98
f 2200.benevens een toelage van f 100.— voor de admini
stratie van het kleedingfonds der havenrechercheurs en
brugwachters;
c. te besluiten, dat de sub b bedoelde periodieke verhoo
gingen slechts zullen worden toegekend bij behoorlijke plichts
betrachting en voldoende bekwaamheid; en
d. te bepalen, dat de tegenwoordige adjunct-markt- en
havenmeester, totdat hij 10 jaren als zoodanig in functie is
geweest, in het genot van zijn tegenwoordig salaris ad ƒ1000.
zal blijven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
Aan den Edel Achtbaren Raad der gemeente
Leiden.
Geven eerbiedig te kennen Joseph Karreman en Jacobus
Eikerboutbeiden brugwachters der gemeente Leiden res
pectievelijk Voorzitter en le Secretaris der Vereeniging van
brugwachters onder de zinspreuk «Verbetering zij ons Stre
ven", goedgekeurd bij Kon. Besluit van 1 Februari 1902
Stbl. 45, alhier, dat in bun algemeene ledenvergadering, ge
houden den 24en November 1910, is opgedragen, onder Uw
welwillende aandacht te brengen,
dat met dankbare erkenning voor de wijziging hunner salaris
regeling in 1907het hun nog zoo uiterst moeilijk is met
hunne gezinnen daarvan te leven
derhalve UEd. Achtbaren beleefd verzoeken aan de bestaande
periodieke verhoogingen, V3 van 25.— 'sjaars toe te voegen,
en deze onderscheidenlijk zoo voor de brugwachters der le kl.,
als voor die der 2e kl., inplaats van na 5 en 10 jaren dienst
als zoodanig, te willen stellen op 3, 6 en 9 jaren dienst in
de verschillende klassen doorgebracht;
ten tweede verzoeken zij UEd. Achtbaren in welwillende
overweging te nemen om bij eventueele pensionneering, even
als bij de agenten van politie, in de uitzonderingsbepaling
der pensioenverordening te worden opgenomenvan na 30
jaren dienst als brugwachter, onder het genot van van
hun pensioengrondslag te worden gepensionneerd
dat zij ter nadere omkleeding van het hierboven vermeld
adres Uwen Raad eerbiedig verzoekt, kennis te willen nemen
van de hierneveils gaande Memorie van Toelichting.
't Welk doende
Namens bovengenoemde Vereeniging
J. Karreman.
Voorzitter.
J. Elkerbout.
Secretaris.
Leiden, 24 November 1910.
No. 168. Leiden, 28 Juni 1911.
Zooals U bekend is, is de bezoldiging van de commiezen
le klasse ter gemeente-secretarie als volgt geregeldaanvangs-
wedde f 1400, met 2 verhoogingen, telkens na 3 jaar dienst
als zoodanig, van 100, tot een maximum van f 1600.
Het komt ons voor, dat deze regeling in dien zin behoort
gewijzigd te worden, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten
den commiezen le klasse na 9 jaar dienst als zoodanig nog
een derde verhooging van f 100 toe te kennen. Zij toch volgen
in rang direct op de afdeelingschefs en kunnen dus hoogst
zelden promotie maken. Immers, het aantal der afdeelingschefs
is gering en ook kleiner dan dat der commiezen le klasse.
In den regel zullen laatstgenoemden dus hunne functie als
eindbetrekking moeten beschouwen. Om die reden meenen
wij dat het rationeel en billijk is hun alsnog eene derde ver
hooging in uitzicht te stellen. Eenige onbillijkheid ten opzichte
van de adjunct-commiezen of van de commiezen 2e klasse,
wier bezoldiging slechts 2 maal verhoogd kan worden, is
hierin ook niet gelegen, aangezien voor hen in het algemeen
altijd de mogelijkheid openstaat, om tot een hoogeren rang te
worden bevorderd, indien daartoe termen aanwezig worden
geacht, hetgeen, zooals wij reeds opmerkten, ten opzichte der
commiezen le klasse slechts hoogst zelden, d. w. z. alleen bij
vacatures, het geval kan zijn. Bovendien is ons bij onderzoek
gebleken, dat in alle andere gemeenten, die eenigszins met
Leiden op één lijn kunnen worden gesteld, de eindsalarissen
van de commiezen le klasse of daarmede gelijkgestelde ambte
naren hooger zijn dan hier, jazelfs in eenige dier gemeenten
belangrijk hooger. Dit is trouwens ook het geval ten opzichte
van de salarissen der overige ambtenaren ter gemeente-secre
tarie. Aangezien echter de salarisregeling nog betrekkelijk kort
geleden is vastgesteld, achten wij vooralsnog geen termen aan
wezig om U voor te stellen tot eene algeheele verhooging der
slechts 3jaar geleden bij verordening geregelde traktementen
over te gaan. De bovenbedoelde wijziging der salarisregeling
van de commiezen le klasse meenden wij echter billijkheids
halve niet langer te mogen uitstellen, te meer daar zij bij
invoering op 1 Januari 1912 in de eerstvolgende jaren slechts
een hoogere uitgave vordert van f 200, dat is voor 2 ambte
naren, aangezien de overige commiezen le klasse niet eerder
dan in 1917 voor eene derde verhooging in aanmerking komen.
Nog op een ander punt zouden wij li een kleine wijziging
in de-verordening, regelende den rang en de bezoldiging van
de ambtenaren en bedienden ter gemeente-secretarie en op
het kantoor van den gemeente-ontvanger willen voorstellen.
Door den gemeente ontvanger toch is er onze aandacht op
gevestigd, dat de bezoldiging van den ambtenaar, in het
bijzonder belast met het toezicht op de honden, ter richtige
invordering van de hondenbelasting, in de laatste jaren steeds
dalende is.
De reden hiervan is de volgende. In artikel 10 is het
salaris van genoemden ambtenaar aldus geregeld aanvangs-
wedde 450, met 2 verhoogingen, telkens na 3 jaar dienst
als zoodanig, van 100, tot een maximum van 650, bene
vens 4 van de opbrengst van de belasting op de honden.
Deze opbrengst nu is sedert de laatste verhooging der honden
belasting op 1 Januari 1908 constant dalende en mitsdien
ook het bedrag, dat de ambtenaar, met de invordering belast,
ontvangt Bedroeg dit toch in 1908: 224.44, in 1909 was
het reeds gedaald tot 207.56, terwijl in 1910 andermaal een
daling tot 194.88 plaats had. Bovendien is de ontvanger
van oordeel, dat het bedrag in 1911 nog kleiner zal worden.
Om deze redenalsook omdat de werkzaamheden van ge
noemden ambtenaar in de laatste jaren belangrijk zijn toege
nomen, in het bijzonder doordat hij ook belast is met de
inning der schoolgelden ten opzichte der scholen 3e klasse,
wier aantal in de laatste jaren is uitgebreiden met het
ophalen van de huurpenningen voor de huizen, welke per
week worden verhuurd en die ook al in aantal zeer zijn ge
stegen komt het ons voor, dat er inderdaad wel termen aan
wezig zijnom zijn salaris een weinig te verhoogen en nader
te bepalen op een minimum van 500 en een maximum
van 700, benevens de 4% van de opbrengst der honden
belasting.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
mitsdien in overweging tot vaststelling van de navolgende
verordening te besluiten.
VERORDENING, houdende wijziging der verordening van 5
December 1907 (Gem. Blad No. 27), regelende den
rang en de bezoldiging van de ambtenaren en be
dienden ter gemeente-secretarie en op het kantoor
van den gemeente-ontvanger.
Art. 1.
In artikel 2 van bovengenoemde verordening wordt in de
alinea, aanvangende met de woorden»de commiezen 1e klasse",
in plaats van »/1600" gelezen: «ƒ1700".
Art. 2.
In art. 3 sub d wordt achter het woord «commiezen" inge
voegd »2e klasse", terwijl tusschen de alinea's c en d eene
nieuwe alinea wordt ingevoegdluidende
»d. voor de commiezen le klasse driemaal na 3 jaar dienst
als zoodanig, een verhooging van 100", waardoor alinea d
wordt alinea e.
Art. 3.
In art. 10 wordt in plaats van 450" gelezen 500"
en in plaats van 650" 700".
Art. 4.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1912.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 169. Leiden, 28 Juni 1911.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat
bij ons geen bezwaar bestaat tegen inwilliging van bijgaand
verzoek van het bestuur der afdeeling Leiden van den Volks
bond tegen drankmisbruik, om gebruik te mogen maken van
een der lokalen in het Caecilia-Gasthuis, ten behoeve van het
houden van een huisvlijt-cursus, mits slechts de kosten van
verwarming, verlichting en schoonhouden voor rekening der
afdeeling komen en verder de hieronder op te noemen voor
waarden worden nagekomen.
Ook aan andere vereenigingen toch, die zich op maat
schappelijk of philantropisch terrein bewegen, zooals de
Arbeiders-Geheel-Onthoudersvereeniging «Volharding" en de
«Volkszangschool", om slechts enkele te noemen, wordt geen