plaats heeft uit een dubbeltal, door ons college, na raadpleging
Commissarissen bij Uwe Vergadering in te dienen.
Verder maakt het nieuwe reglement ook beleening van
Rijkspensioenen mogelijk, waartoe o. a. reeds eerder door de
gemeentelijke banken van leening te Rotterdam, 's Gravenhage,
Groningen, Maastricht en Nijmegen besloten is.
In de derde plaats is het bedrag, dat jaarlijks aan de hoofd
beambten der hulpkantoren voor schoonhouden, verwarming
en verlichting wordt toegekend, van 100 op f 150 gebracht,
aangezien aan Commissarissen gebleken is, dat een bedrag
van f 100 niet voldoende is.
Ten vierde is de bepaling, dat de panden ten minste 15
maanden moeten worden bewaard, alvorens te kunnen worden
verkocht, met het oog op de waardevermindering van vele
panden in dien zin gewijzigd, dat voortaan reeds na zes maan
den verkoop kan plaats vinden, welke termijn voor het doel
der beleening alleszins voldoende kan worden geacht.
De aansprakelijkheid der ambtenaren, met de waardeering
der panden belast, voor de verliezen, door de Bank tengevolge
van te hooge beleening geleden, behalve in die gevallen, waarin
commissarissen hen van de aansprakelijkheid ontheffen, is in
het nieuwe reglement behouden, aangezien wij niet kunnen
inzien, dat artikel 8, 2e lid der wet zich daartegen zou ver
zetten. De bedoeling van dat 2e lid kan toch o. i. geen andere
zijn, het blijkt uit de geschiedenis van de tot standkoming
dier bepaling ten duidelijkste, als deze, dat de verliezen
niet op de pandgevers mogen worden verhaald. Trouwens,
artikel 4, 1°. der wet sluit alle twijfel uit door voor te schrij
ven, dat de aansprakelijkheid van de ambtenaren en bedienden
in het door den Raad vast te stellen reglement moet worden
geregeld.
Wij geven U alsnu in overweging tot vaststelling van de
navolgende verordening over te gaan.
VERORDENING, houdende Reglement van de Gemeentelijke
Bank van Leening te Leiden.
Bestuur en Beheer.
Artikel 1.
De Gemeentelijke Bank van Leening te Leiden wordt, onder
toezicht en opperbeheer van Burgemeester en Wethouders,
beheerd door 3 commissarissen, te benoemen door den Ge
meenteraad.
Tenminste één der commissarissen moet lid van den
Gemeenteraad zijn.
De commissarissen worden benoemd uit een dubbeltal, door
Burgemeester en Wethouders, na raadpleging van Commissa
rissen, bij den Gemeenteraad in te dienen.
Art. 2.
De commissarissen worden benoemd telkens voor den tijd
van drie jaren
Jaarlijks op den lsten Juli treedt een hunner af, maar is
dadelijk weder verkiesbaar.
De rooster van aftreding wordt geregeld naar ouderdom van
diensttijd.
Bij het gelijktijdig benoemen van meerdere commissarissen,
bepaalt het lot den tijd waarop elk hunner zal aftreden.
Art. 3.
Wie ter vervulling van een plaats, opengevallen op een
ander tijdstip dan de rooster aanwijst, tot commissaris wordt
benoemd, treedt af op den tijd, waarop degeen, in wiens
plaats hij is gekozen, moest aftreden.
Art. 4.
Commissarissen regelen bij een huishoudelijk reglement, dat
aan den Raad wordt medegedeeld, de waarneming van het
voorzitterschap, den tijd en de orde der vergaderingen en de
verdeeling der werkzaamheden.
Commissarissen nemen ten minste zes malen per jaar de
kassen op, onder berusting van den Directeur en den Onder-
kassier en riemen daarbij zoodanige inzage van de boeken als
zij wenschelijk zullen oordeelen; zij zien toe, dat de kas van
den Directeur' in geen geval meer inhoude dan 5000.
Zij zorgen voor de behoorlijke verzekering van alle roerende
goederen tegen brandschade en houden toezicht op de bewa
ring der panden.
Personeel.
Art. 5.
Aan het hoofdkantoor zijn verbonden:
a. Een Directeur.
b. Een Onderkassier.
c. Een Boekhouder.
d. Een Klerk.
Aan ieder der hulpkantoren zijn verbonden
a. Een hoofdbeambte.
b. Een assistent.
Een bediende is aan het hoofdkantoor en beide hulpkantoren
gezamenlijk verbonden.
Commissarissen wijzen aan wie bij ontstentenis van een der
ambtenaren dezen vervangt.
Is buitengewone hulp noodig dan zijn commissarissen be
voegd daarin te voorzien.
Art. 6.
De Directeur van de Bank wordt benoemd door den Gemeente
raad uit een dubbeltal, opgemaakt door Burgemeester en
Wethouders na raadpleging van commissarissen.
Hij is, onder toezicht van commissarissen, wien hij desge-
vorderd als secretaris ter zijde staat, belast met het dagelijksch
beheer van de bankzaken en in het algemeen verantwoordelijk
voor den goeden gang van zaken; hij draagt zorg dat al de
onder zijne bevelen staande beambten zich stipt kwijten van
de hun opgelegde verplichtingen. Zijn verdere werkkring wordt
zoo noodig op voorstel van Burgemeester en Wethouders,
commissarissen gehoord, door den Gemeenteraad bij instructie
vastgesteld.
De Directeur kan door Burgemeester en Wethouders op
voorstel van commissarissen worden geschorst en door den
Raad, op voordracht van Burgemeester en Wethouders, com
missarissen gehoord, worden ontslagen.
De overige beambten worden benoemd, geschorst en ontslagen
door commissarissen, gehoord den Directeur.
Art. 7.
Commissarissen regelen de verdeeling der werkzaamheden
en stellen, zooveel noodig, voor de door hen benoemde be
ambten instructiën vast.
Art. 8.
De Directeur legt in handen van den Burgemeester en de
overige ambtenaren leggen in handen van commissarissen den
eed of de belofte af, dat zij hun ambt eerlijk en getrouw
zullen waarnemen en het geheim bewaren omtrent al de
werkzaamheden van de Bank, het geval alleen uitgezonderd
dat zij wettelijk opgeroepen worden om wegens die werk
zaamheden inlichtingen te geven.
Art. 9.
Het is aan het personeel verboden
a. voor eigen rekening, middellijk of onmiddellijk, bij de
Bank geld te leenen of aan anderen geld op onderpand voor
te schieten;
b. zonder machtiging van commissarissen, middellijk of
onmiddellijk aankoopen te doen op de door de Bank gehouden
veilingen.
Art. 10.
Alvorens hun betrekking te aanvaarden moeten de Directeur
en de beambten overeenkomstig de bepalingen van de Gemeente
borgtochten-wet zekerheid stellen en wel:
de Directeurtot een bedrag van f 8000.—.
de Onderkassier 4000.
de Boekhouder2000.
de Klerk1000.
de Hoofdbeambten aan de
hulpkantoren4000.
de Assistenten2000.
de Bediende600.
Art. 11.
De bezoldigingen van de beambten aan het hoofdkantoor
zijn als volgt geregeld:
De Directeur geniet een aanvangswedde van 1900.met
vijf verhoogingen, telkens na twee jaar dienst als zoodanig,
van f 50.
De Onderkassier geniet een aanvangswedde van 1150.
met vijf verhoogingen, telkens van twee jaar dienst als zoo
danig, van f 30.
De Boekhouder geniet een aanvangswedde van 1000.—
met vijf verhoogingen, telkens na twee jaar dienst als zoodanig,
van f 30.
De klerk geniet een aanvangswedde van 500.met vijf
verhoogingen, telkens na twee jaar dienst als zoodanig, van f 30.
De bezoldiging van de beambten aan de hulpkantoren is
geregeld als volgt:
De Hoofdbeambten genieten een aanvangswedde van ƒ650.
met vijf verhoogingen, telkens na twee jaar dienst als zoodanig,
van 30.
De Assistenten genieten een aanvangswedde van 450
met vijf verhoogingen, telkens na twee jaar dienst als zoodanig,
van 20—
De bediende geniet een aanvangswedde van 350.met
vijf verhoogingen telkens na twee jaar dienst als zoodanig,
van 20.
Behalve deze vaste bezoldiging genieten de Onderkassier,
de Boekhouder, de Hoofdbeambten en de assistenten een