166 DONDERDAG 2G OCTOBER 1911. Korenbeurs en zien de vlaggen wapperen van openbare ge bouwen en in den laatsten tijd een bioscoopvoorstelling, maar anders niets. Nu dacht ik, dat dat voor 1250.welgedaan kon worden, en daarom begrijp ik deze verhooging niet. De Voorzitter. Het spijt mij, dat u die vraag niet gedaan heeft in uwe afdeeling. Ik weet dat ook niet precies uit mijn hoofd. Maar als ik het wel heb, dan is f 100.bestemd voor de feestviering op den 3den October; verder heeft men nog het kinderfeest: ook is er eene verlichting, en op Koninginne- verjaardag hebben wij eene bioscoop-voorstelling en allerlei feestelijkheden. En dan is er sinds kort bijgekomen de ver jaardag van Prinses Juliana. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 172 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Aan de orde is volgn. 173, waarvan litt. a luidt: Subsidie aan Schouwburgen1500. De heer Pera. M. d V. Ik vraag stemming over volgn. 173a: subsidie aan schouwburgen 1500.—. Volgn. 173, litt. a, wordt in stemming gebracht en aange nomen met 15 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen de heeren: de Boer, Hoogenboom, Heeres, van der Eist, van Gruting, Roem, Korevaar, Botermans, Reimeringer, Zwiers, Sijtsma, van der Lip, Carpentier Alting, Corts en van Hamel. Tegen stemmen de heerenPera, Vergouwen, Briët, Timp, Bosch, P. J. Mulder, Driessen, van Hoeken, van Tol en Bots. Het geheele volgn. 173 wordt daarop zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. De volgnrs. 174 tot en met 183 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 184, luidende: Onderstand aan behoeftigen f 6700. De heer Heeres. M. d. V., Ik heb de toelichting met groote belangstelling gelezen en vooral de tweede alinea, waarin wordt gezegd: »Of het wenschelijk is, in den bestaanden toestand verandering te brengen, kan o. i. het best overwogen worden na de totstandkoming van het bij de Tweede Kamer aanhangige ontwerp-Armenwet." Nu geloof ik, dat er heel wat water door den Rijn zal loopen, voordat dat ontwerp tot stand zal zijn gekomen, maar toch heb ik die opmerking met groote belangstelling gelezen, omdat daaruit blijkt, dat Bur gemeester en Wethouders van meening zijn, dat de tegen woordige toestand wel verbetering noodig maakt. Ik wil ech ter voorloopig op dat punt niet verder ingaan. Ik zou verder nog een inlichting willen vragen. Burge meester en Wethouders zeggen: «Bij het toekennen van on dersteuning wordt rekening gehouden met hetgeen door kerkelijke en bijzondere instellingen van liefdadigheid wordt bijgedragen." Nu zou ik deze vraag willen stellen, of er eenige overeenkomst bestaat ten opzichte van de armenbedeeling tusschen eenige kerkelijke autoriteit en de Gemeente. De Voorzitter. Ik kan die vraag ontkennend beantwoorden. Er bestaat geen dergelijke overeenkomst, maar in ieder speciaal geval wordt geïnformeerd bij en in overleg getreden met de ker kelijke of bijzondere instellingen van liefdadigheid. In ieder bijzonder geval worden inlichtingen ingewonnen. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 184 zonder hoof delijke stemming aangenomen. De volgnrs. 185 en 186 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is volgn. 187, luidende: Subsidie aan werk huizen en dergelijke armeninrichtingen f 4500. De Voorzitter. Hierbij komt tevens in behandeling de begroo ting van de Stedelijke Werkinrichting. Deze begroeting wordt zonder beraadslaging en zonder hoof delijke stemming goedgekeurd. Volgn 187 wordt daarop eveneens zonder beraadslagingen zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 188 toten metl91 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is volgn. 192, luidende: »Kosten der Kamer van Koophandel en Fabriekenf 650. De Voorzitter Hierbij komt tevens in behandeling de begroo ting van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging en zonder hoof delijke stemming goedgekeurd. Volgn. 192 wordt daarop eveneens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 193 tot en met 207, volgn. 208, verhoogd met 324.—, en de volgnrs. 209 tot en met 214 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over den als art. 5 op de concept-begrooting voorkomenden post na volgn. 214, luidende: ^Subsidie aan de Vereeniging Centraal Bureau voor Sociale Adviezennihil." De heer van der Elst. M. d. V. Ik heb hier een voorstel, om dien post van 100.weer in eere te herstellen. Het is de subsidie aan de vereeniging «Centraal Bureau voor Sociale Adviezen". De Voorzitter. Ik ontvang het volgende voorstel van den heer van der Eist: «Ondergeteekende stelt voor, evenals vroeger, ƒ100.op dezen post uit te trekken." U wilt dus voorstellen de invoeging van een nieuw volg nummer 214bis, van ƒ100.op de plaats waar nu «nihil" staat. Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van der Elst. M. d. V. Het is gebleken, dat de inkomsten van dat bureau steeds achteruit gaan en dat het met de grootste moeite de bibliotheek, die het heeft, op peil kan houden. Het is een betrekkelijk gering bedrag, wat wij tot nog toe gegeven hebben. Mij dunkt, het is toch in het algemeen belang en we kunnen dien post niet schrappen. Als alle gemeentebesturen dat doen, is de geheele vereeniging voorgoed ten doode opgeschreven. Ik vind, dat wij niet het slechte voorbeeld moeten geven aan andere gemeenten. De Voorzitter. Ik vind, dat uwe principes op dit punt niet geheel aannemelijk zijn. U zegt: het bureau werkt in het algemeen belang en daarom zou ik die instelling willen steunen. Maar wij zijn hier bezig het gemeentebelang te be hartigen en niet het algemeen belang of dat der vereeniging. Onze gemeente moet er voldoende belang bij hebben, wanneer wij die vereeniging met ƒ100.zullen steunen. Nu meen ik al eenige keeren gehoord te hebben, dat wij van de vereeniging geen nut trekken en daarom lijkt het Burgemeester en Wet houders niet de moeite waard, haar te steunen met een bedrag van ƒ100.—. De vereeniging kan wel nuttig zijn, maar de quaestie is voor ons toch alleen deze: is het in het belang van de gemeente er ƒ100.voor op te offeren? Dit nu meenden wij niet, hoewel hierover verschil van meening kan bestaan. i Er kunnen wel heel belangrijke instellingen in Nederland bestaan, die daarom nog niet in het belang van de gemeente Leiden zijm Wanneer men als particulier belang in de ver eeniging stelt, dan is het alleszins begrijpelijk, dat men er lid van wordt of haar op andere wijze begunstigt, maar wanneer het voor de gemeente niet van belang is, dan moeten wij dat bedrag niet langer geven. De Vereeniging van Neder- landsche Gemeenten, waartoe ook Leiden in beginsel is toe getreden, is juist opgericht met het doel, om te helpen met iets, dat wij absoluut noodig hebben en niet kunnen krij gen. Dat is dus wel ons gemeentebelang. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil even opmerken, dat in 1903 Burgemeester en Wethouders er heel anders over dachten. Toen hebben zij gunstig geadviseerd. Ik wil ook eens aanstippen, hoe men er elders over denkt. Het Rijk geeft ƒ3500.Amsterdam ƒ500.Arnhem 100.en andere gemeenten ook. En nu is het voor ons niet altijd de vraag: profiteert de gemeente ervan als gemeente? want dan zou men bijv. de Vereeniging ter opleiding van Instrumentmakers ook niet behoeven te subsidieeren, maar de gemeente kan er toch van profiteeren. Wij hebben in Leiden zelfs tweemaal rapport gevraagd en gekregen. In de Leeskamer hebben wij er kennis van kunnen nemen en gezien, dat het heel goed was. Maar ook particulieren hier ter stede kunnen, b. v. bij de oprichting van coöperatieve en andere vereenigingen, waar aan heel wat vastzit en waaromtrent de menschen misschien geen inlichtingen kunnen krijgen van vertrouwde lichamen, er terecht. Zoo kunnen we door een kleine gift want 100. is niet veel ertoe bijdragen, dat een lichaam in stand blijft, waarvan niet alleen de gemeente, maar ook particulieren profiteeren. Waar het geldt eene zaak, afgescheiden van elke partij, waar tegenwoordig zooveel gedaan wordt op het gebied van arbeidsbeweging, enz., waar het zeer goed is, dat men goede adviezen krijgt van een lichaam, dat men kan vertrouwen, daar ligt het, dunkt mij, allerminst op onzen weg, de subsidie, die wij eenmaal gegeven hebben, nu weer in te trekken. M. d. V., toen ik straks over die 200.—voor den militieraad sprak, zei u: dat is eene beleefdheid, dat hebben we altijd gedaan Maar dit is nu geen beleefdheid, maar een zaak van groot belang. Daarom zou ik, met den heer van der Elst, willen voorstellen dien post te handhaven. De Voorzitter. U begrijpt, wanneer wij ruim in onze financiën zatendan zouden wij met pleizier dit sub-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 12