86
DONDERDAG
15 JUNI 1911.
de agenda. Naar aanleiding daarvan bezocht ik dezer dagen
een drietal hoofden van scholen, onder wie de vertrekkende
onderwijzers nu of vroeger werkzaam waren. Toen bleek mij,
dat wat bij mij bezorgdheid had opgewekt, ook reeds besproken
was in de vereeniging van hoofden van scholen hier ter stede,
en dat die vereeniging zich reeds tot het Dagelijksch Bestuur
had gewend, om te trachten hierin de hoog noodige verbetering
te krijgen. Bovendien ontving ik hedenochtend een afdruk
van het adres van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers,
dat zooeven besproken is. Nu de aandacht van Burgemeester
en Wethouders zoodoende reeds van twee zijden op het onder
werp is gevestigd, kan ik thans met een kort woord volstaan.
Ik wensch dan dringend de aandacht te vestigen op de be
denkelijke teekenen, die zich voor het openbaar onderwijs in
Leiden voordoen. Weer gaan twee, naar mij gebleken is, zeer
verdienstelijke onderwijzers onze gemeente verlaten; eenigen
zijn hen reeds voorgegaan en nog meerderen maken zich
gereed om hun voorbeeld te volgen. Naast Amsterdam, Den
Haag en Rotterdam berooft nu ook Utrecht ons onderwijs van
een deel van zijn beste leerkrachten. En wat daarvan de reden
is, M. d. V., behoef ik niet in breede trekken uiteen te zetten.
Een symptoom van dezelfde bedenkelijke kwaal zien we in
den laatster) tijd in de voordrachten, die ons bereiken in
onvolledigen en feitelijk onwettigen vorm. Den eenen keer dagen
na herhaalde oproeping voor een vacature slechts twee sollici
tanten op. Een ander maal wordt het gebrek aan gegadigden
bemanteld door met drie namen toch drie voordrachten van
drie personen te construeeren, waarbij, naar mijn gevoelen,
zooals ik vroeger ook reeds uiteenzette, alleen voor den vorm
de wet wordt nageleefd. Al die verschijnselen wijzen op het
feit, dat voor goede onderwijzers Leiden alle aantrekkelijkheid
verloren heeft, dat Leiden een gemeente is geworden, welke
goede krachten van buiten liefst mijden en aan welke zij den rug
toekeeren, zoodra ze kunnen, tot groote schade van ons onderwijs.
Ik hoop dan ook, dat Burgemeester en Wethouders actief
mogen zijnom het dreigend gevaar voor het Leidsche openbare
onderwijs zoo spoedig mogelijk af te wenden.
De heer van Hamel. M. d. V. Wat de heer Zwiers heeft
gezegd, is volkomen waar en is Burgemeester en Wethouders
en mij in het bijzonder ook niet ontgaan. Ik heb over die zaak
reeds besprekingen gehouden en onafhankelijk van het inge
komen adres zou het vraagstuk toch ook behandeld zijn; de
Afdeeling heeft vermoedelijk gemerkt, dat er iets in voor
bereiding was en wil zich nu de eer geven van het initiatief.
Maar het vraagstuk is zeer gecompliceerd en eene goede voor
bereiding van de oplossing vordert veel tijd. Burgemeester en
Wethouders zijn echter diligent ten deze. Men moet echter
niet verwachten, dat wij reeds binnen enkele weken een op
lossing zullen gevonden hebben, vooral ook, omdat er zeer
groote uitgaven mede gemoeid zijn, die er niet minder op
zouden worden, als men de wenschen van den Bond van
Nederlandsche Onderwijzers wilde inwilligen.
De heer Zwiers. M. d. V. Ik dank den Wethouder voor zijne
toezegging. Het verheugt mij, dat Burgemeester en Wethou
ders ten deze reeds stappen hebben gedaan; hun resultaat zie
ik met belangstelling tegemoet.
Hierop wordt zonder hoofdelijke stemming conform het
praeadvies besloten.
XI. Verzoek van H. Middendorp om eervol ontslag als onder
wijzer aan de school der 3e klasse No. I.
(Zie Ing. St. No. 144).
Wordt eveneens zonder hoofdelijke stemming conform het
praeadvies besloten.
XII. Verzoek van Mej. M. J. Theyssen om eervol ontslag als
2e onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e
klasse No. 4.
(Zie Ing. St. No. 145).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
conform het praeadvies besloten.
XIII. Verzoek van S. Douma om eervol ontslag als keurings-
veearts, tevens adjunct-directeur van het Openbaar Slachthuis.
(Zie Ing. St. No. 141).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
conform het praeadvies besloten.
XIV. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1910, van de
Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. No. 139).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
XV. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1910, van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. No. 139).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
XVI. Voorstel tot verhooging van eenige posten der be
grooting, dienst 1910, waarvan de raming te laag is gebleken.
(Zie Ing. St. No. 150).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XVII. Verzoek van de Leidsche Duinwater-maatschappij om
goedkeuring, dat de te maken ontijzerings-voorfilter zal bestaan
uit 4 in plaats van uit 3 grint-voorfilters.
(Zie Ing. St. No. 148).
De Voorzitter. Zooals ik bij den aanvang der vergadering
reeds heb medegedeeld, heeft de Gezondheids-commissie tegen
inwilliging van dit verzoek geen bezwaar.
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
conform het praeadvies besloten.
XVIII. Verzoek van A. Backer, pachter van de Graanbeurs,
om restitutie van reeds betaalde- of vermindering van nog
verschuldigde pachtpenningen.
(Zie Ing. St. No. 149).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik durf haast niet voorstellen.
Backer het geld terug te geven, want ik geloot wel, dat wij
wettelijk daartoe niet verplicht zijn. Ik vind echter in het
praeadvies eene uitdrukking, die ik niet op haar plaats acht.
Er staat n.l., dat hij dat. had kunnen weten, wanneer hij een
serieus pachter ware geweest. Dat woord «serieus1 vind ik niet
goed gekozen. De man is te goeder trouw geweest; hij heeft
niet kunnen denken, zooals hij ons heeft medegedeeld, dat
dat geld reeds ingevorderd was. Hij is, wat men noemt, er
ingeloopen, en nu is het wel hard voor hem, 250.te
moeten verliezen en bovendien niet serieus genoemd te worden.
En wanneer hij nu overigens de Graanbeurs goed exploiteert,
was er wel eenige reden geweest om hem hierin tegemoet te
komen. Voorzoover ik erover kan oordeelenmeermalen heb
ik op de Graanbeurs moeten zijn is deze pachter daar uitste
kend op zijn plaats.
Hij doet zijn best, zooveel mogelijk vergaderingen en bijeen
komsten te krijgen en de zaak rendabel te maken, wat toch
ook in het belang der gemeente is. Het is in ieder geval veel
beter dan dat de zaak, zooals onder den vorigen pachter,
verloopt. Ik zal geen yoorstel doen, maar wensch alleen te
constateeren, dat het feit, dat de heer Backer zich niet dade
lijk tot een advocaat heeft gewend, hem nog niet stempelt
tot een niet-serieus pachter. JL)it verwijt verdient hij niet en
daarvan wensch ik hem te zuiveren.
De heer Pera. M. d. V. Ik kan het bij de beoordeeling van
deze zaak niet met Burgemeester en Wethouders eens zijn.
Burgemeester en Wethouders stellen het voor, alsof het den
heer Backer ontbroken heeft aan den noodigen ernst om kennis
te nemen van de voorwaarden van verpachting, maar daarom
gaat het hier niet. Het gaat bier om den toestand, waarin
de heer Backer de Graanbeurs heeft aanvaard. Nu leggen
Burgemeester en Wethouders de schuld eenvoudig op den
pachter, maar m. i. ligt de schuld tot op zekere hoogte ook bij
het gemeentebestuur, dat niet voldaan heeft aan zijne ver
plichting. De heer Backer heeft de Graanbeurs niet van de
gemeente ontvangen, zooals dit had behooren te geschieden.
Er was al zeer veel tafelgeld betaald en ten onrechte maakt
men daarvan den heer1 Backer een verwijt. Men had dit te
voren aan den pachter moeten mededeelen. Daarom meen
ik, dat wij wel verplicht zijn, den heer Backer eene zekere
tegemoetkoming te geven. Zoo iemand slachtoffer moet zijn
van het faillissement van den vorigen pachter, dan is dit de
gemeente; het gaat niet aan, den nieuwen pachter de
dupe te maken. Ik kan daarom niet medegaan met het voor
stel van Burgemeester en Wethouders.
De heer P'okker. Ik moet ten eerste opkomen.tegen de
voorstelling, door den heer Pera gegeven, als zou het gemeente
bestuur ten deze in eenigerlei opzicht in gebreke zijn gebleven.
Het gemeentebestuur staat hier absoluut buiten; het heeft
alleen eene voorwaarde gesteld, waaraan de pachter het recht
ontleent, om gelden te innen van de menschen, die van de
tafels gebruik maken, maar die hem niet garandeert, dat hij
dit geld ook zal ontvangenvan eenige garantie van gemeente
wege is geen sprake. Het gemeentebestuur heelt ook geen
aanbieding gedaan aan den tegenwoordigen pachter, doch de
man zelf heeft hemel en aarde bewogen om de pacht te krijgen;
ik zelf heb een bezoek van hem gekregen om dit te helpen
bevorderendat de gemeente hern achterna zou zijn geloopen,
is geheel onjuist. Ik geloof dus, dat wij meteen gerust gewe
ten afwijzend op zijn verzoek kunnen beschikken en dat wij
ons ook volstrekt niet ongerust behoeven te maken, dat hij
op eenigerlei wijze in zijn rechten door de gemeente wordt
verkort.