DONDERDAG 1 JUNI 1911. 71 opmerking moet echter bij de behandeling van art. 5 gemaakt worden en niet bij de algemeene beschouwingen. Wanneer de heer Fokker op die verandering van naam blijft staan, moet hij bij art 5 voorstellen te lezen »kassier", in plaats van «onderkassier". De heer Fokker heeft verder gesproken over de beleening van gagementen. De reden, waarom een dergelijke bepaling niet is opgenomen, is deze, dat gagementen vooruit betaald worden, zoodat bij overlijden de Bank van Leening kans zou loopen het voorschot kwijt te zijn. In Nijmegen is een der gelijke beleening wel mogelijk, maar daar heeft men zich gedekt door bovendien een polis van levensverzekering als pand te eischen, waarop dan zoo noodig het bedrag van het voorschot kan verhaald worden. Burgemeester en Wethouders en Commissarissen der Bank hebben nu gemeend, een derge lijke ingewikkelde regeling niet te moeten invoeren. Boven dien geldt het hier een proef; voorloopig kunnen alleen Rijks pensioenen beleend worden. Het kan echter gebeuren, dat naderhand de wenschelijkheid blijkt, om dit gebied te ver ruimen en dat er dan voorstellen komen ook andere pensi oenen te gaan beleenen. Bovendien hebben wij alleen belee ning van Rijkspensioenen voorgesteld, omdat in de practijk is gebleken, dat aan die beleening de meeste behoefte bestaat, terwijl ook in de meeste andere plaatsen geen gagementen beleend kunnen worden. Wat de beleening van effecten betreft, wij hebben gemeend, dat dit minder op den weg van een Bank van Leening ligt. Wie er effecten op nahoudt, valt, dunkt mij, niet in de termen om naar den lommerd te gaan, die moet maar gaan naar den heer Reimeringer of een anderen kassier. De Bank van Leening is een philanthropische instelling, die dient om menschen van den minderen stand, die tijdelijk in geldver legenheid verkeeren, te helpen, maar niet om menschen te helpen, die tijdelijk in geldverlegenheid zijn en die effecten in hun brandkast hebben liggen Die moeten maar ergens anders geld gaan opnemen. De Voorzitter. Is de heer Fokker voorloopig bevredigd? De heer Fokker. Ik dank u, M. d. V. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Beraadslaging over art. 1, luidende: »De Gemeentelijke Bank van Leening te Leiden wordt, onder toezicht en opperbeheer van Burgemeester en Wethouders, beheerd door 3 Commissarissen, te benoemen door den Ge meenteraad. Tenminste één der Commissarissen moet lid van den Gemeenteraad zijn. De Commissarissen worden benoemd uit een dubbeltal, door Burgemeester en Wethouders, na raadpleging van Commissa rissen, bij den Gemeenteraad in te dienen." De heer Zwiers. M. d. V. Ik twijfel er niet aan, of Com missarissen zullen wel voor art. 1, zooals zij het nu voorstellen, hun goede redenen hebben, maar het heeft mij toch verwonderd, dat de oude regeling betrekkelijk ingrijpend gewijzigd is. De oude regeling geeft aan: een alfabetische voordracht van drie personen, waaruit de Raad de vrije keuze heeft. Niet alleen wordt het alfabetische van de voordracht opgeheven en daardoor de invloed van Commissarissen bij het verkiezen van opvolgers in hun college vergroot, maar bovendien wordt de bevoegdheid van den Raad nog méér beperkt door het aan tal voor te di agen personen van drie op twee te brengen. Com missarissen zullen er waarschijnlijk hun goede redenen voor hebben, maar ik zou gaarne weten, waarom men de oude regeling heeft verlaten en de thans voorgestelde prefereert. De heer van der Lip. M. d. V. Ik kan den heer Zwiers antwoorden, dat het woord «alphabetisch" is geschrapt, omdat die wijze van voordragen wel eens tot stemmingen aanleiding heelt gegeven, die niet zuiver waren, daar enkele leden van den Raad meenden, dat degene, die bovenaan stond, als nummer één werd bedoeld, terwijl, als die leden beter inge licht waren geweest, de stemmen waarschijnlijk anders ware» uitgebracht. Waar nu ook geen enkele andere voordracht alphabetisch wordt opgemaakt, maar men daarbij nummer één zet dien men in de eerste plaats wil, meenden wij het hier ook zoo te moeten doen. Waarom zouden wij bij de Bank van Leening een ander systeem volgen dan b.v. bij de benoeming van de Commissie voor Endegeest of welke andere commissie ook? Om dezelfde reden is het cijfer van 3 in 2 veranderd, omdat wij ook bij andere benoemingen, voorzoover ik weet, geen voordrachten van drie personen meer hebben. De Raad is natuurlijk altijd vrij om nummer 2 te benoemen. De heer Fokker. Maar dan bedanken de heeren! De heer Zwiers. M. d. V'. Jk dank den heer van der Lip voor zijne inlichtingen, maar ik ben daarmede niet geheel en al content, daar wij hier toch een bijzonder geval hebben. De heer van der Lip vergeleek de Bank met andere in stellingen, waarbij de Raad ook commissarissen benoemt. Bij de Commissies voor de Gasfabriek, het Slachthuis, Endegeesten Rhijngeest worden de commissarissen echter benoemd uit de leden van den Raad, terwijl bovendien voor de meeste daarvan volkomen vrije stemming is. Hier hebben wij een geheel ander geval en hier wordt de Raad in zijn keus te veel beperkt. Ik begrijp niet, dat de heer van der Lip en Commissarissen niet inzien, dat hierdoor een ingrijpende wijziging is ontstaan. De invloed van den Raad op den gang van zaken wordt reeds zeer verminderd, wanneer niet de Commissarissen uit de leden van den Raad worden gekozen. Wordt op de voorgestelde wijze de keuze nu ook nog beperkt, dan wordt de invloed van den Raad tot een minimum gereduceerd. Een gelijksoortig bezwaar heb ik bij een ander artikel, maar dat zal ik dan wel ter sprake brengen. De Voorzitter. U wenscht dus het voorstel te doen, om de oude redactie te behouden De heer Zwiers. Ik wensch „twee" te veranderen in »drie". De heer van der Lip. M. d. V. Als de Raad liever een drietal dan een tweetal heeft, is mij dat wel; ik vind het een kwestie van minder belang. Mert mag echter niet spreken van een verkorting van de rechten van den Raad. Bij benoemingen van commissie-leden wordt toch altijd, zooals ik reeds opmerkte, een voordracht van twee personen aangeboden; of zoo'n commissie uit Raadsleden bestaat of niet, doet mijns inziens niets ter zake. Het gaat hier alleen over de vraag, of de Raad uit drie of uit twee personen zal kunnen kiezen. De heer Fokker. M. d. V. De heer van der Lip doet het voorkomen, alsof deze zaak van buitengewoon gering belang is, maar het lijkt mij, dat de verandering tamelijk ingrijpend is. Men weet, dat de invloed van de Commissie tamelijk groot is. Vroeger had men een voordracht met een drietal, alfabetisch gesteld, en nu zal er komen een tweetal waarbij duidelijk staat, wien de Commissie het liefst heeft. De Raad zal dus wel nummer één benoemen, tenzij de Raad in conflict wil komen, en ieder weet, hoe bang deze Raad is om in conflict te komen met een commissie. Men begrijpt dus,welke verandering daardoor wordt teweeggebracht en ik zou maar liever wenschen een zuivere alfabetische voordracht van drie. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik hoop niet, dat de Raad het mij kwalijk zal nemen, maar mij dunkt, het betoog van de heeren die bezwaren maken is toch niet volledig. Zij zeggen: naar deze regeling zal de Raad minder invloed heb ben. Dat is waar, dat spreekt vanzelfmaar nu behoort daarbij, wil men dat wij amendementen aannemen, het betoog dat het beter zal gaan, wanneer de Raad meer invloed heeft en daarvan ben ik niet zeker. De heeren Commissarissen van de Bank van Leening getroosten zich ter wille van de Gemeente en van de menschen, die van de Bank gebruik maken, zeer veel moeite. Wij moeten die heeren zeer dankbaar zijn, zij hebben een groote verantwoordelijkheid. Die groote verant woordelijkheid kunnen zij het beste dragen, wanneer zij ook op de samenstelling van hun commissie een grooten invloed hebben, en ik geloof, dat zij zelf wel zoo zorgvuldig zullen toezien op hun medewerkers, die op hun beurt hun verant woordelijkheid kunnen vergrooten, dat inderdaad de keuze van nieuwe bestuurders hun het best is toevertrouwd. De Raad behoudt toch altijd eenige. controle, maar ik geloof dat wij in het belang van de zaak het zwaartepunt moeten leg gen bij de heeren, die zelf hierbij niet het minste persoonlijk belang hebben, die dit in het belang van de publieke zaak waarnemen en zich veel moeite getroosten. De heer Sijtsma. M. d. V. De heeren hebben zoo lang zamerhand het gras voor mijn voeten weggemaaid. Ik kan dit er wel van zeggen, dat ik veel meer sta aan de zijde van de heeren Zwiers en Fokker, dan aan de zijde van de heeren van der Lip en Fockema Andreae. In de eerste plaats wilde ik dan nog dit zeggen, wat de andere sprekers niet hebben opgemerkt, dat Commissarissen van den Raad niet zoo'n hoogen dunk schijnen te hebben, als zij denken, dat, wanneer er een alfabetische lijst wordt aangeboden, wij niet zouden weten, dat die lijst alfabetisch was en dat wij maar op goed geluk zouden stemmen. Dat bezwaar kunnen wij, geloof ik, wel wegcijferen. De heer Fockema Andreae vertelde: Commissarissen hebben zoo'n zware verantwoordelijkheid en doen het werk zonder eenig eigenbelang, maar de Raadsleden hebben toch ook wel eenige verantwoordelijkheid en begrijpen ook wel eenigszins, dat het niet aangaat een commissie te benoemen van per sonen, die niet geschikt zijn. Wanneer men er zoo over denkt als de heer Fockema Andreae, moet men de benoeming in het geheel niet bij den Raad laten. Als Raadsleden moeten wij, zoo veel mogelijk de belangen en de rechten van den Raad hoog houden, dunkt mij, en daarom komt het mij beter

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 5