92
DONDERDAG
15 JUNI 1911.
grond langer in optie hadden moeten nemen, maar wij hebben
hem al meer dan een jaar in handen gehad, want wij konden
destijds met de onderhandelingen over den koop niet wachlen,
totdat het plan zoo ver gereed zou zijn, dat het doel, waarvoor
de grond bestemd is, als het ware was aangewezen, want
dan zouden wij hem niet meer voor dien prijs hebben ge
kregen.
Wij zijn daarom al een jaar geleden begonnen te onder
handelen over aankoop van dien grond, en een eigenaar be
hoeft zijn grond niet voor een onbepaalden tijd uit handen
te geven. Na zeven maanden hebben wij verlenging verkregen tot
1 Mei, mits wij een som van 300 als rouwkoop zouden
betalen. In dien tusschentijd hebben wij de heeren deskun
digen aangespoord om wat spoed met hun rapport te maken,
doch wij konden hen niet met den sterken arm dwingen hun
rapport gereed te maken Dat is iets, waartegenover Burge
meester en Wethouders onmachtig staan. Toen het rapport
eindelijk kwam, was het te kort vóór 1 Mei om het nog in
den Raad te behandelen. Wij hebben toen wederom ver
lenging gekregen tot 15 Juni, doch met bijbetaling van ƒ1,02
per dag. Stelt de Raad de zaak nu weder uit, dan zijn wij
den grond kwijt; de heeren moeten dus wel weten wat zij
doen. Dan nog dit. Over 2£ jaar eindigt het pachtcontract
betreffende de reiniging en onverbiddelijk staat ons dan voor
de deur, dat het terrein door de provincie in beslag wordt
genomen. Nu is 2| jaar een heele tijd, maar wanneer men,
nadat men een rapport zes weken in huis heelt gehad, toch
wederom uitstel gaat vragen, dan is zelfs een paar jaar
spoedig om. Men moet niet vergeten, dat de Raad nu alleen
in principe eene beslissing neemt, doch dat er daarna nog
heel wat werk is te verrichten. En als wij over 2-| jaar niet
met alles gereed zijn, dan zullen wij er verschrikkelijk voor
moeten boeten. Daarom waarschuw ik tegen uitstel. In Amster
dam heeft men jaren beraadslaagd over een nieuwe gascon-
cessie, on wel zoolang totdat men tenslotte met buitengewone
inspanning 15 a 16 millioen in 1 a 2 jaren heeft moeten ver
werken om nog gereed te zijn.
De heer Pera. M. d. V. Hetgeen de heer Korevaar heett
gezegd, geeft mij aanleiding om van het indienen eener motie
af te zien, of wel mijn voorstel in te trekken.
De heer Sijtsma. Wanneer ik, zonder de fipanciëele zijde van
het vraagstuk te beschouwen, nu slechts had te beslissen over
het principe, dan zou ik stellig onmiddellijk stemmen voor de
verbranding van het vuil. Maar omdat ik mij op dit oogenblik
nog niet in staat acht om over de aangevoerde cijfers te oor-
deelen, had ik gaarne eenig uitstel gehad. Nu hebben wij het
rapport wel een geheelen tijd in huis gehad, maar doordat
het niet openbaai' was, hebben wij er ook geen deskundige
over kunnen raadplegen. Hadden wij dat kunnen doen, dan
hadden wij ons beter kunnen voorbereiden; nu ben ik niet
in staat geweest, mij een oordeel te vormen over de kosten.
En daarop komt het toch grootendeels aan, en, al ben ik in
principe vóór het voorstel, toch zou ik gaarne vooraf nog meerdere
inlichtingen ontvangen.
In de gemeente-begrooting zie ik, dat het tegenwoordig
bedrijf ƒ36000 kost, en Burgemeester en Wethouders zeggen
in het begin van het rapport, dat de kosten niet boven de
ƒ40000 mogen loopen. De deskundigen komen echter tot een
bedrag van ƒ52000 voor het tegenwoordige bedrijf, terwijl het
nieuwe beltbedrijf nog meer zal kosten dan de verbranding.
Dit lijkt toch eenigszins vreemd.
Zoo zie ik o.a. uitgetrokkenbaggerstaal met vuilbedrijf
ƒ114000. Ga ik nu echter in gedachten terug naar den tijd, toen wij
een stuk grond onder Leiderdorp zouden koopen, dat zeer
geschikt voor het baggerbedrijf werd geacht, dan herinner ik
mij, dat de kosten toen op ongeveer 60000 werden geschat.
Waarom komt men nu bijna tweemaal zoo hoog?
Zoo vind ik: posthuizen17000, in de begrooting van het
beltbedrijf. Naar het schijnt, dienen die posthuizen om tijdelijk
het vuil op te bergen, dat men niet dadelijk vervoeren kan.
üp de begrooting van de vuilverbranding wordt echter
slechts ƒ7000 voor posthuizen uitgetrokken. Voor de ver
branding worden zij dus op ƒ10000 minder uitgetrokken dan
voor het beltbedrijf. Op die manier wordt de hoofdsom voor
het beltbedrijf zeer hoog en rijst de vraag, of het totaal bedrag
hier niet aanzienlijk is omhoog gebracht of bij de verbranding
geflatteerd. In zaken ziet men wel eens aldus te werk gaan
men neemt een winstcijfer aan; klopt dit niet met de bereke
ningen, dan werkt men eenvoudig terug en komt dau toch tot
het begeerde cijfer. Die methode deugt echter niet Maar het heeft
den schijn, dat het hier ook zoo is geschied. In ieder geval
schijnt het mij toe, dat de vergelijking tusschen de twee be
drijven zoo niet juist kan zijn.
Wanneer wij deze zaak nog eens uitstelden en het rapport
aan de openbaarheid prijsgaven, zouden wij misschien het licht
kunnen verkrijgen, dat wij thans nog niet. hebben.
Wellicht kan de heer Korevaar oris over die verschillende
cijfers meer zeggen. O.a. vind ik ook nog uitgetrokken voor
elf vuilniswagens 7700 of ƒ700 per wagen, wat mij zeer duur
voorkomt. Gaarne zal ik omtrent een en ander wat meer
inlichtingen ontvangen. Hierbij zal ik het voorloopig laten,
verwachtend, dat andere leden weer op andere punten ophel
dering zullen vragen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Wij hebben indertijd het
rapport ontvangen, dat ik met veel genoegen gelezen heb.
Wij hebben daaruit kunnen bemerken, dat hier een paar
deskundigen aan het woord waren. Dit rapport heeft nu bijzondere
beteekenis gekregen met het oog op de voorstellen van Bur
gemeester en WTethouders. Ook mij is het opgevallen, dat de
plannen eenigszins grootscheeps waren opgezet. Met het beginsel
kan ik zeer goed medegaan en m. i. blijft ons niets anders
over, dan te beslissen overeenkomstig het voorstel van Burge
meester en Wethouders, althans in principe; maar wanneer
wij ons verklaren voor het stelsel van verbranding, van ophalen
van het vuilnis in eigen beheer en van uitbesteding vau het
baggeren, dan besluiten wij daarmede toch niet tegelijk tot
het toestaan der sommen, die in het rapport worden genoemd.
En daarom geloof ik, dat wij het kunnen beschouwen geheel
los van deze getallen. Waar Burgemeester en Wethouders het
rapport als handleiding mochten volgen, zou ik hun willen
vragen, of het niet mogelijk is, eene inrichting te krijgen, die
wat minder grootscheepsch is, die wat minder zai kosten,
want als wij de cijfers zien, die daarin worden genoemd, dan
is het niet te ontveinzendat de kosten verschrikkelijk hoog
zijn. Het is, dunkt mij, zeer goed mogelijk, die kosten wat te
verminderen.
De heer Fokker. Het spijt mij, dat ik mij niet geheel kan
aansluiten bij de heeren, die zooveel lof hebben gebracht aan
de stellers van het rapport. Ik vind het rapport niet zoo
buitengewoon mooi; het geeft mij meer reden tot nuchtere
critiek dan tot woorden van lof. Ik ben het met het rapport
in zooverre eens, dat ook naar mijne meening eigen beheer
in dezen de voorkeur verdient; dat ligt ook meer in onze lijn.
Maar juist de argumenten, die daarvoor in het rapport worden
aangevoerd en die ik kan beoordeelen, doen mij eenigszins
huiveren ten opzichte van andere argumenten, die ik niet zoo
kan beoordeelen en die voor de vuilverbranding worden te
berde gebracht. Wanneer ik bijv. in het rapport als argument
voor eigen beheer zie aangevoerd, dat het reinigingsbedrijf
eischt een goede verzorging en dat daarvoor noodig zijn flinke,
krachtige mannen, dan wil ik dit gaarne toegeven. Ook is
juist, dat een behoorlijk loon en het verschaffen van dienst-
kleeding gelegenheid geven, om dergelijke werklieden aan
dezen dienst te verbindenzoover ga ik volkomen met de
heeren aecoord. Maar wanneer ik dan verder zie, dat voor die
dienstkleeding een bedrag van ƒ10, zegge tien gulden, per
jaar wordt uitgetrokken, dat de loonen voor die flinke, krachtige
mannen worden geraamd op 9 a ƒ10 per week, dan moet
ik verklaren, dat zulk een basis mij niet zeer deugdelijk
voorkomt. "Voor dienstkleeding der agenten wordt hier 85
per jaar uitgetrokken; dat maakt met die 10 een aanmerkelijk
verschil! Ik hoor den heer Aalberse zeggen, dat voor die
ƒ10 alleen een blauwe kiel en een pet wordt gegeven, maar
wanneer dat zoo is, als dit het lokaas moet zijn om flinke
menschen aan dezen dienst te verbinden, dan is het lokaas
niet zoo heel verleidelijk. En dan is het een valsch argument
voor gemeente-exploitatie.
In het algemeen lijken ook mij de kosten, die voor ver
branding worden geraamd, wat meer naar den lagen kant
te zijn berekend, terwijl voor de andere inrichting de
kosten hoog schijnen opgevoerd. Zoo wordt gezegd, dat
het wenschelijk is om fabrieksafval en tuinvuil tegen zoo
laag mogelijke vergoeding op te halen, teneinde te voor
komen, dat het in de gracht zal worden geworpen, maar
bij de raming der ontvangsten wordt geen lager cijfer uit
getrokken dan bij de tegenwoordige regeling. Voorts wil men
Rijks- en gemeente-instellingen laten betalen, maar ziet bij de
raming der ontvangsten over het hoofd, dat dit geld van het
eene laadje in het andere wordt overgestort. En wanneer
verder wordt gepleit voor verbranding, dan wordt gezegd,
dat het vuil, dat niet verbrand kan worden, wel geworpen
kan worden in een van de plassen rondom de stad. Doch wanneer
de kwestie ter sprake komt, of in het algemeen het vuil van
de gemeente niet in een der plassen kan geworpen worden,
dan worden de bezwaren daartegen breed uitgemeten. Wanneer
het de onbrandbare voorwerpen betreft, vindt men het echter
goed. De logica van zulk eerie redeneering ontsnapt mij wel
eenigszins.
M. d. V. Ik zou zoo kunnen voortgaan en zal misschien
straks nog enkele opmerkingen maken, maar kan het er
voor het oogenblik bij laten.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Een paar punten zijn mij
in dit voorstel nog niet duidelijk. Op de begrooting voor de
verbrandings-inrichting staat uitgetrokken f45000.vooreen
baggerstaal. Nu meenen Burgemeester en Wethouders dit