B. H. Jansen Jr. 68 DONDERDAG 1 JUNI 1911. financieel bezwaar is niet alleen, maar practisch een korting op hun salaris is, Redenen, waarom die ambtenaren, welke reeds onder de voorwaarde van personeelen borgtocht werkzaam waren, beleefd verzoeken, dat de Gemeente hen van bovenomschreven be zwaren ontheffe. 't Welk doende enz. S. A. SCHOEVERS. J. OVERDUIN. F. N. van Brussel. Leiden, 27 Mei 1911. W. F. Zuurdeeg. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit stuk in hunne handen te stellen ter fine van prae-advies. De heer Sijtsma. M. d. V. Wij nemen deze verordening vandaag in behandeling! De Voorzitter. De verordening komt straks aan de orde. Misschien zal er dan gelegenheid zijn, deze kwestie te be spreken, maar wellicht ook is er aanleiding dit adres te stel len in handen van Burgemeester en Wethouders ter fine van praeadvies, omdat het afgescheiden van de verordening be handeld kan wordentenzij de heer van der Lip een andere wijze van behandeling mocht wenschen. De heer van der Lip. M. d. V. Burgemeester en Wethou- d3rs zijn met dit stuk het volgende van plan: het wordt gesteld in handen van Commissarissen van de Bank van Leening, om daarover advies uit te brengen en dan zullen wij daarna ons praeadvies uitbrengen. Wij meenen dus, dat op dit oogenblik deze zaak moeilijk behandeld kan worden. Bovendien, de kwestie komt pas aan de orde, wanneer deze verordening is vastgesteld, waarbij aan adressanten de nieuwe verplichting wordt opgelegd, en, is dit eenmaal geschied, dan zijn Burgemeester en Wethouders voornemens te overwegen, wat gedaan kan worden om aan de bezwaren van deze ambte naren tegemoet te komen. Maar eerst moeten Commissarissen hun advies hebben uitgebracht aan Burgemeester en Wet houders en dan pas kunnen wij aan den Raad praeadvies uitbrengen. De heer Sijtsma. M. d. V. Wanneer wij vandaag deze ver ordening aannemen, zooals zij hier ligt, dan zullen adressanten verplicht zijn zakelijken borgtocht te stellen, tenzij Burge meester en Wethouders op advies van Commissarissen tot een andere conclusie komen. Maar wanneer de Baad nu meent, dat wij met den tegenwoordige!) toestand kunnen volstaan, dan kunnen wij vandaag bij wijze van amendement aan het verzoek van de heeren voldoen. De heer van der Lip. M. d. Y. Dat zou naar mijn mee ning niet de wettelijke weg zijn. Het verzoek, zooais het hier ligt, kan toch niet worden ingewilligd dat zou in strijd zijn met de wet, die de wijze van borgstelling heeft geregeld. De kwestie is nu deze, dat uit die regelir.g waarschijnlijk onbil lijkheden zullen ontstaan voor de tegenwoordige ambtenaren, en nu zullen wij overwegen, of daaraan op de eene of andere wijze kan worden tegemoet gekomenmaar daarover moeten wij eerst de opinie hooren van Commissarissen der Bank. Het zou, meen ik, in strijd zijn met de wet, waarin de zeker heidstelling geregeld staat, wanneer wij het betrekkelijke artikel in den zin van den heer Sijtsma wijzigden; maar ik zeg nog eens, wanneer ons blijkt dat er inderdaad een onbillijkheid in zit voor deze ambtenaren, dan zullen Burge meester en Wethouders gaarne overwegen, hoe daaraan kan worden tegemoet gekomen. Mij dunkt dat de Raad met deze toezegging tevreden kan zijn. De heer Fokker. M. d. V. ik begrijp niet heel goed, of dit stuk behandeld is door Burgemeester en Wethouders of hoe het nog behandeld zal worden. U stelt voor, het adres te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om prae advies en een oogenblik daarna komt de wethouder van der Lip vertellen, dat het stuk al is in handen van de Commis sarissen van de Bank van Leening. Het stuk is gericht aan den Raad en de Raad zal hebben te zeggen, wat er mede gebeuren zal en in wiens handen het c. q. behoort te worden gesteld. De Voorzitter. Dat is een misverstand. Ik geloof niet, dat de heer van der Lip dit heeft gezegd, maar in elk geval heeft hij dat niet zoo bedoeld. De heer Fokker. M. d. V. Wij kunnen dit adres toch be handelen bij het voorstel van Burgemeester en Wethouders, en dan kan de Raad nog zeggen, wat gebeuren moet en het zoo noodig in handen van Burgemeester en Wethouders stellen ter fine van praeadvies. Wanneer wij het adres op het oogenblik uit handen geven om praeadvies, kunnen wij er straks niet meer over spreken. Ik zou daarom willen voorstellen, het adres te behandelen bij het betreffende punt van de agenda. De heer Zwiers. M. d. V. Ik ben dankbaar voor de toe zegging, die de heer van der Lip namens Burgemeester en Wethouders gedaan heelt, want die onbillijkheid heelt mij ook getrolïen, maar ik vrees, dat wij, door op het oogenblik dit stuk te stellen iri handen van Burgemeester en Wethou ders om praeadvies, min of meer achter het net zullen vis- schen. De verordening treedt in werking 12 Juni en dan moet de borgstelling betaald zijn. Komen wij dan niet een beetje laat met de tegemoetkoming aan de bezwaren? De heer Fockema Andreae. M. d. Y. Dit bezwaar zou gelden, wanneer niet bestond datgene, waarop de heer van der Lip reeds wees: aan het voorschrift van die zekerheidstelling kan men toch niets doendit mogen wij niet anders vaststellen, en dus is het eenige wat wij misschien kunnen doen, den betrokken ambtenaren financieel tegemoet komen. Maar nu kunnen wij hierover toch niet gaan spreken zonder eenige voorbereiding en voorlichting van Commissarissen en van Burgemeester en Wethouders. Ik zou het zeer actief van Burge meester en Wethouders vinden, wanneer zij al vast, voor het geval dat nader advies gevraagd zou worden door den Raad, het stuk gesteld hadden in handen van de Commissarissen van de Bank van Leening. maar wij kunnen toch die zeker heidstelling niet anders regelen, dunkt mij. De heer Pera. M. d. V. Er wordt van verschillende kanten gezegd, dat wij toch een onrechtvaardigheid zullen begaan, wanneer de ambtenaren eenvoudig met deze uitgave worden belast. Dan is het toch heel eenvoudig, dat de Raad nu reeds hoe het dan zal geschieden en welk voorstel er komt van Burgemeester en Wethouders, zal later blijken besluit, dat aan dat onrecht tegemoetgekomen zal worden. De Raad doet dan niets anders dan een staaltje van zijn plicht, omdat het niet aangaat, de bezoldigde ambtenaren, die eenmaal op bepaalde voorwaarden aangesteld zijn, te belasten met uitgaven, waarop zij niet hebben kunnen reke nen. Het is heel eenvoudig, wanneer slechts vastgesteld wordt, dat aan de schade, die zij zouden lijden, tegemoetgekomen zal worden. De Voorzitter. Bij Burgemeester en Wethouders bestaat neiging, om tegemoet te komen aan de bezwaren. De wet eischt nu eenmaal, dat aan hare voorschriften voldaan wordt en dat de verordening vastgesteld wordt. Anders kunnen de zaken onmogelijk marcheeren. Burgemeester en Wethouders zullen met een voorstel komen, om die zaak te regelen, zoo als de ambtenaren dat wenschen. Wat wil men nu nog meer? De heer van der Lip. M. d. V. Wat de heer Pera zegt, kan, dunkt mij, behandeld worden, als het praeadvies van Burge meester en Wethouders in behandeling komt. Wanneer rnen in deze regeling een onbillijkheid ziet, is het dan de tijd, om daarover te spreken en te beslissen. Wat de heer Fockema Andreae heeft gezegd, is m. i. volkomen juist. De wet regelt de wijze waarop de ambtenaren zekerheid moeten stellen en daaraan kunnen wij niets veranderen; Burgemeester en Wet houders hebben dus alleen te overwegen, hoe die onbillijkheid als die werkelijk bestaat weggenomen kan worden. Ik wijs er nog op, dat in de Gemeente-borgtochten wet een bepaling voorkomt, dat, als het een klein bedrag is, Gedeputeerde Staten verlof kunnen geven, om op andere wijze dan bij de wet is voorgeschreven, zekerheid te stellen. Ook in deze richting is misschien een oplossing te vinden, althans voor die ambte naren, die voor kleine bedragen zekerheid zullen moeten stellen. De heer Pera. M. d. V. Ik mag wel als resultaat van deze discussie constateeren, dat er in elk geval een voorstel zal komen, waardoor de ambtenaren, die door aanneming van deze regeling schade zullen lijden, hiervoor een vergoeding zullen ontvangen. De Voorzitter. U zult in staat gesteld worden, om daaraan mettertijd mede te werken. Het stuk wordt derhalve gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders, ter fine van praeadvies. 4°. Verzoek van S. Douma om eervol ontslag als keurings veearts. tevens adjunct-directeur van het Openbaar Slachthuis. 5°. Verzoek van M. J. Priems om eervol ontslag als onder wijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 8. 6°. Verzoek van H. Middendorp om eervol ontslag als onder wijzer aan de school der 3e klasse No. 1. 7°. Verzoek van Mej. M. J. Theyssen om eervol ontslag als 2e onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e klasse No. 4. 8°. Verzoek van A. Backer, pachter van de Graanbeurs, om restitutie van de reeds betaalde of vermindering van de looperide pachtsom, wegens niet ontvangen abonnementsgelden. Dit stuk luidt als volgt:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 2