DONDERDAG
15 JUNI 1911.
87
De beer van der Lip. Ik kan mij geheel aansluiten bij hetgeen
de heer Fokker heeft gezegd, die in deze zaak een zeer juist
standpunt inneemt, hetzelfde standpunt, dat ook door Bur
gemeester en Wethouders wordt ingenomen. Het komt mij
voor, dat de heeren Sijtsma en Pera eenige onjuistheden
hebben gezegd, waarop ik nog even wil wijzen. De heer Sijtsma
zegt, dat de pachter niet heeft kunnen denken, dat de huur
reeds door den gewezen pachter zou zijn ingevorderd. Dat is
onjuist. Wanneer de pachter de pachtvoorwaarden goed had
gelezen, dan had hij kunnen zien, dat de pachter het recht
heeft om vooruitbetaling te vragen. De heer Backer had dus
kunnen nagaan, of zijn voorganger van die bevoegdheid gebruik
had gemaakt. In dit opzicht hebben Burgemeester en Wet
houders de door den heer Sijtsma gewraakte uitdrukking
gebezigd van »niet serieus"; niet in den zin, dat de tegen
woordige pachter niet zou zijn een serieus man, doch in dezen
zin, dat hij niet serieus heeft nagegaan de voorwaarden,
waaronder hij de pacht aanvaard heeft. Het gemeentebestuur
kan in dit opzicht geen enkele blaam treffen; het heeft aan
al zijne verplichtingen voldaan. Het heeft de Graanbeurs ter
beschikking gesteld van den pachter met al de rechten, die
daaraan kunnen worden ontleend. WTij hebben den pachter
volstrekt niet gegarandeerd, dat hij een zekere som voor het
verhuren van tafeltjes zou ontvangen. Hij is in het verhuren
van de tafels geheel vrij, behoudens dat hij niet boven een
bepaald, in de pachtvoorwaarden vastgesteld, bedrag mag gaan
maar overigens is het geheel aan hem overgelaten, hij mag
ze desnoods voor niets geven.
De heer Pera sprak van een verhaal, dat de gemeente
misschien zou hebben op den vorigen pachter. Dat is eene
lastige kwestie, die wij niet onder de oogen hebben kunnen
zien, omdat Backer daarvoor met zijn verzoek veel te
laat is gekomen. In plaats van dit verzoek te doentoen
hij de exploitatie begon, is hij daarmede pas een half
jaar later gekomen. Ware hij er eerder mede gekomen, dan
hadden wij die zaak wellicht kunnen onderzoeken, hoewel
onverplicht, want de gemeente had geen enkele verplichting
jegens hem. Dit heeft echter de heer Backer onmogelijk gemaakt,
door zoo laat met zijn verzoek te komen.
Dan wil ik nog aan den Raad iets mededeelen. Eerst heeft
de pachter aan Burgemeester en Wethouders eenig uitstel
van betaling van de pachtsom gevraagd op grond van den groo-
ten schadepost, dien hij door deze aangelegenheid zeide te heb
ben dit uitstel is hem toen door ons verleend, en daarna is
hij met dit request gekomen, wat Burgemeester en Wethou
ders wel wat verdacht voorkwam.
De heer Pera. Ik moet handhaven wat ik gezegd heb, dat,
toen Backer de exploitatie van de Graanbeurs begon, hij niet
de geheele beschikking had over de zaak, omdat reeds tal
van personen door betaling recht hadden verkregen op het
gebruik van tafels. Nu wordt wel gezegd, dat hij dit in den
aanvang dadelijk had kunnen nagaan, maar natuurlijk heeft
de pachter vooruit een berekening gemaakt van hetgeen hij
zou ontvangen. Daarbij is dan berekend een bepaald bedrag
voor de tafels, en nu is hij gestuit op het feit, dat die betaling
voor een deel reeds was geschied
Men kan wel de schuld op een ander werpen, maar
dit neemt niet weg, dat de Graanbeurs vrij had moeten
worden opgeleverd in handen van den nieuwen pachter.
Te zeggen, dat de pachter 1e laat is gekomen, is heel gemak
kelijk, doch de man verklaart, dat hij het zelf niet eerder
geweten heeft.
De Voorzitter. Mag ik nog even naar aanleiding van het door
den heer Sijtsma gesprokene een misverstand uit den weg
ruimen? Wij hebben er geen oogenblik aan gedacht den heer
Backer te beschouwen als een niet-serieus pachter; ik meen,
dat uit de woorden van het praeadvies juist het tegendeel
te lezen is.
Den heer Pera moet ik antwoorden, dat ik het toch zeer
vreemd acht, dat de pachter zich eerst na een half jaar tot
ons gewend heeft met zijne klacht. Wat de heer Fokker
heeft gezegd is volkomen juist. De heer Backer heeft al het
mogelijke gedaan om de pacht te krijgen. Was de man nu
na eene maand tot het inzicht gekomen, dat hij thans heeft,
dan was er misschien nog iets aan te doen. geweest uit een
billijkheidsoogpunt; thans kan er niets meer aan gedaan
worden. Dat hij niet al het abonnementsgeld krijgen zou,
wist hij al wel, toen hij veertien dagen aan de beurs was.
Wij kunnen daarom geen tegemoetkoming geven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt in stemming ge
bracht en met 27 tegen 1 stem aangenomen.
Tegen stemde de heer Pera.
XIX. Voorstel:
a. tot vaststelling van eene overeenkomst betreffende de
levering van gas in de gemeente Oegstgeest;
b. tot vaststelling van eene overeenkomst betreffende de
levering van electriciteit in die gemeente.
(Zie Ing. St. No. 151).
De Voorzitter. Ik open de algemeene beschouwingen, in
de eerste plaats over de concept-overeenkomst, vermeld onder a.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Mijne vraag betreft
zoowel de eerste als de tweede concept-verordening. Ik stuit
op iets, dat mij niet duidelijk is. In art. 1 van de tweede
concept-verordening wordt gezegd, dat contractanten ter eene
(dus de gemeente Leiden) bevoegd zullen zijn electrische energie
te leveren aan particulieren en aan publiekrechtelijke lichamen,
terwijl in art. 2, inhoudende het verbod voor de gemeente
Oegstgeest om aan derden concessie te verleenen voor der
gelijke levering, de woorden «publiekrechtelijke lichamen"
zijn weggelaten, terwijl ook in art. 1 van de eerste concept
verordening, hetzelfde onderwerp regelend voor de levering
van gas, die woorden niet voorkomen. Hieromtrent zou ik
gaarne eenige inlichtingen hebben. Ik vermoed, dat hier
onwillekeurig eene omissie is begaan.
De heer Korevaar. M. d. V. Het verschil in de twee over
eenkomsten ligt hierin, dat wij voor gas in de gemeenten, die
achter Oegstgeest liggen, wel geen afnemers zullen vinden;
aan Rijnsburg leveren wij reeds gas en Katwijk heeft zijn
eigen gasfabriek. Met de levering van electriciteit is het anders
gesteld; het is nog mogelijk, dat wij aan de gemeenten, die ach
ter Oegstgeest liggen, te eeniger tijd electriciteit zullen leveren.
De heer Carpentier Alting Dus met «publiekrechtelijke
lichamen" heeft men alleen het oog op andere gemeenten
De heer Korevaar. Ja.
De heer Carpentier Alting. In verband met, de inlichting,
door den heer Korevaar gegeven, kan dan mijne opmerking,
voorzoover de eerste ontwerp-verordening betreft, vermoedelijk
vervallen, maar wensch ik bij de bespreking van het tweede
ontwerp op dit punt terug te komen.
De Voorzitter. Ik geloof, dat de vraag van den heer
Carpentier Alting werkelijk meer thuis behoort bij art. 2 van
de tweede concept-verordening.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Dan zal ik bij de
tweede concept-verordening mijne vraag herhalen.
De heer van der Elst. Wie zijn eigenlijk in dit contract:
contractauten ter andere
De Voorzitter. Contractante ter andere is de gemeente
Oegstgeest, terwijl contractante ter eene is de gemeente
Leiden. Dat is hier het gebruik; ik heb het nooit anders
gezien.
De heer van der Elst. Dan zou ik de opmerking willen
maken, dat «contractanten ter anderer" niet alleen heel leelijk
is, doch ook niet juist, want er is sprake van de gemeente
Oegstgeest, en men zou dus moeten spreken van «contractante".
De Voorzitter. Er wordt aan het hoofd van het contract
gesproken van Burgemeester en Wethouders; deze zijn de
contractanten. Namens de gemeente wordt het contract ge
sloten door Burgemeester en Wethouders.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
De artikelen 1 tot en met 15, alsmede de slotbepaling, worden
achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De concept-verordening onder a. in haar geheel wordt
daarop eveneens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Over de concept-overeenkomst onder betreffende de levering
van electriciteit in de gemeente Oegstgeest door de Stedelijke
Electriciteits-fabriek te Leiden, worden geen algemeene beraad
slagingen gevoerd.
Art. 1 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 2, luidende:
«Contractanten ter andere verbinden zich gedurende den
duur dezer overeenkomst aan derden geen concessie te ver
leenen voor het leveren van electriciteit, noch zelf gedurende
dien tijd electriciteit aan particulieren te zullen leveren of
electriciteit voort te brengen teu behoeve van hunne eigen
dommen en van de straatverlichting."
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Mag ik nu mijne
vraag herhalen, waarom hier naast particulieren niet gesproken
wordt van Dpubliekrechtelijke lichamen" 1