GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
81
OOEIiOlIEIV STUKKEN.
N°. 148. Leiden, 3 Juni 1911.
In nevensgaand adres verzoekt de Leidsche Duinwatermaat
schappij aan Uwe Vergadering wel te willen goedkeuren, dat
de ontijzeringsinrichting-voorfilter, tot het maken waarvan bij
raadsbesluit van 19 Mei 1910 (Ingekomen Stukken No. 117)
goedkeuring werd verleend, uit 4 in plaats van uit 3 grint-
voorfilters zal bestaan.
In de toelichting van haar adres merkt de maatschappij op,
dat het in 1910 ingediende plan voor de ontijzeringsinrichting-
voorfilter dat jaar niet tot uitvoering is gekomen, in afwachting
der resultaten eener proef, bestaande uit de toevoeging van
een geringe hoeveelheid gebluschte kalk aan het ruwe water,
ter bevordering van een sneller neerslaan van het ijzeroxyde
in de klaarbassins.
Aan de toepassing van dit systeem bleken echter te hooge
kosten verbonden te zijn. De maatschappij is daarom op haar
oorspronkelijk plan teruggekomen, doch acht het bij nader
inzien gewenscht de voor filtratie, in plaats van uit 3, direct
uit 4 grintvoorfilters te doen bestaan in verband met een meer
regelmatige schoonmaak dezer voorfilters.
Noch bij de commissie van fabricage, noch bij den com
missaris der gemeente bestaat tegen deze wijziging der aan
vankelijk ingediende plannen bezwaar.
Wij geven U mitsdien in overweging daaraan Uwe (krachtens
art. 5 van het in 1894 tusschen de gemeente en de maat
schappij gesloten compromis vereischte) goedkeuring te hechten,
onder de gebruikelijke voorwaarde, dat de commissaris der
gemeente bevoegd zij zich in de uitoefening van zijn toezicht
op de uitvoering te doen vertegenwoordigen door den Directeur
van Gemeentewerken, met dien verstande dat op- of aan
merkingen slechts door tusschenkomst van den commissaris
bij de Directie der maatschappij zullen worden aangebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Leidsche
Duinwater Maatschappij, gevestigd te Leiden:
dat door haar, ingevolge Art. 5 van het compromis van 2
Augustus 1894, den 19 Maart 1910 een verzoek tot Uwen
Raad is gericht voor het maken van een ontijzerings-voor-
filter, volgens eene daarbij overgelegde teekening;
dat hierop in Uwe Zitting d.d. 19 Mei 1910 goedgunstig is
beschikt geworden
dat volgens dat plan bovengenoemde voorfiltratie ontworpen
was met 3 grintfilters;
dat het haar echter thans wenschelijk voorkomt deze voor
filtratie te doen bestaan uit 4 grintvoorfilters.
Redenen waarom rekwestrante, onder overlegging eener
teekening van het nieuwe plan, Uwen Raad eerbiedig verzoekt
hieraan alsnog Zijne goedkeuring te willen hechten.
't welk doende enz.
De Leidsche Duinwater Maatschappij,
Ch. van Spall.
Leiden, '13 Mei 1911. G. A. A. Middelberg.
N°. 149.
Leiden, 3 Juni 1911.
exploitatie van den Burcht en de Graanbeurs had willen op
dragen.
In plaats daarvan heeft hij zich echter eerst den 20sten
April j.l. tot ons College gewend met een gelijkluidend ver
zoek, als het hierachter afgedrukte, dus ruim 6 maanden, nadat
de pacht een aanvang nam en komt hij thans, na van ons
het bericht ontvangen te hebben, dat wij geen termen kon
den vinden, om inwilliging van zijn verzoek te bevorderen,
tot Uwe Vergadering met dezelfde vraag.
Wij kunnen in een en ander geen aanleiding vinden U te
adviseeren adressant een deel der reeds betaalde pachtpennin-
gen te restitueeren of hem vermindering van pacht toe te
staan en wij geven U daarom in overweging afwijzend op het
verzoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
Het komt ons voor dat tot inwilliging van nevensgaand
verzoek van A. Backer, pachter van den Burcht en de Graan
beurs, niet moet worden overgegaan.
Ingevolge artikel 4 der voorwaarden, waaronder de exploi
tatie der Graanbeurs is verpacht, toch zijn zoowel de bepa
ling van het bedrag van den toegangsprijs voor het bezoeken
van het beurslokaal als de vaststelling van de vergoeding voor
het gebruik der van gemeentewege in het beurslokaal be
schikbaar gestelde tafels regelingen, die uitsluitend den pach
ter en den bezoekers der Graanbeurs aangaan. Slechts wordt
den pachter in het artikel verboden van de bezoekers der
beurs of de gebruikers der tafels hoogere prijzen te vorderen,
dan in het artikel zijn genoemd.
Adressant had dit tevoren kunnen weten, indien hij zich
slechts, zooals men van een serieus pachter zou verwachten,
de moeite getroost had de pachtvoorwaarden in te zien. Hij
had dan vooraf in overleg kunnen treden met den curator in
het faillissement van den vorigen pachter, of de door hem
aangeboden pachtsom op een lager bedrag kunnen stellen.
Het was dan evenwel natuurlijk de vraag geweest, of Uwe
Vergadering ook voor die lagere pachtsom aan adressant de
Aan Edelachtbare Heeren Leden
der gemeenteraad te Leiden
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen de ondergetee-
kende A. Backer pachter van de Graanbeurs
dat in de pachtvoorwaarden van de Graanbeurs vermeld is,
dat hij gerechtigd is van eiken abonné van de Graanbeurs
f 3, en voor eiken verhuurden tafel 5 te vorderen
dat hij bij het pachten van de Graanbeurs er op gerekend
heeft deze bedragen te zullen innen en dat hem niet bekend
was in deze op zwarigheden te zullen stuiten
dat hem reeds voor geruimen tijd gebleken is dat boven
genoemde abonnementen tot 1 Mei 11. door den vorigen pach
ter waren geind
dat van restitutie door de vorigen pachter geen sprake
kan zijn
dat zijn pogingen om de abonnés te bewegen nogmaals te
betalen vruchteloos gebleven zijn
dat hij eerst na groote moeite heeft kunnen vaststellen
welke firma's geabonneerd zijn
dat hem thans gebleken is dat het hem komende wegens
niet geinde abonnementen over een jaar gerekend minstens
517 bedraagt en dus van half October tot 1 Mei(61A maand)
minstens 258
dat hij deze groote schade allerminst lijden kan
redenen waarom hij UEdelachtbaren Heeren beleefd ver
zoekt te willen overwegen hem 258 te restitueeren of wel
voor het loopende jaar voor dat bedrag vermindering van
pacht toe te staan.
Leiden 27 Mei 1911
A. Backer.
No. 150.
Leiden, 6 Juni 1911.
Ten vervolge op ons rapport van den 7en April jl. (Ing. St.
no. 78), hebben wij de eer U mede te deelen, dat nog de
navolgende posten der gemeentebegrooting van 1910 wegens
te lage raming, aanvulling behoeven met de daarbij vermelde
bedragen
Volgn. 72. Druk- en bindwerk
De uitgaven bedragen 3522.63®. Zij waren
geraamd op 3500
Volgn. 80. Kosten wegens het plaatsen van
advertentiën in de dagbladen
Voor verschillende vacatures moesten dit jaar
oproepingen van sollicitanten in de dagbladen
worden geplaatst. Deze vorderden, met de gere
geld terugkeerende advertentiën een uitgaaf van
218.01. Daar de raming ƒ200.bedroeg, moet
het artikel dus met 18.01 worden verhoogd.
Volgn. 82. Reis- en verblijfkosten
Dezi post vorderde een uitgaaf van ƒ286.28®.
De raming bedroeg 150.
Volgn. 86. Kosten van de kiezerslijsten en van
het uitoefenen der kiesverrichtingen y>
Voor het drukken der kiezerslijsten en de
kosten der plaats gehad hebbende stemming en
herstemming van leden voor de Provinciale
Staten, is een bedrag van ƒ1411.88® noodig ge
bleken. Eene verhooging van den post met
211.88® is dientengevolge noodig.
Volgn. 95. Kosten van toezicht en van invor
dering der plaatselijke belastingen,
c. verdere kosten op de invordering vallende
Verhooging van dezen post is noodig voor de
kosten verbonden aan het opmaken der kohieren
(ƒ401.15), die van assistentie op de veemarkt en
de kaasmarkt f 192.65®die der bureaube
hoeften 134 05®), de zegelkosten van aanslag
biljetten 83.70) enz. Door overschotten op
22.63®
18.01
136.28®
211.88®
257.20