30
DONDERDAG 16 FEBRUARI 1911.
wij daarmede ook wel eenigszins rekening houden. Burge
meester en Wethouders sturen echter klaarblijkelijk op den
bouw van een nieuwe school aan; immers zij ramen de ver
bouwing op een f 100.000, terwijl zij den bouw van eene
nieuwe school schatten op 200.000.
Waar nu èn de Commissie van toezicht èn het bestuur van
Mathesis zich tevreden verklaren met het plan tot verbou
wing, terwijl de Directeur der Hoogeie Burgerschool alleen
zegt, dat door deze verbouwing niet een regelmatig en doel
matig schoolgebouw, doch een verzameling van min of meer
bruikbare lokalen zou worden verkregen, die op grillige wijze
naast elkaar liggen, en waar de Inspecteur van het Middel
baar Onderwijs zegt, dat de bouw van een nieuwe school
noodzakelijk is, daar zeg ik, dat ik mij niet zoo dadelijk voor
die beide personen wensch te buigen. De Rijksinspectie kan
toch gemakkelijk denken over den bouw van een school, die
zij niet behoeft te betalen. Rijksinspecties zijn gewoonlijk
veeleischend, men denke maar eens aan Endegeest hoe hooge
eischen daar ook altijd worden gesteld.
Zoo gaat hot ook hier.
De Inspecteur kan wel gemakkelijk advies geven, hij behoeft
geen rekening te houden met de financiën der gemeente. En
waar gezegd wordt, dat wij bij verbouwing geen idealen toestand
zullen verkrijgen, daar antwoord ik: dat behoeft ook niet, het
ideale bereikt men toch niet, waar heeft men wel een idealen
toestand
Ik vind het dus niet gemotiveerd om 200000 uit te
geven voor een school, die in gegeven omstandigheden waar
schijnlijk toch te groot zal worden.
Want wat is het geval Langzamerhand zullen er van Christe
lijke zijde meer gelegenheden voor Middelbaar Onderwijs
worden geopend. In den Haag wordt nu door de Jezuïten een
groote inrichting voor Hooger en Middelbaar Onderwijs opge
richt. Wat de Katholieke leerlingen betreft, die zullen in het
vervolg waarschijnlijk naar den Haag gaan.
Men mag dit onaangenaam vinden, men moet met die
omstandigheid rekening houdenKatholieken zullen gebruik
maken van Katholieke inrichtingen. En waar wij nu staan
voor een tijdperk van overgang, waar wij staan voor het feit,
dat er ongetwijfeld zullen worden opgericht Hoogere Burger
scholen op confessioneelen grondslag, daar acht ik het minstens
voorbarig nu tot den bouw van een nieuwe school over te
gaan. Ik vereenig mij dus geheel met beide Commissiën, die
zich tevreden verklaren met de toegezegde verbeteringen door
verbouwing en ik zal dus stemmen tegen de voorstellen van
Burgemeester en Wethouders.
De heer van der Elst. Waar enkele leden zich hebben
verklaard tegen het groote bouwplan, zou ik een paar op
merkingen van praktischen aard willen maken naar aanlei
ding van het kleine plan en daaruit concludeeren tot de
noodzakelijkheid van den bouw eener nieuwe school. In de
stukken staat, dat wanneer er een nieuwe school komt, wij
minstens voor 25 jaar zullen zijn geholpen. Ik geloof niet te
veel te zeggen, wanneer ik beweer,, dat die termijn veel te
kort is genomenwij kunnen gerust aannemen, dat wij dan
voor goed uit de moeielijkheid zijn.
Een practisch bezwaar tegen het kleine plan vind ik ook
dit, dat wij absoluut niet weten, hoeveel de onteigening van
het hoekhuis, de slagerij, zal kosten en wij zullen dat hoek
huis toch wel noodig hebben om het kleine plan uit te voeren.
De zaak heeft reeds lang getraineerd en de eigenaar zal ons
eene hooge som voor zijn huis vragen. Bij onteigening zal
hij een sterk argument hebben met de bewering, dat de
school evengoed elders kan gebouwd worden en de onteige
ning van zijn huis luxe is. Deze bewering zal van grooten
invloed zijn op den onteigeningsprijs, die ons stellig niet zal
medevallen.
Ten slotte wil ik nog wijzen op eene kleinigheid, die wel
niet den doorslag mag geven, maar die ik toch wel der over
weging waard acht. Bij uitvoering van het kleine plan zullen
wij ook den mooien gevel aan de Lokhorststraat moeten
sloopen. De gevel van de oude Latijnsche school is een van
de mooiste gevels van Leiden en de verdwijning daarvan zou
ik zeer betreuren. Voor mij persoonlijk is dit mede een argu
ment om niet gunstig te oordeelen over het kleine plan.
De heer Reimeringer. M. d. V. Ik heb het woord gevraagd
naar aanleiding van hetgeen door den heer Meuleman is ge
zegd. De heer Meuleman heeft het rapport van de Commissie
voor het Middelbaar Onderwijs naar voren gebracht, maar
mag ik er den geachten spreker aan herinneren, dat in dat
rapport eene meerderheid en eene minderheid aan het woord
zijn; en de minderheid, waartoe ik behoorde, heeft, zoodra
dit kleine plan aan de orde kwamgezegdlaten wij dat
plan niet uitvoeren, want elke cent, die wij aan de verbete
ring der oude school besteden, is weggeworpen geld. Voor de
f 80.000.zullen wij een paar goede lokalen krijgen, maar
de slechte algemeene toestand zal niet verbeterd worden. Er
zijn lokalen, waar het riool een onaangenamen stank ver
spreidt, zóó zelfs, dat de ouders bij request aan den Directeur
gevraagd hebben of aan dien onaangenamen geur geen einde
kon gemaakt worden. De verbouwing, die wij voor de
f 80.000.zullen tot stand brengen, is totaal onvoldoende.
De lokalen hebben nu gedeeltelijk reeds gebrek aan licht,
welk gebrek door de verbouwing nog verergeren zal. Zoo is bijv.
het natuui kuride-lokaal zeer slecht. In één woord, de toestand
van deze Hoogeie Burgerschool is hoogst ergerlijk en ik ge
loof wel, dat wij hier in Leiden de slechtste Hoogere Bur
gerschool van geheel Nederland hebben. Als wij nu gaan
verbouwen, dan is het mijne heilige overtuiging, dat wij na
eenigen tijd weer met een ander plan moeten komen,
omdat de verbouwing niet afdoende was. Trouwens, de Direc
teur heeft al verklaard, dat behoorlijk toezicht onmogelijk is
met het oog op het groote complex van gangen. Voorts is
hoog noodig eene behoorlijke inrichting van de waterclosets,
vooral wegens het feit, dat jongens en meisjes daarvan moe
ten gebruik maken. Voor rijwielen is evenmin eene bergplaats.
De toestand is absoluut onvoldoende en m. i. niet voor afdoende
verbetering vatbaar.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Wat ik wil zeggen
sluit zich aan bij hetgeen door den heer Reimeringer is aan
gevoerd. Naar mijne meening behooren de beide voorstellen
van Burgemeester en Wethouders volledig te worden aange
nomen. Tot mijn leedwezen worden tegen de noodzakelijk
heid van oprichting eener nieuwe school bezwaren geopperd.
Ik kan het aanvoeren van die bezwaren slechts verklaren uit
onbekendheid met den feitelijken toestand der tegenwoordige
school. Wie het schoolgebouw echter slechts eenmaal door
loopt en zijne oogen en zijn neus den kost geeft, moet m.i.
wel tot de conclusie komen, dat de toestand aldaar onhoud
baar is en niet afdoend kan worden verbeterd. Nu is dit
laatste wel de meening van een leek op bouwkundig gebied,
maar een deskundige als de heer Roem heeft die meening
bevestigd. De school kan m. i. niet rationeel worden verbouwd
zóó dat een overzichtelijk geheel wordt verkregen en zóó dat
lokalen beschikbaar komen die inderdaad alle voldoen. Want
er blijft altijd bestaan dit ontzettend groote bezwaar, dat een
reeks van lokalen zal moeten gebouwd worden aan den ach
terkant, en wie nu de lokalen bezoekt, die wij reeds daar
hebben, moet toegeven dat die lijden aan een totaal gemis
aan licht en lucht. Wanneer men zich een oogenblik indenkt
in het feit (misschien moet men om dit ten volle te kunnen
doen, als ik, vader zijn van de Hoogere Burgerschool bezoe
kende leerlingen) dat de leerlingen een groot deel van hun
leven moeten doorbrengen in dergelijke troostelooze zalen,
verstoken van lucht en licht, dan zal men niet kunnen zeg
gen, dat de school zal kunnen blijven waar ze nu i§. Want
ik wensch in gemoede te vragen of het mogelijk kan zijn in
dergelijke ruimten met opgewektheid onderwijs èn te geven
èn te ontvangen. Bovendien is reeds gewezen op het groote
bezwaar dat het uitoefenen van behoorlijk toezicht op zulk
een lang-gerekte reeks van op zichzelf staande lokalen moet
ondervinden.
Als vaststaande mag dus worden aangenomen, dat elk plan,
zelfs tot verbouwing, moet worden opgegeven en dat moet
worden aanvaard het plan tot het bouwen eener nieuwe
school op een ander terrein. Indien dit vaststaat, en verreweg
de grootste meerderheid van de adviseerende colleges is er
voor en dit ongetwijfeld terecht indien men bedenkt, dat
het plan tot verbouwing zal kosten tenminste f 80000,
terwijl dan nog niet aan rechtmatige wenschen en eischen
wordt voldaan, wat wel het geval zal zijn wanneer wij over
gaan tot den bouw eener nieuwe school, dan rijst de
tweede kwestiemoeten wij genoegen nemen met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders en besluiten voor dien
nieuwen schoolbouw te besteden hoogstens 200.000?
Ik vestig er de aandacht op, dat wanneer Burgemeester en
Wethouders spreken van ten hoogste f 200.000, bij hen
natuurlijk de overtuiging bestaat, dat zij daarmede zullen
toekomen, dat dit bedrag niet zal worden overschreden, licht
mogelijk belangrijk lager kan zijn. Wanneer men het nu laat
voorkomen, dat dit bedrag misschien met 10, 20 of ƒ30.000
zal worden overschreden, dan is dit een bezwaar, dat men
niet mag opperen, wanneer men vertrouwen stelt in ons Dage-
lijksch Bestuur. Wij moeten vertrouwen, dat het bedrag niet
zal worden overschreden en in dat vertrouwen zal ik dan ook
voor het voorstel stemmen.
Daartegenover wordt voorgesteld dat het wellicht mogelijk
zal zijn een gebouw, voldoende voor het tegenwoordige aantal
van ruim 200 leerlingen, te bouwen voor een geringere som
dan twee ton, maar al ben ik dan geen deskundige op bouw
kundig gebied, zou ik toch zeggen, dat wij dwaas zouden
doen indien wij ons tevreden stelden met een bouwplan van
kleiner opzet, waarbij uit den aard der zaak slechts zou kunnen
worden voldaan aan geringere eischen en waarbij niet gelet
zou worden op de toekomst. Wij moeten niet enkel denken
aan het heden, maar ook aan de toekomst, mogen immers