DONDERDAG 21 SEPTEMBER 1911.
135
buitengewone ontvangsten en uitgaven over het jaar 1910 op
de begrooting voor 1911.
(Zie log. St No. 231).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XIV. Voorstel tot verhooging van volgn. 148 der begrooting,
dienst 1911, ten behoeve van de meerdere kosten van aan
schaffing van leermiddelen en schoolbehoeften voor de
school in de Medusastraat en voor die in de Heerenstraat.
(Zie lng. St. No 232).
Wordt zander beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XV. Verzoek van A. Boekkooi ter bekoming in eigendom van
een gedeelte van de Barneveldsleeg.
(Zie lng. St. No. 236).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
conform het praeadvies besloten.
XVI. Voorstel tot aankoop van het gymnastieklokaal aan
de Pieterskerkgracht No. 7, met bijbehoorende woning en
speelterreinen vaststelling van den desbetrellenden begrootings-
staat.
(Zie lng. St. Nrs. 213 en 221).
De heer Botermans. Het geheel heeft op mij een zeer gun-
stigen indruk gemaakt, vooreerst wat den bouw betreft, ten
tweede, wat. de ligging betreft, en ten derde wegens de groote
ruimte, en daarom ben ik er sterk voor, den aankoop toe te
staan.
De Voorzitter. Alleen wensch ik de conclusie van het
praeadvies door eene toevoeging in zooverre te wijzigen, dat
zij luidt:
«stellen wij uwe Vergadering mitsdien voor, te besluiten
tot den aankoop van het gymnastieklokaal aan de Pieters
kerkgracht No. 7, met bijbehoorende leeraarswoning en speel
terrein, benevens de aanwezige gymnastiektoestellen, voorzoover
deze aan de huidige eigenaren toebehooren."
Kunnen de heeren zich daarbij aansluiten?
Het aldus gewijzigde voorstel wordt zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XVII. Verordening, regelende de heffing van eene belasting
op tooneelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden
in de gemeente Leiden, en
XVIII. Verordening, regelende de invordering van de be
lasting op tooneelvertooningen en andere openbare vermake
lijkheden in de gemeente Leiden.
(Zie voor beide lng. St. Nrs. 94 en 125).
De Voorzitter. Mijne Heeren 1 Ik heb een brief ontvangen
van den heer Aalberse, waarin deze mij mededeelt, dat hij
deze vergadering niet kan bijwonen, omdat hij, als vertegen
woordiger van de Nederlandsche Regeering in de jaarverga
dering van het Internationaal Middenstands-Instituut te
Brussel, het Internationaal Middenstandscongres te München
moet bijwonen. Dit spijt mij te meer" (aldus schrijft
mr. Aalberse), «wijl de verordening op 'de publieke vermake
lijkheden weer op de agenda staat en noch Dr. Meuleman
noch ik aanwezig zullen kunnen zijn, terwijl ik ook niet in
staat zal zijn te repliceeren op hetgeen in antwoord op mijne
in eersten termijn gehouden rede mocht worden gezegd. Zou
misschien eenig uitstel mogelijk zijn?"
Ik heb dezen brief eergisterenavond laat ontvangen, dus
ik had niet eerder dan gisterenavond de leden daarvan in
kennis kunnen stellen. Nu zou ik willen vragen, of de Raad
het gewenscht vindt, de behandeling van de punten XVII en
XVIII der agenda aan te houden tot de volgende vergadering,
in welke dan natuurlijk de behandeling in elk geval zal
doorgaan, wie ook afwezig moge zijn. Het spijt mij zeer, dat
dit voorstel zoo laat komt, want verschillende heeren zullen
zich hebben geprepareerd en het uitstel veroorzaakt hun
natuurlijk last. Echter is de heer Aalberse degene, die een
ingrijpend amendement heeft ingediend, en Burgemeester en
Wethouders wenschen daarom voor te stellen, de behandeling
van deze zaak aan te houden tot de volgende vergadering.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
wordt conform het voorstel van den Voorzitter besloten.
De Voorzitter. Heeft thans misschien een der leden nog
iets in het belang der gemeente in het midden te brengen
De heer Vergouwen. M. d. V. Bij de overdracht van het
rectoraat door Prof. Blok Maandag j. 1. heeft deze ondermeer
een woord gewijd aan de universitaire instellingen hier ter
stede. Wij lezen daarvan in de N. R. C. o. a. het volgende:
«Tot de universitaire instellingen overgaande, consta-
«teerde sprekerdat het veel-besproken Ethnografisch
«Museum nog altijd wacht op een waardige huisvesting".
En verder
«Erger is 't nog met het ziekenhuis gesteldcollegezalen,
«laboratoria, huisvesting, afwering van brandgevaar, alles
«schiet te kort. Intusschen is de Regeering van den onhoud-
«baren toestand overtuigdzelfs, naar het schijntde Staten-
«Generaal, en het zou al heel erg zijn, wanneer Leiden het
«slachtoffer het geldt immers een levensbelang zou
«moeten worden van politiek geharrewar en krenterigheid
«spreker weigert dit te gelooven.
«De verzuchting moet Prof. Blok van het hart, dat Leiden
«ten aanzien der universitaire instellingen bij de andere
«Rijkshoogescholen ten achter staat, al nemen de hoog-
«leeraren door talent en toewijding veel van de nadeelen weg.
«Wat moeten buitenlanders niet zeggen of lieverdenken
«van de omgeving, waarin een Kamerlingh Onnes, een
«Lorentz, Schreinemakers en Kuenen arbeiden! Hoeveel
«meer zouden zij niet kunnen bereiken voor hun leerlingen,
«indien betere middelen hun ten dienste stonden 1"
lk kan niet ontkennen, M. d. V., dat deze woorden mij
pijnlijk aandeden en daarvan vooral de mededeeling, dat de
Leidsche Universiteit bij de andere Rijkshoogescholen ten
achter staat. En zeker is het te wenschen, dat de rede van
Prof. Blok, speciaal wat het aangehaalde gedeelte betreft,
doordringt tot de ooren der Landsregeering en haar tot daden
prikkelt, die het welzijn onzer Universiteit bevorderlijk zijn.
Nu zou ik deze materie hier niet ter sprake gebracht heb
ben, ware er alleen een landsbelang of een wetenschappelijk
belang bij betrokken, maar het wel en wee onzer gemeente
is zeer nauw aan dat der Academie verbonden.
Onze gemeente heeft er beslist belang bij, dat het haar
Hoogeschool wel gaat. Het kan haar niet onverschillig zijn,
of de groote mannen, die zij onder haar burgeren mag tellen,
hier inrichtingen tot hunne beschikking hebben, waar zij
kunnen werken, kunnen vorschen, kunnen ontdekken. Zij
toch zijn het, die den naam van Leiden over de geheele
wereld dragen. Hun naam trekt de jongelingen naar onze
Sleutelstad, waardoor de welvaart wordt verhoogd. Nu zal
wel elke Universiteit een boek vol weuschen hebben, maar,
M. d. V., ons werd in de genoemde rede medegedeeld, dat
Leiden bij de andere Rijkshoogescholen ten achter staat. En
de vraag rees daaróm bij mi) op. of de moeder der Neder
landsche hoogescholen geen historisch recht kan laten gelden
op voldoende verzorging, zelfs op betere verzorging dan baar
kinderen. En een andere vraag rees op, of de gemeente
Leiden, waarvan men eenigermate kan zeggen, dat zij haar
Hoogeschool verworven heeft, dit historisch recht niet bij de
Hooge Regeering kan laten gelden.
Ik wensch aan deze vraag voor het publiek een uiting te
geven, M. d. V., door u de vraag te stellen, of ons gemeentebe
stuur geen pogingen bij de Regeering zou kunnen aanwenden
om den achterstand aan universitaire instellingen te doen
inhalen. Het zou daarbij steun kunnen ontleenen aan de
historie, die althans op dit punt bij ons volk bekend is.
Zeker zou het daarbij de krachtige hulp ondervinden van
onzen geachten afgevaardigde voor de gemeente Leiden, terwijl
ons medelid Mr. Aalberse ons stadsbestuur ongetwijfeld hierin
met al zijn kracht ter zijde zal staan.
Ik ben ervan overtuigd, M. d. V., dat een dergelijk pogen
bij onze burgerij hartelijk instemming zal vinden, want wèl
ziet zij in onze Academie een nationale instelling, als Prof.
Blok haar noemde, maar de Leidsche burgerij noemt de
Academie het liefst «onze Academie"en mede te werken
aan haar bloei is niet alleen haar belang, maar ook haar eere.
De Voorzitter. Mijne Heeren! Het deed mij genoegen,
deze enthusiaste woorden van den heer Vergouwen te mogen
hooren. lk hoop, dat een ieder, die onze Universiteit lief
heeft, zal medewerken, om haar bloei te bevorderen en bij
de Regeering zal trachten zulks te doen, voorzoover het in
zijn macht ligt.
Ik geloof, dat ik namens Burgemeester en Wethouders
spreek, wanneer ik zeg, dat wij deze woorden ernstig zullen
overwegen. Het is natuurlijk moeilijk, wanneer aan een ge
voelen zoo spontaan uiting wordt gegeven, daaromtrent dadelijk
eene beslissing te nemen. Wij zullen echter werkelijk ernstig
overwegen, of het op den weg kan liggen van het Gemeente
bestuur van Leiden, om in dezen de belangen van de Universiteit,
en dus indirect van de stad, te bevorderen.
De heer Roem. M. d. V. lk wilde den Raad voorstellen, de
deuren te sluiten en mij aan te hooren, of er termen aanwezig
zijn om een geheime vergadering te houden.
De Voorzitter doet naar aanleiding van dit verzoek de
deuren sleuten
Na heropening van de openbare vergadering wordt deze,
daar niemand meer het woord verlangt, gesloten.