110
DONDERDAG
27 JULI 1911.
8°. Beschikking van Gedep. Staten op het bezwaarschrift
van G. J. Rutgers tegen zijn aanslag in de plaatselijke directe
belasting, dienst 1910.
Worden alle voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van C. L. Udo de Haes in zake de heffing van
progressief schoolgeld aan de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes.
De Voorzitter. Dit verzoekschrift is te laat ingekomen, om
het nog in de vorige vergadering te kunnen behandelen. Het
heeft ons wel reeds op 3 Juli j.l. bereikt, doch het was onge
zegeld daar het gericht was tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders, vond ik het echter billijk, dat het
ter kennis van den Raad zou komen. Daarom heb ik den heer
Udo de Haes schriftelijk gevraagd, of hij zijn verzoekschrift
nogmaals op zegel wilde indienen. Verder heb ik er toen niets
meer van gehoord tot den dag na de vorige Raadsvergadering:
toen heeft de heer Udo de Haes zijn verzoek ten tweeden male
ongezegeld ingediend, met een begeleidend briefje ten antwoord,
dat zijn schrijven niet bedoeld was als verzoekschrift, maar
meer de strekking had, den Raad op een en ander opmerkzaam
te maken. De heer Udo de Haes vindt n.l., dat hij en meerderen,
die in zijn toestand verkeeren, te zwaar belast zullen worden,
wanneer het schoolgeld wordt verhoogd, en verzoekt ons rekening
te houden met de zware lasten, die reeds op groote gezinnen
drukken; met name verzoekt hij, grootere reductie te verleenen
op het schoolgeld voor meerdere kinderen uit één gezin, ten
einde hem en anderen in de gelegenheid te stellen, hun kin
deren van het onderwijs te doen genieten.
De heeren weten nu, hoe het komt, dat dit schrijven niet
eerder te hunner kennis is gebracht. Ik heb, zooals ik u zeide,
bij den inzender eene poging gedaan om mogelijk te maken,
dat dit verzoek behandeld werd, maar de heer Udo de Haes is
er zelf de oorzaak van, dat ik u thans moet voorstellen hetzelfde,
wat ik u anders reeds in de vorige vergadering zou voorgesteld
hebben, n.l. het schrijven als ongezegeld ter zijde te leggen.
Aldus wordt besloten.
2Ó. Advies van den Inspecteur der Gymnasia in zake de
toekenning van periodieke traktementsverhooging aan den
leeraar C. Kok.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten, in verband
met de toekenning van deze traktementsverhooging, den
pensioensgrondslag van den leeraar C. Kok te verhoogen
van 1430 op 1520.
3°. Verzoek van de Naaml. Vennootschap »Nationaal Grond
bezit", om eenige gedeelten van de Oranjestraat in eigendom
en onderhoud aan de gemeente te mogen overdragen.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
4°. Verzoek van de Commissie voor de in September te
te houden Landbouw-tentoonstelling om vergunning tot het
plaatsen van houten gebouwen en linnen tenten op het
tentoonstellingsterrein.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, Juli 1911.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De Commissie voor de in de maand September te houden
Landbouw-tentoonstelling op het Schuttersveld heeft bij deze de
eer UEdelAchtBare beleefdelijk toestemming te verzoeken voor
het maken van de, voor die tentoonstelling en daaraan ver
bonden feestelijkheden, noodige houten gebouwen en linnen
tenten en mitsdien te mogen afwijken van Artikel 18 der
verordening op het bouwen, waarbij is bepaald, dat zoodanig
werk de vergunning van den Gemeenteraad behoeft.
't welk doende enz.
Namens de Commissie
Fokker, Voorzitter.
Six, Secretaris.
De Voorzitter. Ik stel voor, deze zaak dadelijk te behan
delen, daar het voor het Tentoonstellings-comité van belang
is, spoedig te weten, of het op het feestterrein houten gebouwen
en linnen tenten mag laten bouwen.
Daar geen der leden bezwaar heeft tegen de onmiddellijke
behandeling van dit verzoek, wordt hiertoe besloten.
De Voorzitter. Er wordt in dit request gevraagd, te mogen
handelen in afwijking van art. 18 van de verordening op het
bouwen en sloopen. Nu staat in dit art. 18, dat houten gebou
wen of gebouwen, te vervaardigen uit licht brandbare stoffen,
niet mogen worden opgericht, tenzij met toestemming van den
Raad. Ik geloof dus, dat de bedoeling van het request is, te
vragen om toepassing van art. 18, omdat hier de toestemming
van den Raad wordt gevraagd. Burgemeester en Wethouders
stellen nu den Raad voor, om, wat het groote feestgebouw
betreft, vergunning te geven om dit op te trekken van hout. Wat
de tenten en kleinere houten gebouwtjes betreft, geloof ik
niet, dat het noodig is, daarvoor uitdrukkelijk toestemming
van den Raad te vragen; dit is nooit usance geweest en zou
veel te veel last veroorzaken. Die gebouwen en tenten mogen
de heeren zonder verlof van den Raad doen oprichten, even
als dit o a. het geval is geweest met de kleinere gebouwen
tijdens de lustrumfeesten.
De heer P. J. Mulder. M. d. V. Zijn er op Zondag feeste
lijkheden?
De Voorzitter. De tentoonstelling is op Zondag open.
De heer P. J. Mulder. I-k meen de kermis, die er op de
tentoonstelling gehouden wordt.
De Voorzitter. Feestelijkheden op Zondag vallen onder de
Zondagswet, zoodat er des Zondags geen feest of openbare
vermakelijkheid kan plaatshebben dan na des avonds 8 uur,
en dan alleen krachtens uitdrukkelijke vergunning van Burge
meester en Wethouders.
Hierop wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
5°. Rekeningen, dienst 1910, van de Stedelijke Lichtfabrieken,
de Gemeentelijke Bank van Leening en de Stedelijke Werk
inrichting.
6°. Suppletoire begrooting en staat van af-en overschrijving
op de begrooting, beide dienst 1910, van het H.-G.- of Arme
Wees- en Kinderhuis.
7°. Rekening, dienst 1910, van het H.-G.- of Arme Wees-
en Kinderhuis.
Worden gesteld in handen der Commissie van Financiën.
8°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe
belasting, dienst 1911.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
De Voorzitter. Thans moet ik u nog een voorstel doen
naar aanleiding van een dezen ochtend ingekomen rapport
van den Directeur der Gemeentewerken. Hedenmorgen heeft
plotseling eene verzakking plaatsgehad van een gedeelte wal-
muuraan de Beestenmarkt, langs de ligplaats van de »Carsjens"-
booten, die onmiddellijke voorziening eischt. Het herstellen van
dit gedeelte walmuur, ter lengte van ongeveer 30 M., zal eene
uitgave van ƒ2350 vorderen.
Heeft de vergadering er bezwaar tegen, deze zaak als spoed-
eischend terstond te behandelen
Daar geen der leden hiertegen bezwaar heeft, wordt aldus
besloten.
De Voorzitter. Dan stellen Burgemeester en Wethouders den
Raad voor, een bedrag van ƒ2350 te hunner beschikking te
stellen, om deze reparatie ten uitvoer te doen brengen, en
doen u tevens het voorstel, den betrekkelijken begrootings-
staat, model B, vast te stellen, waardoor het mogelijk wordt,
dat het vereischte bedrag van den post van onvoorziene uit
gaven wordt overgeschreven op den post voor kaaimuren,
walmuren, sluizen e. d.
Het is ons natuurlijk niet mogelijk geweest, na hedenmorgen
nog de Commissie van Financiën over de voorgestelde regeling
te raadplegen.
De heer Reimeringer. M. d. V. Namens de Commissie van
Financiën deel ik mede, dat er geen bezwaar bestaat tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter. Ik wil nog even mededeelen, dat er evenmin
tijd is geweest, de Commissie van Fabricage om advies te vragen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt hierop
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een lid der Commissie van Toezicht op het
Middelbaar Onderwijs.
(Zie Ing. St. No. 179).
De Voorzitter. Mag ik voor het doen van de thans volgende
benoemingen de heeren van der Lip, van der Eist, Corts en
Bosch verzoeken, het stembureau te willen uitmaken?
Wordt benoemd met algemeene (23) stemmen de heer Prof.
Dr. P. Zeeman Gzn.
II. Benoeming van eene leerares in de Hoogduitsche taai
en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. No. 187).
Wordt benoemd met 21 stemmen Mej. E. A. W. Broes van
Dort; Mej. J. G. Steensma verkreeg 2 stemmen.
III. Benoeming van eene leerares in het teekenen aan de