DONDERDAG 26 OCTOBER 1911.
459
eerie nieuwe lijn aan te leggen en te exploiteerende tarieven
en condities zijn daarvoor vastgelegd in deconcessie-voorwaarden.
Dus zooveel voorbereiding is daarvoor niet noodig. Maar Bur
gemeester en Wethouders zijn diligent.
Wat eene nieuwe lijn betreft naar den nieuwen boulevard
de heer Reimeringer bedoelt misschien het gedeelte bij den
Lleerenweg dat is toekomstmuziek, want er staat nog geen huis
en het ophoogingszand is nog niet eens aangevoerd Daar nu al aan
te beginnen, zoude een dure geschiedenis voor de gemeente wor
den, want de daarop betrekkelijke bepalingen, die vastgelegd zijn
in de concessievoorwaarden, bevatten eigenlijk een zekeren waar
borg van de zijde der gemeente voor de opbrengst van de
nieuwe lijnen, die men de maatschappij gelast ie exploiteeren.
Zoolang er slechts weinig huizen staan en er eigenlijk geen
bewoners zijn, is het niet in het belang van de gemeente
Leiden, daar eene lijn te leggen. Maar Burgemeester en Wet
houders zijn diligent op dit punt en zullen te gelegener tijd
met voorstellen komen.
De heer Bosch. M. d. V. Er heeft mij in de redeneering
van den heer Sijtsma betreffende de verlaging van den
prijs van het muntgas, iets getroffen, dat ik meen, dat niet
onweersproken mag blijven. De heer Sijtsma heeft gezegd,
dat wij de opbrengst van de gasfabriek mochten gelijkstellen
met een zekere belasting. Ik meen, dat, indien dat het geval
was, wij dan den gasprijs zouden moeten verlagen tot onge
veer den werkelijken kostenden prijs. Maar ik ben juist in
tegendeel van overtuiging, dat het niet eene belasting is.
Eene belasting wordt ons opgelegd en die moeten wij in elk
geval bijdragen, terwijl wij in het gebruik van gas altijd nog
vrij zijn. Wij kunnen ook nog electriciteit gebruiken en als
wij willen, kunnen we ook nog petroleum gebruiken; wan
neer we willen, kunnen we het zonder iets van dat alles
doen, door vroeg naar bed te gaan en geen licht te ontste
ken. Wij zijn volkomen vrij en kunnen dus niet zeggen, dat
de kosten van het gas eene belasting is. De gasprijs is vast
gesteld, om te dienen tot dekking van de kosten, die gemaakt
worden, om den menschen, die dat betalen, licht te verschaf
fen. En nu mag die prijs ook wanneer het bedrijf wordt
uitgeoefend door de gemeente vastgesteld worden volgens
een zekeren, daarvoor bestaanden marktprijs. En wanneer
we dan in aanmerking nemen, dat Leiden werkelijk goed
koop is met zijn gas, dan zie ik niet in, dat uit dien hoofde
de noodzakelijkheid zou bestaan, om den gasprijs te verla
gen. Dat zou alleen het geval zijn, wanneer de prijs te Leiden
buitengewoon hoog was en wanneer de omstandigheden toe
lieten, dat hij verlaagd werd. Maar nu dat niet het geval
is en ik blijf ontkennen, dat het onder de belastingen
mag worden gerangschikt is er geen enkele reden, om
nog lager te gaan met den gasprijs dan we nu reeds zijn,
Het zou nog iets anders zijn, wanneer hier ook bereidwillig
heid werd gevonden in het opbrengen van andere belastingen,
wanneer we naast de inkomstenbelasting andere belastingen
mochten invoeren, zooals er indertijd zijn voorgesteld, die
nu niet nader behoeven te worden aangeduid. Maar zoolang
hier in de gemeente bepaald tegenstand tegen het invoeren
van nieuwe belastingen bestaat en de Raad ook niet genegen
blijkt, die belastingen in te voeren, gaat het toch niet aan,
om winsten, uit een economisch bedrijf genoten, te verklei
nen vooral waar we hier met het gas niet boven den
marktprijs, maar er zelfs beneden zijn waardoor de
inkomstenbelasting zou worden verhoogd.
Uit dien hoofde, M. d. V., zal ik ook omdat de heer
Sijtsma van een onjuiste praemisse is uitgegaan stemmen
tegen de motie.
De heer Sijtsma. M. d. V. Als ik begin met den heer
Korevaar even in het kort te antwoorden, wil ik dat niet
doen, dan alvorens mijne blijdschap erover te hebben uit
gesproken, dat de heer Korevaar, na zijne ongesteldheid, weer
in ons midden is niet alleen, maar weer zoo aan de zaken
kan deelnemen, dat ik werkelijk dankbaar moet zijn voor
het antwoord, dat hij heeft gegeven.
Maar dat sluit nog niet in, dat ik het volkomen met hem
eens ben. Wanneer de heer Korevaar zegt, dat ik oorzakelijk
verband heb gebracht tussschen het voorstel, dat de Commis
sarissen zullen doen inzake de reductie van den gasprijs voor
groote verbruikers en dit door mij voorgesteld idee, dan ver
gist hij zich. Ik heb het alleen genoemd, omdat Commissarissen
nu toch komen met een voorstellaten wij hen nu uitnoodigen
ook met het andere te komen. Inderdaad heb ik zelf gevraagd:
Is er geen middel, om die groote verbruikers tegemoet te
komen? En dat middel is nu gevonden. Maar dat wil nog
niet zeggenomdat men het eene doet, moet men het andere
ook doen; dat erken ik volkomen, maar dat heb ik ook niet
beweerd. Ik heb alleen en dat heeft de heer Korevaar
heelemaal vergeten het voorstel gedaan op grond hiervan,
dat ik de opbrengst van het gas beschouw als eene indirecte
belasting. Nu wil de heer Bosch het geen indirecte belasting
noemen; maar wanneer wij die f 139.000.— in 1912 niet
ontvingen, dan zouden we in een anderen vorm dat geld
inoefen zien te krijgen en dan zou het niet anders gaan dan
door verhooging van den hoofdelijken omslag, dus het komt
daar in elk geval op neer. Nu is mijne vraag: Mogen wij
menschen, als de houders van muntgasmeters over het algemeen
zijn, kleine lui, sommigen zoo arm, dat zij niet in aanmerking
komen voor eenige belastingbetaling, mogen wij die nu een
evenredig deel laten betalen? Ik zeg van neen! De heer Bosch
zegt van wel. Diens standpunt is: Als ze het niet kunnen
betalen, laten ze het dan niet gebruiken en in het duister
zitten. Foei, mijnheer Bosch! Dan zouden wij die menschen
tot duisterlingen maken, in letterlijken zin, en dat wilt ge toch
ook niet? De heer Bosch noemde dat geen belasting, omdat ieder
vrij was het te gebruiken of niet te gebruiken, maar toen
straks die publieke-vermakelijkheidsbelasting zaliger ge
dachtenis aan de orde was, hebben wij dat ook eene be
lasting genoemd. Daaraan behoefden wij ook niet te betalen,
wanneer wij thuis wilden blijven van schouwburg of bioscoop.
Dus de heer Bosch vergist zich, wanneer hij op dien grond
aanneemt, dat het feitelijk geene indirecte belasting is. Dit
was en blijft mijn hoofdargument: er wordt eene goede winst
verkregen van de gasfabriekmoeten wij daartoe van de arme
menschen een evenredig deel opeischen?
Het zou eene gift worden, zegt de heer Korevaar. Maar dat
is niet zoo, want de gemeente legt er niet op toe. De gemeente ont
vangt 20 a 30% winst van het gas, dat ze levert. En nu
zal zij. door de armste menschen een hal ven cent of een
cent minder te doen betalen, op het hun geleverde gas alleen
w-at minder winst maken. Dat is betrekkelijk een vorm van
degressiemen laat die menschen iets minder betalen, omdat
men zegt: ze zijn zoo kapitaalkrachtig niet, en ik vind, dat
de billijkheid ons daartoe moet brengen. Wanneer de ver
houding tusschen gemeente en gasfabriek niet deugt, wan
neer de laatste recognitie betaalt voor de buizen, in den
grond gelegddan komt het geld op eene andere manier
in de gemeentekas, maar we krijgen het toch uit de
exploitatie van de gasfabriek, in welken vorm dan ook. De
arme menschen gebruiken het gas ook, ergo die betalen een
evenredig deel. En uit moreele overwegingen mogen wij dat
niet toelaten. Ik dank u.
De heer Reimeringer. M. d. V. Ik dank den heer Korevaar
voor zijn mededeeling, dat Burgemeester en Wethoudeis
diligent zullen zijn inzake de tram, maar ik wil er toch nog
wel even am toevoegen, dat ik ook de menschen ten goede
wil komen, die in de huizen wonen, die er al zijnaan den
Witten Singel, op Vreewijk en langs den Vliet. Die menschen
hebben ook behoefte aan een goede verbinding, zooals ook al
is gebleken uit het ingekomen stuk betreffende die brug. Dan
ook de huizen aan den Boulevard.
De heer van der Elst. M. d. V. Ik heb ook in de sectie
deze vraag gesteld, om Burgemeester en Wethouders in de
gelegenheid te stellen, op die vraag een uitvoerig antwoord
te geven, en ik moet eerlijk zeggen, dat ik mij met het ant
woord van Burgemeester en Wethouders en van den heer
Korevaar wel kan vereenigen. Waar de gemeente geen winst
maakt, is het ook wel billijk, dat men ook deii prijs betaalt. Meent
men, dat de gasfabriek te veel winst maakt, dan zou er iets
voor te zeggen zijn, den algemeenen gasprijs te verlagen,
maar men vergete niet, dat de algemeene gasprijs hier al zeer
laag is en hier die verlaging dus van minder dringend belang
is. In andere gemeenten, waar de gasprijs 7 of 8 cent bedraagt,
dringt men met meer recht aan op verlaging van den munt-
gasprijs; dat is zeer wel te begrijpen. Ik kan dus niet meegaan
met de motie van den heer Sijtsma.
De heer Pera. M. d. V. Voor de vergadering is door den
heer Sijtsma met een enkel woord over deze zaak met mij
gesproken, en ik moet bekennen, dat, wanneer er een voorstel
komt, om de minvermogenden van de burgerij eenigszins te
ontlasten, dat voor mij altijd iets aantrekkelijks heeft, waarom
ik er, zoo mogelijk, gaarne toe medewerk. Na hetgeen evenwel
in deze kwestie gesproken is, geef ik den heer Sijtsma toch
in overweging, zijn motie in ie trekken. Hij heeft gehoord,
dat bij den tegenwoordigen prijs van het muntgas als het ware
al een toelage wordt gegeven, omdat de meerdere kosten hooger
zijn dan een cent. Wanneer de gemeente eenmaal een bedrijf
exploiteert, dan mag zij daarvan ook een zekere winst trekken,
evenals ieder bedrijf in gezonden toestand eeri zekere winst
oplevert. De gemeente heeft daar recht op. Zooeven is nog
zeer juist door den heer van der Eist, en ook door anderen
opgemerkt, dat de gasprijs in Leiden al zeer laag is, zoodat
men hier onder gunstige voorwaarden gas kan bekomen; dat
moet bierbij toch ook in aanmerking worden genomen. Dat
deze voorwaarden gunstig zijn, blijkt ook wel uit het menig
vuldig gebruik, dat van het gas wordt gemaakt. Ik kan mijn
stem derhalve niet geven aan de motie van den heer Sijtsma,
maar ga geheel mee met Burgemeester en Wethouders.
De heer Bosch. M. d. V. De heer Sijtsma heeft beredeneerd,