijwielen aan te schallen, omdat er nu eenmaal niemand meer be schikbaar is om er op te rijden. Wanneer men het politie corps ging uitbreiden, dan zou men ook een paar rijwiel-agenten erbij kunnen nemen, maar dan kost het ook de agenten meer! Ik vind evenwel, dat wij de zuinigheid in acht moeten nemen, en daarom kan ik voorshands medegaan met de ad viezen, die ik gekregen heb, om het bij negen rijwielen te laten. De surveillance zou beter zijn, wanneer er meer agenten waren, dat spreek ik niet tegen. Maar wij zijn ook ten opzichte van de politie gebonden aan de gelden, die wij hebben, en als er geen agenten beschikbaar zijn, hebben wij ook niets aan rijwielen. Daarom alleen is dit aldus door Burgemeester en Wethouders voorgesteld. Ik zal gaarne uw wenk ter harte nemen. Maar u zult mij niet kwalijk nemen, dat ik niet alles onthouden kanherinnert u er mij dus schriftelijk eens aan; dan zal ik met pleizier aan de politie opdragen, zooveel mogelijk tegen de door u geconstateerde feiten te waken. De heer Roem. M. d. V. Ik heb mijn tijd laten voorbijgaan, doch zou toch gaarne nog iets over de politie willen zeggen en wel speciaal over den politiehond. Het spijt mij, dat Burgemeester en Wethouders niet gunstig oordeelen, zo'oals blijkt uit hun antwoord op hetgeen daaromtrent in de sectie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 8