62 DONDERDAG 41 MEI 1911. Het amendement van den heer Carpentier Alting komt in stemming en wordt met 19 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Vergouwen, Bosch, Bots, A. Mulder, Wildeboer, Corts, Pera, P. J. Mulder, Meuleman, van Hamel, Eerstens, van der Lip, Korevaar, de Vries, Fockema Andreae, Briët, Timp, Driessen en van Tol. Vóór stemmen de heerenvan der EistHoogenboom Carpentier Alting, Sijtsma, van Gruting, Roem, Fokker, de Boer, Reimeringer en Zwiers. Punt a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 16 tegen 13 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Wildeboer, van der Eist, Hoogenboom, Carpentier Alting, Sijtsma, van Hamel, van der Lip, Korevaar, de Vries, van Gruting, Roem, Fockema Andreae, Fokker, de Boer, Reimeringer en Zwiers Tegen stemmen de heeren: Vergouwen, Bosch, Bots, A. Mulder, Corts, Pera, P. J. Mulder, Meuleman, Eerstens, Briët, Timp, Driessen en van Tol. Punt b wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen XXII Vaststelling van de verordening, regelende het beheer van het Openbaar Slachthuis en den rang, het getal, de bezoldiging en de wijze van benoeming van het daaraan ver bonden personeel. (Zie Ing. St. No. 111). De algemeene beraadslaging wordt geopend. De heer Pera. Wat de beoordeeling betreft van de verschil lende uncties en de loonen, daaraan verbonden, daaromtrent heb ik geene opmerking te maken. Alleen heb ik mij de vraag gesteld of de verhouding, waarin de 2e machinist nu zal komen te staan tot het overige personeel, wel goed en juist is. Het wil mij voorkomen, dat in dit geval ook den 2en machinist eene kleine verhooging had mogen worden toegekend. Wanneer de verhouding nu toch zóó wordt, dat de stokers een hooger salaris kunnen bereiken dan de 2e machinist, dan laat die verhouding, dunkt mij, wel iets te wenschen over. Volgens het voorstel zullen de stokers nu kunnen krijgen 52 Xm of ƒ728, terwijl de 2e machinist het niet verder kan brengen dan tot ƒ700. Daarom zou ik willen voorstellen, om den 2en machinist in plaats van twee verhoogingen ad ƒ50, telkens na twee jaren dienst, te geven twee verhoogingen ad 75. De Voorzitter. Alvorens ik aan andere sprekers het woord geef, wensch ik mede te deelen, dat er een verzoek is inge komen van de heeren: P. van Driel, J. Noë, A. J. Vreeburg, J. G. Lamme en I. Sant, waarbij zij verzoeken, dat de voor gestelde verhoogingen zullen geacht worden te zijn ingegaan op 1 Januari 1911 en waarbij zij tevens verzoeken dit ver langen wel ter kennis van den Raad te willen brengen. Aan dit verzoek voldoende, deel ik echter tevens mede, dat Burgemeester en Wethouders geen aanleiding hebben ge vonden om hun voorstel in dien geest te wijzigen. De heer Fokker. In het praeadvies wordt aangehaald het gevoelen van de Commissie voor het Openbaar Slachthuis, dat zij kennis heeft genomen van het rapport der «Commissie ad hoe" betreffende het aantal keurmeesters, dat volgens die Commissie te hoog is, welke kwestie echter volgens het oordeel der Commissie voor het Slachthuis eerst onder de oogen behoeft te worden gezien, zoodra er een vacature in dat personeel mocht ontstaan. Dit standpunt lijkt mij principieel niet juist. Immers bij de vaststelling van de verordening öp de inrichting van het Slachthuis zullen wij dan ook vast stellen art. 4, waarin bepaald wordt, dat er zullen zijn vier keurmeesters, terwijl toch het denkbeeld in overweging is om dat aantal, wanneer er een vacature komt, in te krimpen. Dit lijkt mij de paarden achter den wagen spannen. Het komt mij beter voor, bij de vaststelling van de verordening te overwegen of niet met minder personeel kan worden volstaan, zonder daarom iemand van het tegenwoordig personeel op straat te zetten. Anders toch zal, wanneer een vacature ontstaat, weder een wijziging van de verordening moeten plaats hebben. De heer Sijtsma. Wat den 2en machinist betreft, gevoel ik wel iets voor het argument van den heer Pera. Ik ben in gedachten eens teruggegaan naar de vergadering van 22 October 1908. In die vergadering was toen door Burgemeester en Wethouders op advies van de Commissie voor het Slachthuis en den directeur voorgesteld om het salaris van den 2en machinist met een zeker bedrag te verhoogen. Toen is door den hier Zwiers en mij gevraagd: verbreekt men nu eigenlijk daardoor in de gemaakte regeling niet de goede verhouding die er tusschen de bezoldiging van de verschillende ambte naren bestaat? Daarop is door den heer Eerstens geantwoord, dat het verschil in salaris tusschen den len en den 2en machinist te groot was; de 2e machinist deed ongeveer hetzelfde werk, was ook bankwerker, trad ook zelfstandig op, was evenals de le machinist verantwoordelijk. Ik heb mij toen bij het voorstel nedergelegd, want de Commissie kon er beter over oordeelen dan wij Raadsleden, die er buiten stonden. Wel sprak ik de vrees uit, dat er toen iets persoonlijks tegen den len machinist achter stak, maar de heer Eerstens ont kende dit. Maar dan, mijnheer de Voorzitter, van tweeën éénóf men heeft toen mis gezien öf men doet het nu. Men wil het salaris van den len machinist weer omhoog bren gen en van den 2en laten blijven, zooals het nu is. De daardoor ontstane verhouding nu lijkt mij niet goed. De heer Pera doet nu een bemiddelingsvoorstel tusschen hetgeen men in 1908 wilde en wat Burgemeester en Wethouders thans voorstellen, en mij lacht dit tusschen voorstel zeer toe. Uit het voorstel blijkt, dat de le machinist kan opklimmen tot f 1000 en de 2de machinist slechts tot f 700, en dat scheelt dan toch nog altijd [300.—, een verschil dat waarlijk de kleine verhooging van den tweeden titularis volkomen wettigt. De heer Van der Lip. M. d. V. Alleen hetgeen de heer Fokker heeft opgemerkt, hoort m. i. thuis bij de algemeene beschouwingen. De heer Fokker acht het verkeerd, dat wij bij het ontstaan van eene vacature zullen overwegen of soms een der keurmeesters kan worden gemist en toch de vier keurmeesters in de verordening laten staan. Ik zie niet in, welk bezwaar daartegen bestaat. De Commissie en de Directeur van het Slachthuis meenen, dat op het oogenblik geen der keurmeesters kan worden gemist. De werkzaamheden blijven zich voortdurend uitbr eiden en hebben zich ook nog uitgebreid na de aanstelling van den hulp-keurmeester en wel voornamelijk ten gevolge van de exportslachting. Het ligt echter in de bedoeling bij het ontstaan eener vacature eens eene proef te nemen met eene andere verdeeling van werkzaamheden, waardoor misschien met drie keurmeesters zal kunnen worden volstaan. Zekerheid kan daaromtrent echter niet worden ge geven, maar blijkt het, dat drie keurmeesters voldoende zijn, dan is het eene kleine moeite, in de verordening het cijfer 4 in 3 te veranderen; dat is het werk van één minuut. De opmerkingen van de heeren Sijtsma en Pera moeten, dunkt mij, bij art. 5 behandeld worden. De heer PVjkker. M. d. V. Ik dank den Wethouder, voorzitter van de Commissie voor het Slachthuis, voor de gegeven in lichtingen. Hadden deze eene plaats gevonden in het praeadvies, dan had mijne opmerking achterwege kunnen blijven. Na zijne verklaring kunnen wij echter met vertrouwen de eventueele proef tegemoetzien. De heer Roem. M. d. V. Ik wensch eene vraag te doen, waarop, zoo zij niet behoort bij de algemeene beschouwingen, het antwoord kan worden gegeven bij het betrokken artikel, n.l. deze: is ook de tweede machinist een verantwoordelijk persoon, zoodat hij bijv. dagen achtereen in de machinekamer chef is, of rust die taak alleen op den eersten machinist? De Voorzitter. Die vraag kan beantwoord worden bij de artikelen. De algemeene beraadslaging wordt gesloten. De artt. 1 tot en met 4 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 5, luidende: »De jaarwedden der in de artikelen 3 en 4 onder a—f be noemde ambtenaren worden vastgesteld als volgt: van den directeur opf 3000 van den keurings- veearts opL200' met 4 verhoogingen ad ƒ100.—, telkens na 2 jaren dienst, en bovendien 500.per jaar voor het waarnemen der werkzaamheden van ge meente-veearts; van de keurmeesters-opzichters en den opzichter- hulpkeurmeester op700.— met 2 verhoogingen ad 100.—, telkens na 2 jaren dienst; van den boekhouder op900.— met 2 verhoogingen van ƒ75.—, telkens na 2 jaren dienst; van den lsten machinist op800. met 2 verhoogingen ad ƒ100.— telkens na 2 jaren dienst; van den 2den machinist op600. met 2 verhoogingen ad 50.—, telkens na 2 jaren dienst; van den portier op400.— met 2 verhoogingen ad ƒ50.telkens na 2 aren dienst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 6