54 DONDERDAG 20 APRiL 1911. Commissarissen of aan een lid van het college van Burge meester en Wethouders of aan een daartoe aangewezen ambte naar worden opgedragen. De Directeur zal de kas van den Hoofd-boekhouder ten minste eenmaal in elke maand opnemen, de kasboeken ver gelijken met de aanwezige middelen en bij accoordbevinding deze afteekenen. Hij deelt de uitkomst en den stand der kas, beschouwd in verband met de te verwachten uitgaven, schrif telijk aan den Voorzitter van Commissarissen mede." l)e heer Pera. M. d. V. Naar aanleiding van de derde alinea zou ik een vraag willen doen. Er staat daar: «Burgemeester en Wethouders zijn verplicht ten minste eenmaal in een tijd perk van drie jaar inzage van de boeken en van de kas te nemen en zich daarbij door een deskundige te doen bijstaan". Nu is bij mij de vraag gerezen, of het niet verkieselijker is, dit opnemen van de boeken en de kas door Burgemeester en Wethouders te doen geschieden elk jaar. Immers wanneer het eens in de drie jaar gebeurt, stapelen alle bescheiden zich gedurende dien tijd op en wordt het nazien een verba zend omvangrijk werk. Wanneer het elk jaar geschiedt, blijft men veel beter op de hoogte van alles en zullen de werkzaam heden van Burgemeester en Wethouders er niet noemens waardig door vermeerderen. De Voorzitter. Het is eene nieuwe bepaling. In het eerste lid staat reeds, dat de Hoofd-boekhouder aan Burgemeester en Wethouders, aan Commissarissen en aan den Directeur, zoo dikwijls zij dif vorderen, inzage moet geven van de boeken en de kas. Burgemeester en Wethouders zijn dus bevoegd, zoo dikwijls zij dit verlangen, inzage te vorderen, al wordt in het algemeen het toezicht uitgeoefend door Commissarissen. Nu is als nieuwe alinea in dit artikel de bepaling ingelascht, dat Burgemeester en Wethouders verplicht zijn, ten minste eenmaal in een tijdperk van drie jaar inzage te nemen van boeken en kas. Het is niet noodig, dat dit elk jaar geschiedt; Burgemeester en Wethouders hebben het toch reeds volharidig genoeg; het is eene buitengewone maatregel. Éénmaal in de drie jaren is voldoende, omdat het jaarlijksche toezicht toch geregeld door Commissarissen der Gasfabriek uitgeoefend wordt. In de vorige verordening was deze verplichting voor Burgemeester en Wethouders niet opgenomen. Ik meen echter, dat deze nieuwe verplichting te drukkend zou worden, wan neer de opneming elk jaar moest geschieden. De heer Pera. Dat Burgemeester en Wethouders de be voegdheid hebben om zoo dikwerf zij dit verlangen inzage van boeken en kas te vorderen, wist ik wel, maar men zal toch wel een bepaalde reden gehad hebben om de bepaling op te nemen, dat Burgemeester en Wethouders verplicht zijn ten minste eenmaal in een tijdperk van drie jaar de boeken en de kas op te nemen. En nu is mijn bezwaar, dat wanneer dit eens in de drie jaar gebeurt, die opneming een ontzaglijk werk zal zijn, terwijl, wanneer het jaarlijks geschiedt, dit weinig moeite zal geven. Het is echter alleen eene opmerking van mij meent men, dat men met eens in de drie jaar kan volstaan, dan zal ik er mij niet tegen verzetten. Ik ben echter bevreesd, dat het werk zich in drie jaar verbazend zal opstapelen en onregelmatigheden niet zoo ge makkelijk zullen ontdekt worden. De Voorzitter. Men behoeft werkelijk niet bevreesd te zijn, dat het werk zich in drie jaar zoo zal opstapelen. Immers elk jaar wordt toch alles nagezien; het opnemen van boeken en kas door Burgemeester en Wethouders eenmaal in de drie jaren moet dus meer worden beschouwd als een inval. Het is volstrekt niet de bedoeling, dat voortaan de administratie slechts eenmaal in de drie jaren wordt nagegaan; dit wordt nog altijd elk jaar gedaan: ieder jaar worden de rekeningen en boeken door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd. Deze nieuwe controle draagt derhalve een ander karakter en hieruit volgt weer, dat een opneming om de drie jaren volstrekt niet meer arbeid medebrengt dan een jaarlijksche. En daar nu ook de aard van dezen maatregel geen geregelde jaarlijksche herhaling vordert, zou het opleggen van de verplichting om het onderzoek telkenjare te doen plaatshebben, onnoodig drukkend zijn voor Burgemeester en Wethouders. De beraadslaging wordt gesloten en art. 13 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 1419 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Beraadslaging over art. 20 luidende »Vari de gasfabriek en de electriciteitsfabriek zal eene afzon derlijke boekhouding worden gevoerd. De boeken worden ge voerd naar het beginsel der dubbele boekhouding, zoodat zij eene volledige verantwoording geven over alle waarden der fabrieken, in het bijzonder over de geldmiddelen. De rekening en verantwoording van het gehouden beheer over elke fabriek over het dienstjaar eindigende 31 December en de balans en de winst- en verliesrekening, opgemaakt door den Hoofd-boekhouder, zullen vóór 15 April d. a. v. door Commis sarissen, aan Burgemeester en Wethouders worden overgelegd, waarbij ter inzage gevoegd worden alle bescheiden, die tot toelichting en verificatie kunnen strekken. Tegelijk met die rekeningen leggen Commissarissen een verslag van den toestand van elke fabriek en van hare exploi tatie over het afgeloopen jaar door tusschenkomst van Burge meester en Wethouders aan den Gemeenteraad over. Die verslagen zullen worden gedrukt en aan de leden van den Gemeenteraad toegezonden. De zuivere winst der fabrieken wordt jaarlijks, uiterlijk vóór 30 Juni, aan de gemeente uitgekeerd, de Directeur geeft van deze uitkeering onmiddellijk schriftelijk kennis aan Burge meester en Wethouders." De heer Fokker. M. d. V. Slechts eene enkele opmerking naar aanleiding van de terminologie van de laatste zinsnede van art. 20. Daar lezen wij: »De zuivere winst der fabrieken wordt jaar lijks, uiterlijk vóór 30 Juni, aan de gemeente uitgekeerd, de Directeur geeft van deze uitkeering onmiddellijk schriftelijk kennis aan Burgemeester en Wethouders." Naar ik vermoed, wordt hier bedoeld, dat de winst der fabrieken wordt gestort bij den Gemeente-ontvanger. Immers ook in art. 23 wordt gezegd, dat de gelden, behoorende tot de fondsen vermeld in art. 22, wanneer daaraan tot bestrijding van de kosten van vernieuwing of uitbreiding der fabrieken geen behoefte bestaat, bij den Gemeente-ontvanger zullen worden gedeponeerd. Zou het nu niet beter zijn om in beide artikelen dezelfde terminologie te bezigen? De Voorzitter. Ik geloof, dat de terminologie van dit artikel goed is. De bedoeling is deze: De zuivere winst der fabrieken wordt jaarlijks aan de Gemeente uitgekeerd, maar wordt gestort bij den Gemeente-ontvanger. Zuowel de gelden, waarvan in art. 20 sprake is, als die, waarover art. 23 spreekt, zijn het eigendom der gemeente, maar het verschil tusschen die twee is dit, dat de gelden, in art. 23 vermeld, voorloopig nog administratief van de overige gemeentefmanciën gescheiden zijn; op 30 Juni pas wordt de zuivere winst in de gemeentekas gestort. Vóór dien tijd was het geld nog in de kas van de gasfabriek, hoewel het ook toen reeds eigendom van de gemeente was. Vóór 30 Juni kan de gasfabriek het geld, dat gedeponeerd is bij den Gemeente-ontvanger, terugnemenna dien tijd kan zij dit niet meer, omdat dit geld overgegaan is in de gemeente kas. zoodat zij voortaan eventueel benoodigde gelden van de gemeente zou moeten leenen. De beraadslaging wordt gesloten en art. 20 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De artikelen 21 en 22 worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Beraadslaging over art. 23 luidende: »l)e gelden, behoorende tot de fondsen vermeld in art. 22, zullen, wanneer daaraan tot bestrijding van vernieuwing of uitbreiding der fabrieken geen behoefte bestaat, bij den Gemeente ontvanger worden gedeponeerd en door hem geboekt op een afzonderlijk hoofd, waaruit de bestemming duidelijk kan blijken. Van elk dezer stortingen geeft de Directeur der fabrieken onmiddellijk schriftelijk kennis aan Burgemeester en Wethou ders, die van elke storting aanteekening houden. De renten daarvan, door Burgemeester en Wethouders vast te stellen, zuil n jaarlijks bij het gedeponeerd kapitaal worden geboekt." De heer Fokker. M. d. V. In de laatste zinsnede staat: »De renten daarvan, door Burgemeester en Wethouders vast te stellen, zullen jaarlijks bij het gedeponeerd kapitaal worden geboekt." Mag ik vragen, naar welken maatstaf Burgemeester en Wet houders van plan zijn den rentevoet vast te stellen? De heer Korevaar. M. d. V. In dit artikel wordt bedoeld, dat de rente, die de gasfabriek aan de gemeente betaalt, gelijk is aan die, waarvoor de gemeente zelf leent. De bepaling van het juiste cijfer behoort vanzelfsprekend bij Burgemeester en Wethouders en niet bij de Directie van de lichtfabrieken, die de daarvoor benoodigde gegevens mist. De Voorzitter. Het is rente, die betaald moet worden van gelden, die bij den Gemeente-Ontvanger gedeponeerd zijn. derhalve bij hem in kas zijn. Wij zijn echter van plan geen rente te berekenendit geeft slechts noodeloozen omslag en brengt toch geenerlei wijziging in den toestand der gemeentefïnanciën teweeg. Het is daarom het beste, zóó te handelen, als voor de praktijk het gemakkelijkst is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 6