DONDERDAG
1 JUNI 1911.
79
hoe verminderen wij eenigszins de lasten die de gemeente
heeft te dragen, en dan is het oordeel van hen, die voor pro
gressie zijn, dat het geheel op den weg van billijkheid ligt
om zoo mogelijk van dat tekort, dat de gemeente heeft, het
meeste te doen betalen door diegenen, die de meeste bezit
tingen hebben Zij zijn toch mede de personen die belang
in deze school stellen, want zij maken er gebruik van,
en wanneer nu hun inkomsten er naar zijn, dat zij meer
kunnen betalen dan anderen, die er ook gebruik van maken,
dan kan met recht verlangd worden, dat zij dit ook doen.
Het is niet te ontkennen, dat deze school in vele opzichten
een luxe-artikel is Wat is er tegen, dat degenen die het
kunnen betalen, in het tekort dat de gemeente aan deze
school heeft, meer bijdragen dan anderen die een lager inko
men hebben? Ik heb destijds een berekening gemaakt, die
ook geplaatst is in het Leidsche Dagblad, waarbij mij geble
ken is, na alles nauwkeurig nagegaan te hebben, vergeleken
de inkomens van de huisgezinnen die hun kinderen naar de
Hoogere-Burgerschool voor Meisjes zenden (slechts een zestig
tal huisgezinnen maken er gebruik van), dat dan het voorstel
van de heeren Vergouwen en Meuleman nog slechts een
voordeel zal aanbrengen van 2900, dat is nog maar een
vijfde deel van het totale tekort, dat de gemeente elk jaar
aan die school heeft. Kan er nu van gesproken worden, dat
dit wordt een overdreven schoolgeld? Zooeven is reeds gezegd
dat wat de heeren willen is: het onderwijs duur maken,
maar wanneer toch voor een school van een goede 60 kin
deren de gemeente moet bijleggen 15000 a ƒ16000, is dat
toch aan de gemeente een eisch stellen, die eenvoudig niet
gesteld mag worden.
Wanneer nu aan de belanghebbenden een schoolgeld wordt
opgelegd, verband houdende met hun inkomen, zoodat toch
bij slot van rekening ƒ11000.— of 12000.—op een zoo kleine
school moet worden toegelegd door de gemeente, mag men
er dan van spreken, dat een dergelijke regeling een onbil
lijkheid zou veroorzaken?
Ik geloof niet, zooals door den heer Carpentier Alting is
gezegd, dat, als eenmaal progressief schoolgeld is ingevoerd
aan de Hoogere-Burgerschool voor Meisjes, dit de eerste
schrede zou zijn in een richting die niet gewenscht is, en dat
noodzakelijk bij andere inrichtingen dan dit stelsel van school
geldheffing zou moeten volgen. De beteekenis van de Hoogere-
Burgerschool voor Meisjes voor de samenleving en van die voor
jongens maakt een zeer groot verschil. Was er sprake van
het bestaan van de Hoogere-Burgerschool voor Jongens, dan
zou ik zeggendaarover behoeft niet meer gesproken te
worden, die moet er zijn. Maar dan moet men ook niet zeggen,
dat de stap die heden wordt voorgesteld te doen, om tot pro
gressief schoolgeld te komen aan de Hoogere-Burgerschool voor
Meisjes, in zich zou sluiten een dergelijke regeling van school
geldheffing b.v. aan de Hoogere-Burgerschool voor Jongens. Het
eigenaardige van deze school is juist, dat die eenvoudig onder
houden wordt ten genoegen van 60 huisgezinnen in Leiden,
en dat de vruchten van dit onderwijs op verre na geen nut
afwerpen in de toekomst, ook maar eenigszins evenredig aan
de kosten. Daarom mag den gebruikers van die school, vooral
aan de meer gegoeden, de eisch gesteld worden, dat zij het
onderwijs zelf betalen. Ik meen dus met alle vrijmoedigheid
een voorstel tot progressieve schoolgeldheffing te mogen aan
bevelen.
Wat prof. Fockema Andreae heeft gezegd, houdt geen steek,
want hij laat het voorkomen,.alsof men per slot van zaken
niets zou besluiten. Wij zullen zeker niet in het net blijven
hangen, maar wel tot een goed resultaat komen.
De heer Meuleman. M. d. V. Ik wensch een enkel woord
te zeggen, om mijn stem te motiveeren vóór het voorstel van
den heer van der Eist. Toen ik indertijd een voorstel heb
gedaan, om het schoolgeld aan de Hoogere-Burgerschool voor
Meisjes te verhoogen, was mijn leidende gedachte daarbij,
dat de Hoogere-Burgerschool voor Meisjes het moge
overigens een gewenschte inrichting zijn zonder eenigen
twijfel een luxe-school is. Ik geloof, dat 60 huisgezinnen
daarvan gebruik maken, maar ik maak mij sterk, dat,
was er geen Hoogere-Burgerschool voor Meisjes, de meest
felle voorstander van goed onderwijs niet den moed zou
hebben, om een voorstel te doen tot oprichting van een
school, die aan de gemeente jaarlijks '15000.— kost en die
alleen toegankelijk is voor menschen uit den gegoeden stand.
Dat is mijn bezwaar. Wanneer de heer Fockema Andreae
nu zegt: »Wij moeten niets van progressie hebben, maar
men moet betalen voor hetgeen gepresteerd wordt," dan zou
ik zeggen: Laten wij den prijs dan zóó stellen, dat er niets
bij behoeft. Van het Rijk krijgen wij voor deze school geen
subsidie en ik vind het dwaas, dat voor een klein gedeelte
van de Leidenaars door allen wordt betaald. Een buitenge
woon groot deel van de bevolking profiteert van deze school
niet. Nu zegt de gemeente: »wij vinden het onderwijs goed
en die er niet van willen profiteeren, moeten het zelf weten."
Laat ieder er voor zorgen, dat zijn kinderen onderwijs krij
gen volgens zijn eigen overtuiging. Dat doen de Katholieken,
de Anti-revolutionairen, laten de Liberalen het ook doen.
Laten zij een school oprichten, die zij zelf betalen. Laten zij
niet zeggen: gij zult van die school niet genieten, maar be
talen zult gij wel. Tot het houden van de lagere school ver
plicht de Rijkswetgever ons, dus daaraan kunnen wij niet
ontkomen, maar ik vind het niet behoorlijk, dat de gemeente
betaalt voor iets, waarvan slechts een zeer klein deel van de
gemeente profiteert.
De heer Sijtsma. Dan moet u voorstellen, de school op te
heffen.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Wij zouden geheel
en al van het chapiter raken, dank zij ook hetgeen de heer
Meuleman zeide. Wat de heer Meuleman zeide, was open en
rond en in zooverre deed mij dat plezier dat was de
strijd tegen het openbaar onderwijs. Wie nu op dien grond
de motie wil ondersteunen door zijn stem, laat die dat doen.
Ik hoor wel gaarne, dat men de zaken principieel voorstelt,
zooals ze zijn. Het behoeft niet, wij weten het toch wel, maar
niemand behoeft zijn meening ook maar eenigszins schuil te
houden.
M. d. V. Ik kom nu met een enkel woord tot den heer
Wildeboer. Zekerik had wel in een andere volgorde
die dingen kunnen noemen, want, en dat moet de heer
Wildeboer niet vergeten, als verschillende voorstellen tege
lijkertijd aan de orde zijn, gaat het verst strekkende voor,
maar het is niet noodzakelijk, dat zij tegelijk aan de orde
zijn. De conclusie echter, die de heer Wildeboer trekt, is mij
wat al te naïef, juist wanneer wij bedenken, dat wij hier
met principieel verschillende menschen te maken hebben. Er
zijn dan twee partijen ik zal dit woord nu maar gebrui
ken die zulk soort van onderwijs wel graag duurder
maken en sommige anderen, die zulk onderwijs niet graag
duurder maken. Nu kan men progressie heffen zoo, dat men
zegt: het maximum blijft gelijk en het minimum daalt, dat
is ook progressie, en stel dan er zijn anderen tusschen,
maar ik stel nu alleen de uitersten tegenover elkaar dat
er anderen zijn die zeggen: het minimum blijft behouden,
maar het maximum wordt verdubbeld. Zou men dan inder
daad denken, dat, wanneer het eene voorstel verworpen wordt,
degenen die tegen gestemd hadden, zich ten slotte allen
zouden vereenigen voor een ander voorstel? Neen, dat gaat
zoo volstrekt niet. Men moet ook niet vergeten, en daarom
ben ik ook niet zoo bang voor de motie, dat zij ons de vrij
heid niet ontneemt en geen practisch gevolg behoeft te
hebben, ook al blijkt zij een beetje gevaarlijk, wanneer de heer
Vergouwen, met wien wij het principieel niet eens zijn, er
zoo voor is. Inderdaad moeten wij in het oog houden, dat
degenen die principieel zijn tegen alle proportioneele school
geldheffing, stemmen tegen alle voorstellen, en verder stemt
er een gedeelte tegen elk voorstel, dat men maar kan be
denken, en zoo is het mogelijk, dat elk voorstel verworpen
wordt en dan hebben wij er niets aan, dat er een proportio
neele schoolgeld heffing moet wezen, wanneer alle voorstellen
verworpen worden. Dat is bij dergelijke principieele voor
stellen dikwijls gebeurd en daarom is het beter, dat men komt
met een bepaald voorstel.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik moet toch protesteeren
tegen hetgeen in het midden is gebracht door den heer
Fockema Andreae, dat het hier een kwestie zou zijn tusschen
openbaar en bijzonder onderwijs. Dat staat bij mij niet op den
voorgrond, want dan had ik geheel andere voorstellen gedaan.
Bij mij staat dit op den voorgrond, en dat is al reeds enkele
jaren her mijn gedachte geweest en in dezelfde lijn heb ik
telkens en ook heden weer gesprokenEen inrichting als
deze school moet door degenen, die er gebruik van maken,
behoorlijk betaald worden, zoodat de gemeente daar niet
veel aan ten koste legt. Dit is altijd mijn idéé geweest, maar
met een progressieve regeling durfde ik nooit komen, omdat
ik meende dat die geen ingang zou vinden en omdat ik het
meest bereikbare wilde voorstellen. Nu mij echter gebleken
is, dat progressie wel gewild wordt, zeg ikDegenen, die veel
kunnen betalen, moeten veel betalen en degenen, die minder
kunnen betalen, moeten minder betalen, en als het op stuk
van zaken komt, zijn de ingediende voorstellen betreffende een
progressieve school geld regeling in sommige opzichten nog bil
lijker dan de meerderheid van Burgemeester en Wethouders
zou willen, die bij een uniforme regeling toch schoolgeldver-
hooging willen, terwijl bij de voorstellen, die ingediend zijn,
de basis van 60.wordt gehandhaafd bij het voorstel van
den heer Meuleman en mij, terwijl de andere heeren onder
die basis gaan. Ik beweer, dat hetgeen de heer Fockema
Andreae heeft gezegd, dat wij twee groepen moeten volgen,
een vóór en een tegen het openbaar onderwijs, in dezen niet
opgaat. Het gaat hier alleen om de billijkheid en nergens
anders om. Die billijkheid is alleen te verkrijgen met even-