GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 49 INGEKOMEN STEKKEN. No. 90. Leiden, 13 April 1911. In Uwe Vergadering van 5 Maart 1908 (Ingekomen Stuk ken no. 36 van dat jaar) werd besloten het krankzinnigen gesticht «Endegeest' uit te breiden met eene afdeeling voor jeugdige idioten, bestemd voor 100 patiënten'. Thans deelt de Commissie van Beheer over »Endegeest" ons in haar in de Leeskamer ter inzage liggend rapport mede, dat bij nader inzien gebleken is, dat zoowel in het jorigens- als in het meisjespaviljoen 63 in plaats van 50 patiënten kunnen worden verpleegd en zij geeft daarom in overweging de afdeeling voor 126 in plaats van voor 100 patiënten te bestemmen. Wij kunnen ons met dit voorstel, dat niet anders dan ten voordeele der exploitatie kan zijn, volkomen vereenigen en geven U mitsdien in overweging aan deze vermeerdering van het aantal beschikbare plaatsen uwe goedkeuring te hechten. Tot H. M de Koningin zal dan het verzoek worden gericht vergunning te verleenen, dat in de als uitbreiding van het gesticht Endegeest" op te richten afdeeling voor jeugdige idioten Voorgeest" in plaats van niet meer dan 50 jongens en 50 meisjes ten hoogste 63 jongens en ten hoogste 63 meisjes mogen worden verpleegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. N°. 91. Leiden, 13 April 1911. Tegen de overname in eigendom en onderhoud van de in nevensgaande adressen bedoelde gedeelten van de Oranjestraat en de Nassaustraat bestaat noch bij de commissie van fabri cage noch bij ons college bezwaar, aangezien zij over de volle lengte zijn bebouwd en zoowel de bestrating als de rioleering zich in goeden staat bevinden. Bovendien heeft de eigenaar van een aangrenzend straatgedeelte (kadastraal bekend Sectie K n°. 1893i, zich bereid verklaard dat straatgedeelte aan de gemeente over te dragen. Ook de overname daarvan ontmoet noch bij de commissie van fabricage noch bij ons collese bedenking. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te be sluiten de gedeelten van de Oranje- en van de Nassaustraat, kadastraal bekend onder Sectie K nis. 1893, 1894, 1374 t/m. 1380, 1319 t/m. 1324 en 2135 en nader op de hierbij overgelegde situatieteekening in bruine, roode en gele kleur aangeduid, zonder eenige kosten voor de gemeente in eigendom en onder houd bij de gemeente over te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden Aan den Gemeenteraad van Leiden Geeft eerbiedig te kennen Arnolda Dina Schrijvers, echt- genoote van Josephus Leonardus Bronsgeest, wonende te Leiden, ten deze optredende in haar hoedanigheid van provi- sioneele bewindvoerster van haren echtgenoot voornoemd, thans verpleegd wordende in het geneeskundig gesticht voor Krankzinnigen »Endegeest" te Oegstgeest; dat zij in hare hoedanigheid van provisioneele bewihdvoer- ster voornoemd is eigenares van een perceel straat, uitma kende een gedeelte van de Oranjestraat te Leiden en aldaar kadastraal bekend Sectie K nummer 1894, groot drie aren en vijf en tachtig centiaren en een gedeelte van de Nassau straat te Leiden en aldaar kadastraal bekend Sectie K num mer 2135 groot acht en vijftig centiaren; dat zij qq. door den EdelAchtbaren Heer Rechter in het Kanton Leiden gemachtigd is om de bovengemelde perceelen aan de gemeente Leiden kosteloos en onderhands in eigendom over te dragen en zij q.q. daartoe gaarne bereid is; Redenen waarom requestrante qq. zich wendt tot den raad der gemeente Leiden met eerbiedig verzoek genoemde perceelen kosteloos in eigendom over te nemen. 't Welk doende enz. A. D. Bronsgeest Leiden, 31 Maart 1911. Schrijvers Leiden, 13 April 1911. Aan den Raad der gemeente Leiden, Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, ondergetee- kende, Bruin Luitsen Grupstra, koopman, wonende Haarlem merstraat 170a te Leiden, dat hij de hem toebehoorende straatgedeelten, gelegen in de Ürairjestraat, kadastraal bekend Sectie K, n°. 1374 t/m 1380, n°. 1319 t/m. 1324, kosteloos aan de Gemeente Leiden wil overdragen. 'tWelk is doende enz. B. L. Grupstra. N°. 92. Leiden, 14 April 1911. Door de Commissie voor de in September a s. alhier te houden Landbouwtentoonstelling werd ons verzocht wel te willen bevorderen, dat vergunning worde verleend voor den verkoop van sterken drank in het klein in de op het ten toonstellingsterrein te plaatsen restauratietent. Aangezien tentoonstellingen van eenigen omvang en zeer zeker de jaarlijksche landbouwtentoonstellingen kunnen geacht worden te zijn buitengewone inrichtingen voor maatschap pelijk verkeer, als bedoeld in art. 5, 1°, der Drankwet, kan o. i. tegen het verleenen van een vergunning boven het maximum, welke vergunning bovendien slechts zeer korten tijd zal behoeven te gelden, geen bezwaar bestaan. Wij geven U mitsdien in overweging aan Hare Majesteit de Koningin voor te stellen ons College te machtigen aan den pachter van de buffetten op het terrein der in Sep tember 1911 te houden Landbouwtentoonstelling, voor den duur dier tentoonstelling en van de in verband daarmede te houden vermakelijkheden, vergunning te verleenen voor den verkoop van sterken drank in het klein voor gebruik ter plaatse van verkoop in de restauratietent op het tentoonstel lingsterrein. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 93. Leiden, 14 April 1911. Onder overlegging van het hierbijgaand schrijven van de Com missie voor de Gemeente-Apotheek, hebben wij de eer Uwe Vergadering te verzoeken tot de benoeming van een Gemeente- apotbeker(es) uit het volgende door de commissie voorgedragen dubbeltal, te willen overgaan. 1°. Mej. H. H. DE WOLFF, te Utrecht. 2°. Mej. J. A. VAN TOORENBURG, te 's-Gravenhage. Wij geven U in overweging de benoeming voorloopig voor den tijd van één jaar te doen plaats hebben. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 13 April 1911. In antwoord op uwe missive N°. 2/39 d.d. 30 Maart 1.1. onderwerp «Gemeente-apotheker", hebben wij de eer, met terugzending der verschillende sollicitatiestukken, Uw College te doen toekomen de navolgende voordracht voor Gemeente- Apotheker, waaruit onze Commissie gaarne eene keuze zag gedaan. 10. Mejuffrouw H. H. DE WOLFF, 2°. Mejuffrouw J. A. VAN TOORENBURG. Onder voorbehoud nader hierop terug te komen, geven wij uw College in overweging de benoeming voorloopig eene tijdelijke te doen zijn. Naar aanleiding van de ontvangst van een schrijven van den Pharmaceutischen Inspecteur voor Zuid-Holland en Zee land, waarin door hem aangedrongen wordt op afdoende regeling, zal het ons aangenaam zijn, indien uw College zou kunnen bevorderen, de benoeming zoo mogelijk in de eerst volgende raadszitting te doen plaats vinden. De Commissie v/d. Gemeente-Apotheek, J. G. v. d. Sluijs, Voorzitter. G. F. A. ten Bosch, Secret. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 94. Leiden, 12 April 1911. In Uwe Vergadering van 26 Januari j.l. werd de navolgende, door uw medelid, den heer K. Sijtsma, ingediende motie met 17 tegen 11 stemmen aangenomen: »De Raad. kennis genomen hebbende van de mededeelingen vervat in N°. 341 der Ingekomen Stukken van den Gemeen teraad van 16 November 1910, van oordeel dat invoering eener belasting op de publieke vermakelijkheden op een wijze zooals daarin wordt bedoeld wel is in het belang der gemeente, noodigt B. en W. uit met bekwamen spoed een concept-verordening regelende deze be lasting den Raad ter vaststelling voor te leggen". Gevolg gevende aan de in die motie vervatte uitnoodiging, bieden wij U nevensgaande concept-verordeningen, regelende de heffing en invordering van eene belasting op tooneelver tooningen en andere openbare vermakelijkheden in deze ge meente, ter vaststelling aan. Tot toelichting merken wij op, dat de verordeningen op dezelfde leest geschoeid zijn als die, welke te Rotterdam en te Zaandam van kracht zijn, terwijl de tarieven in hoofd zaak ontleend zijn aan de Zaandamsche verordening. Verder zij, teneinde U eenigszins een inzicht te geven, in welke mate de belasting zal drukken, nog het volgende vermeld. Volgens de tarieven, genoemd in artikel 2 der heffingsver- ordening zal voor eene openbare vermakelijkheid in de groote

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 1