87 voor te stellen. Het schijnt onze Commissie regelmatiger toe, deze veranderingen in haar voorstel nog vóór de a.s. Raads vergadering te Uwer kennis te brengen, dan haar rauwelijks in deze vergadering in te dienen. Op grond van deze overweging hebben wij de eer, Uwen Raad voor te stellen, in de U aangeboden concepl-verordening alsnog de volgende wijzigingen en toevoegingen te willen aan brengen Achter art. 88 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende »Het is aan een ieder, die niet door de Directie der Tramweg maatschappij daartoe gemachtigd is, verboden een tramrijtuig in beweging te brengen." Art. 93 wordt als volgt gelezen »De wagenbestuurders zijn verplicht de nadering van den tramwagen aan te kondigen, door het geven van een geluid ssignaal a) vóór en bij het omrijden van boeken en bij het naderen van elke dwarsstraat en brug; b) ter waarschuwing van een ieder, die zich op de baan bevindt of deze wil oversteken c) telkens wanneer de veiligheid van personen of van het verkeer zulks vordert." Uit art. '104 vervallen de slotwoorden: «of het verzet van anderen tegen hunne verwijdering te steunen" en achter d't artikel wordt ingevoegd eene nieuwe bepaling, luidende: »Het is verboden het verzet te steunen van hen, die op grond van de beide voorgaande artikelen verplicht zijn om hetzij zelf den tramwagen te verlaten, hetzij te gedoogen, dat. de met hen zich in den tramwagen bevindende hinderlijke dieren of voorwerpen daaruit worden verwijderd." In art. 105 wordt achter het woord «sigaar" ingevoegd het woord «sigaret". Art. 108 wordt als volgt gelezen «Het is verboden met rij- en voertuigen, motorrijtuigen en rijwielen door te lijden op plaatsen in dwarsstraten of bij bochten, waar haltsignalen volgens een door Burgemeester en Wethouders vast te stellen model de nadering van een tramwagen aankondigen." De overtreding van het achter art. 88 in te voegen artikel wordt gestraft met eene maximum-geldboete van vijf en twintig gulden, die van de artikelen 103 en 104 en van het achter art. 104 op te nemen artikel met eene maximum geldboete van tien gulden. Tenslotte worde opgemerkt, dat door deze alsnog voorge stelde wijzigingen eene gemakkelijk aan te brengen vernum mering van verschillende artikelen zal noodig worden, welke aan het college van Burgemeester en Wethouders mag worden overgelaten. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. N°. 153. Leiden, 9 Juni 1911. Wij hebben de eer Uwe Vergadering de navolgende voor dracht aan te bieden voor de benoeming van een onderwijzer aan de openbare school der 3e klasse No. 2. ter vervanging van Mej. A. Driessens, die in de Raadszitting van den 23en Maart j.l. werd benoemd tot onderwijzeres met verplichte hoofdakte aan de openbare school der 3e klasse aan de Medusastraat. 1°. C. WISKERKE, onderwijzer, gedetacheerd als aspirant reserve-officier bij de militaire schoolcompagnie te Amers foort 2°. E. K. \'AN DEN BOSCH, onderwijzer te Delft; 3°. W. F. JANSSEN, onderwijzer te Wehl. Onder mededeeling, dat deze voordracht is opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht van het Hoofd der school, en dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging alsnu tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 154. Leiden, 9 Juni 1911. Voor de benoeming van eene onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse No. 4, ter vervulling van de vacature, welke zal ontstaan door het met ingang van 16 Juni a.s. ver leend eervol ontslag aan Mej. G. Overdiep, hebben wij de eer U hierbij de volgende voordracht aan te bieden: 1°. Mej. J. LAFEBER, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare Jongensschool 2e klasse; 2°. Mej. A. A. OUWELEEN, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare Jongensschool 2e klasse; 3°. Mej. J. B. VAN HEUVEN, tijdelijk onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse No. 2. Onder mededeeling, dat het advies van den Arrondissements- Schoolopziener en het bericht van het Hoofd der school in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U thans tot. de be noeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 155. Leiden, 9 Juni 1911. Onder overlegging van het advies van den Arrondissements- Schoolopziener en van het bericht van het Hoofd der betrokken school hebben wij de eer U de volgende voordracht aan te bieden voor de benoeming van eene tweede onderwijzeres in de handwerken aan de openbare school der 3e klasse No. 3, ter vervulling van de vacature, ontstaan door de benoeming van Mej G Koolhaas tot eerste onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse aan de Medusastraat. 1°. Mej. J. G. D VAN GUL1K, 3e onderwijzeres in de hand werken aan de openbare school der 3e klasse No. 2; 2°. Mej. J. M. S. ROSIER, 3e onderwijzeres in de handwerken aan de openbare school der 4e klasse No. 1 3°. Mej. A. WASS1NK, 3e onderwijzeres in de handwerken aan de openbare school der 3e klasse No. 6. Wij verzoeke.U thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 156. Leiden, 9 Juni 1911. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van den heer J. A. Schreuder om bestendigd te worden in de betrekking van Stadsgeneesheer, hebben wij de eer U mede te deelen, dat bij ons tegen de inwilliging daarvan geenerlei bezwaar bestaat. Wij geven U derhalve in overweging den heer J. A. Schreuder wederom voor den tijd van drie jaren in zijne betrekking van Stadsgeneesheer te bestendigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johan Aris Schreuder, arts te Leiden, dat hij met ingang van 1 Juni 1911 verzoekt bestendigd te worden in zijne betrekking van gem eente-geneesh eer. Hetwelk doende Leiden 27 Mei '11. J. A. Schreuder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 7