90
DONDERDAG 15 JUNI 1911.
nog hoegenaamd niet, welke eischen in de toekomst door het
Staatstoezicht zullen gesteld worden. Wat nu aangaat het
oordeel van den door u genoemden heer Schuurmans Stek
hoven. zoo wil ik wel zeggen, dat ik daarbij niet zoo hoog
zweer. Wij houden bovendien ook een beetje gezond verstand
over om te beoordeelen, wat al of niet noodzakelijk is op het
gebied van stichtingen voor krankzinnigenverpleging.Trouwens,
de eene deskundige denkt er zus en de andere zoo over en
ik heb geen lust die heeren blindelings te volgen. Ook in de
Provinciale Staten verschilde ik van meening met een des
kundige, deri heer Ruysch, en mijne opmerkingen bleven
niet geheel zonder succes.
Wij zullen practisch handelen door een nieuw gesticht te
bouwen. Hoe een volgende Directeur erover zal denken, is
iets, waarover ik mij thans nog niet druk maak; als die
zorgen komen, zal er ook wel een uitweg gevonden worden.
Tot dusverre is altijd de bovenwoning goed geweest; zij is
frisch en ruim genoeg voor een geneesheer, die eene vrouw
heeft, maar geen kinderen.
Intusschen is die woning niet de hoofdzaak voor mijde
huisvesting van de krankzinnigen geeft voor mij den doorslag.
Wij zullen ook de nieuwe patiënten veel gemakkelijker kunnen
opnemen in een nieuw gesticht. Ik beschouw het voorgestelde
plan slechts als lapwerk. In elk geval geef ik dan ook in
overweging niet thans eene beslissing te nemen, zooals wrordt
voorgesteld, maar door middel van nader overleg een nieuwen
weg te zoeken. Er wordt wel gezegd, dat dit voorstel ons
financiëele voordeelen zal brengen, maar men vergete niet,
dat er ook belangrijke uitgaven tegenover staan. Ik zal dus
stemmen tegen dit voorstel.
De heer Meuleman. M. d. V. Nadat u de zaak zoo helder
uiteen hebt gezet, aarzel ik bijna over deze kwestie nog het
woord te voeren. Het heeft mij werkelijk verbaasd, dat de heer
Pera in u ten deze een advocaat van kwade zaken zag;
immers hij zeide, dat u een kwade zaak had verdedigd. De
heer Pera was niet tegen de woning van den nieuwen Directeur,
ofschoon hij ook gezegd heeft, dat de tegenwoordige woning
heel goed is, maar hij meende, dat de huisvesting van krank
zinnigen in het verbouwde gedeelte alles te wenschen zou
overlaten. Wij zijn aan zulke dikke woorden van den heer
Pera gewoon. Wanneer de Rijks-inspecteur van het krankzin
nigenwezen de plannen van de Commissie goedkeurt, herhaal
delijk die plannen met de Commissie besproken heeft en dan
overtuigd is, dat de zaak goed zal loopen, dan is de uitdrukking,
dat door eene dergelijke verbouwing de verpleging der krank
zinnigen alles te wenschen over zal laten, eenvoudig iets, dat
men beweert, zonder het te kunnen bewijzen.
Dan zegt de heer Pera, dat de nieuwe inrichting te duur is. Ik
zou het gezicht van de leden van den Raad wel eens hebben willen
zien, wanneer wij waren gekomen met een voorstel tot den bouw
van een nieuw paviljoen, waardoor dan de geneeskundige
en de huishoudelijke dienst ook weder hadden moeten
worden uitgebreid, terwijl deze diensten bij de nu voorgestelde
verbouwing precies hetzelfde kunnen blijven. In dat opzicht
dus geen buitengewone onkosten. Wij kunnen nu uitbreiden
zonder gevaar voor een nadeelig saldo. Juist om het financieele
voordeel is het nu van belang, om tot deze uitbreiding over
te gaan. In de toekomst zullen wij toch tot uitbreiding moeten
besluiten. Nu zal met deze uitbreiding meer dan voldoende
zijn voorzien in de huisvesting van mannelijke patiënten.
Over eenige jaren zal in de huisvesting ook van vrouwelijke
patiënten moeten worden voorzien; dan zullen wij een nieuw
paviljoen voor vrouwen moeten bouwen. Maar wat de mannen
betreft, voor hen is geen uitbreiding meer noodig.
De heer Roem noemde het prutswerk. Dat is minder juist;
alles geheel nieuw zou wellicht mooier zijn, maar de kwestie
is op het oogenblik, wat het voordeeligste is. Wij voldoen nu
aan de allereerste eischen en aan den rechtmatigen wensch
van den Directeur. De heer Pera, die ook in de Commissie
voor Endegeest zat, weet, dat het altijd een van de idealen
van den heer Schefïer was, om eene betere woning te hebben.
Toen er sprake was van het zusterhuis, was zijne opmerking:
»en dan komt er eindelijk voor mij ook eens eene nieuwe
woning."
De heer Pera. Ik heb er nooit iets van gehoord.
De heer Meuleman. De heer Pera neme het mij niet
kwalijkdan heeft hij nooit opgelet.
Dit alles is voor mij een reden om er bij den Raad ernstig
op aan te dringen, zich met dit wei-overwogen voorstel van
de Commissie van Endegeest en van Burgemeester en Wet
houders te vereenigen.
De heer A. Mulder. Ik kan moeilijk beoordeelen, wat de
allerbeste weg is. Na al hetgeen ik gehoord heb, hel ik er
meer en meer toe over. om mede te gaan met het advies van
Burgemeester en Wethouders. Het blijkt toch wel, dat wij
tot uitbreiding moeten overgaan. Doch ik kan mij heel
moeilijk vereenigen met het hooge bedrag van ƒ15.000, dat
wordt aangevraagd voor den bouw van een nieuwe Directeurs
woning.
Dit bedrag vind ik beslist veel te hoog. Nu weet ik wel,
dat de bouw op die plaats altijd wat duurder zal zijn dan in de
stad zelt, omdat alle materialen op buitengewone wijze moeten
worden aangevoerd, maar toch geloof ik, dat wij eene uit
stekende woning, goed voor den Directeur, zullen kunnen
bouwen beneden een bedrag van ƒ15.000. Wij moeten op
iedere 1000 letten en mogen ons geen weelde gaan veroor
loven. De aanslagen in de belasting zijn daartoe te hoog
geklommen. Zeer velen klagen.
Zoolang dus het bedrag van ƒ15.000 in dit voorstel gehand
haafd blijft voor de Directeurs-woning, kan ik niet met het
voorstel medegaan.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb mij aanvankelijk geschaard
aan de zijde van den heer Pera, omdat ook ik meende, dat de
hoofdoorzaak van de verbouwing was de wensch van den Direc
teur om eene andere woning te hebben; maar nu het voorstel
op zoo uitstekende wijze door u en door den heer Meuleman
is verdedigd, waarbij mij ook gebleken is, dat de bouw van
één paviljoen voor mannen en vrouwen gezamenlijk niet
mogelijk is, zal ik, ook vertrouwende op het oordeel der des
kundigen, stemmen vóór het voorstel.
De heer Fokker. M. d. V. Ik ben het niet eens met den
heer Pera, dat uwe verdediging van het voorstel niet' goed is
geweest. Uwe verdediging zou er mij juist toe brengen te
stemmen vóór het voorstel, wanneer ook het cijfer van 15000
voor de Directeurs-woning verdedigd ware. Dit cijfer echter is
niet verdedigd en de heer Mulder heeft m. i. terecht daar
tegen bezwaar gemaakt. Mocht te dezen aanzien mijn bezwaar
worden weggenomen, dan zou ik bereid zijn met Burgemeester
en Wethouders mede te gaan. Ik heb echter geen zin mij te
binden aan het bedrag van 15000.
Daarom zou ik willen voorstellen dit voorstel aan te nemen,
behalve den post van 15000, en Burgemeester en Wethouders
uit te noodigen, ten aanzien van dit punt te komen met ge
detailleerde, liefst goedkoopere plannen voor den bouw van eene
Directeurs-woning.
De heer Briët. M. d. V. Ik ben door uwe toelichting niet
overtuigd kunnen worden. Het is mij nog niet duidelijk, waarom
vr oeger, vóórdat die meerdere mannen werden verpleegd, winst
werd gemaakt en waarom het thans nu zoo beslist noodig is,
21 mannen meer te gaan verplegen. Die noodzakelijkheid zie
ik nog niet in. Ik begrijp nog niet, waarom men die 14
mannen heeft aangenomen, terwijl men toch wist, dat het
paviljoen moest verdwijnen, en blijf bij mijn vermoeden, dat
men daarmede de verandering heeft willen motiveeren.
De Voorzitter. Ik meen duidelijk gezegd te hebben, dat de
hulppaviljoens met 1 Januari 1912 zullen moeten verdwijnen
en wij dus 24 plaatsen minder zullen krijgen. Aangezien het
doorgaans juist de laatste patiënten zijn, die de winst bren
gen, wensch ik in het belang der gemeente natuurlijk het
nadeel van het vervallen dier plaatsen door het scheppen
van nieuwe plaatsen te voorkomen. Dit voorstel wordt dan
ook louter in het belang der gerneente-financiën gedaan. Waar
ik nu hoop heb, dat de Inspecteur van het Staatstoezicht en
het College van Gedeputeerde Staten ons niet zullen tegen
werken of zelfs zullen willen medewerken bij ons verzoek,
om de hulppaviljoens met. het oog op de verbouwing nog
eenigen tijd te mogen blijven gebruiken, zullen wij het aantal
patiënten kunnen blijven taxeeren op 390: het eenige middel
om de exploitatie-uitkomsten van de volgende jaren vooreen
groot nadeelig slot te bewaren.
Wanneer dit voorstel echter niet wordt aangenomen, dan
kunnen wij slechts rekenen op 370 patiënten, wat voor de
gemeente een nadeelig verschil oplevert van f 6000 a f 7000.
Wat betreft de opmerking van de heeren Mulder en Fokker,
daarop zou ik dit willen antwoorden. Ik ben geen architect,
doch de Directeur der Gemeentewerken heeft alles goed onder
zocht en nagerekendhij is daarna met drie plannen gekomen
en de Commissie heeft van deze drie het goedkoopste gekozen. Het
geraamde bedrag blijft nog aanzienlijk beneden de bedragen,
die op andere plaatsen voor dit doel besteed zijn en die
onderling nagenoeg overeenkomen. Op »Oud-Rozenburg"
vorderde de bouw van de nieuwe Directeurs-woning f 19600,
een uitgaaf, die zoowel door den heer Pera, als door mij, als
leden van de Provinciale Staten, in dat College is goedge
keurd. In Castricum was dit bedrag f 20000 en in Mid
delburg f 19240. Kan men het hier goedkooper doen dan voor
f 1500Ó, niets zal mij liever zijn; het is slechts eene raming
en wij zullen het zeker zoo goedkoop mogelijk doen. Maar
op dit oogenblik kan ik niet toezeggen, dat de bouw wel
voor f 1000 minder kan geschieden. Maar dit kan, dunkt
mij, toch nooit aanleiding zijn om een voorstel te verwerpen,
dat overigens zoo voordeelig is voor de gemeente en waarvan
de verwerping de gemeente zal komen te staan op een ver-