DONDERDAG 16 FEBRUARI 1911. 29 moet daarbij rekening houden met de belangrijke kosten, die nog noodig zijn om de perceelen op die hoogere waarde te brengen. Hoe de toestand op het oogenblik is, blijkt wel hieruit, dat een van de eigenaars der panden, die een hypotheek heeft op zijn perceel, van den hypotheekhouder aanzoek heeft gekregen om de hypotheek te verminderen, omdat die houder de tegenwoordige waarde geringer achtte dan de vroegere. Men is het dus niet algemeen met Burgemeester en Wet houders eens, dat de perceelen zijn vooruitgegaan. Ik acht het dus wenschelijk, dat Burgemeester en Wethouders hier eene tegemoetkomende houding aannemen. Begrijp ik het goed, dan zullen er onderhandelingen van Burgemeester en Wethouders met de betrokken eigenaren plaats hebben in verband met aan te brengen verbeteringen. Ik hoop dat Burgemeester en Wethouders daarbij met den feitelijken toestand rekening zullen houdeneenige vergoeding door de gemeente acht ik plichtmatig. Ik zal geen voorstel doen, maar beveel deze zaak alleen bij Burgemeester en Wethouders aan, mij voorbehoudend om er later nog op terug te komen wanneer daartoe aanleiding mocht bestaan. De beraadslaging wordt gesloten en het praeadvies van Burg. en Weth. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XI. Voorstel: tot den bouw van eene nieuwe Hoogere Burgerschool voor Jongens, waarvan de bouwkosten niet meer zullen bedragen dan 200.000. als plaats voor die school te bestemmen een gedeelte van het Raamland aan den Hoogen Rijndijk. (Zie Ing. St. Nis. 348 van 1910 en 29 van 1911). De heer Roem. M. d. V. Ik wil even zeggen waarom ik tegen beide voorstellen zal stemmen. Ik maak de minderheid uit van de Commissie van Fabricage, waar het betreft het be zwaar tegen de hooge kosten. Toen een paar jaar geleden het plan is opgemaakt tot verbetering van de Hoogere Bur gerschool, hebben wij alles in de school goed nagegaan en de Commissie kwam bijna eenparig tot de conclusie, dat geen afdoende verbetering zou verkregen worden bij uitvoering van dat plan, wat dan een 70.000 zou kosten. Ik heb mij toen beslist uitgelaten, dat het niet verantwoord zou zijn dat be drag te besteden voor zulk een verbouwing. Ik moet er in- tusschen bijzeggen, dat ik als lid van de Commissie van Fa bricage niet de verantwoordelijkheid draag voor den aankoop der huisjes naast de Hoogere Burgerschool, want over dien aankoop is het advies der Commissie niet gevraagd. Een nieuwe Hoogere Burgerschool zal er moeten komen, daaraan is niet te ontkomen. Toch zijn er verschillende rede nen, die het wenschelijk maken de kosten niet zoo hoog te doen zijn. Vooreerst zal de verhooging van schoolgeld voor de leerlingen uit de buitengemeenten tengevolge hebben een vermindering van het getal leerlingen. Maar al had die verhooging van schoolgeld geen verminde ring van het getal leerlingen tengevolge, zoo zijn er nog andere redenen, die eveneens tot vermindering van het getal leer lingen zullen leiden, al zal ik ze nu niet noemen. Ik ben overtuigd, dat men voor f 150.000 een zeer mooie school kan maken. Zoo lang ik niet de plannen voor mij heb, waardoor ik overtuigd word van de noodzakelijkheid om voor den bouw van deze school 200.000 te besteden, kan ik aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet mijn stem geven, omdat ik overtuigd ben, ik zou het uit een teekening kunnen doen zien, dat een zeer goed naar alle eischen des tijds ingerichte Hoogere Burgerschool, met twee parallelklas sen, niet meer zal kosten dan f 150.000. Dat is de reden, dat ik de som van f 200.000 te hoog acht. In de tweede plaats ben ik tegen de plaats gekant waar de nieuwe Hoogere Burgerschool zal komen. Ik heb mij daar tegen reeds in de Commissie van Fabricage verzet, omdat die plaats mij ongeschikt voorkomt wegens het geraas door het tramverkeer als anderszins. Ik weet bij ondervinding hoe lastig hel is voor een school, wanneer zij grenst aan een min of meer druk verkeerspunt, waarvan ik een voorbeeld heb opgenoemd, dat in de stukken vermeld staat. En al wordt, nu gezegd, dat de school op vol doenden afstand zal komen van den weg, zoodat het geraas niet zal hinderen, ben ik daardoor toch niet gerustgesteld, te minder, waar bij eene dergelijke school verschillende loca- liteiten, zooals voor scheikunde en natuurkunde, aan bijzon dere eischen moeten voldoen, zoodat men niet in het ruwe kan zeggen, hoe een dergelijke school moet gebouwd worden. Nu wil men een monumentaal gebouw zetten, maar ter voor koming van het geraas wil men de gangen plaatsen aan de zijde van den Rijndijk, men zal dus krijgen een monumen taal gebouw met gangen aan den voorgevel naar den Rijndijk. Dit lokt mij ook niet aan en daarom zal ik stemmen tegen beide voorstellen van Burgemeester en Wethouders. De heer Sijtsma. M. d. V. Als het bij de eerste behandeling van dit voorstel tot eene stemming was gekomen, dan had ik zeker tegen gestemd. Wij waren toen niet bijzonder voorbe reid en ik was niet in de gelegenheid geweest de localiteiten van het oude schoolgebouw te bezien, terwijl mij uit de stukken was gebleken, dat de Commissie van Fabricage, de Directeur der Hoogere Burgerschool en andere autoriteiten met de verbouwing aanvankelijk nogal tevreden waren. Thans heb ik zelf de school bezichtigd en nu zegt mijn leekenver- stand mij, dat wij aan eene verbouwing der oude school geen ƒ80 000 moeten besteden In zoover ben ik het met den heer Roem eens, dat wij beter zullen doen eene nieuwe school te bouwen dan zulk een groot bedrag aan de oude school te verwefken, waar we toch nooit een behoorlijk geheel van kunnen krijgen. Aan den anderen kant heb ik echter ook be zwaar tegen de som van 200.000 en ook tegen de plaats, waarop men de school wil stichten. Het Raamland is een mooi terrein, maar het ligt aan een uiteinde der stad en voor leerlingen, wonende aan den Rijnsburgervveg en aan den Haagweg, is de afstand naar de school zeer groot. Nu kunnen zij wel een rijwiel gebruiken, is er gezegd, maar bij slecht weer levert dit toch moeielijkheden op. Trouwens men dwingt dan de ouders van de leerlingen tot het nemen van een rijwiel. Bovendien hooren wij nu van een deskundige, als de heer Roem, dat wij voor 150.000 eene goede Hoogere Burgerschool overeenkomstig alle eischen des tijds zullen kunnen krijgen en ik word daardoor nog versterkt in mijn bezwaar tegen de som van f 200.000. Het zal daarom van den loop der debatten afhangen of ik mijne stem aan dit voorstel zal kunnen geven, hoewel ik blijf bij de meening, dat ik het niet goed vind f 80.000 aan de verbouwing te besteden. De heer Briët. M. d. V. Ik wensch met een enkel woord mijne stem tegen dit voorstel te motiveeren. Professor Wil- deboer heeft in eene vorige raadszitting het rapport der z.g. Ineenschakelingscommissie genoemd en ik heb de moeite ge nomen dit rapport eens in te zien, waarbij mij opnieuw ge bleken is, dat sterk geklaagd wordt over de inrichting van het onderwijs aan Hoogere Burgerscholen en Gymnasia. Ik lees toch in dat rapport»Het is reeds meermalen uitgesproken, dat de inrichting der Hoogere Burgerschool met 5 jarigen cursus (d. w. z. in 't algemeen gesproken over het onderwijs) niet zoo kan blijven," en een subcommissie, waarin vier directeuren van Hoogere Burgerscholen zitting hadden, zegt in haar rap- rort»dat de tegenwoordige toestand in al deze opzichten stelselloos en onvoldoende is, behoeft niet nader te worden betoogdhet is de algemeene overtuiging." Waar de stand van zaken zóó is, acht ik het gevaarlijk over te gaan tot de oprichting van eene nieuwe Hoogere Burgerschool. Men moge zeggen, dat de voorstellen der In eenschakelingscommissie nog geen wet zijn en dat het oogen blik, waarop zij wet zullen zijn geworden, zich nog lang zal laten wachten, maar waar het eene algemeene overtuiging is, dat de toestand van het onderwijs, zoowel aan de Hoogere Burgerscholen als aan de Gymnasia niet goed is, acht ik het toch gewaagd eene nieuwe Hoogere Burgerschool te bouwen, terwijl men weet, dat misschien over tien jaar eene geheel andere inrichting van het onderwijs zal worden vastgesteld, waarmede dan ook wel eene andere inrichting van het gebouw zal gepaard gaan. Mijnheer de Voorzitter! In eene vorige raadszitting is door u gezegd, dat het gebouw dan wel gebruikt kon worden voor het z.g. lyceum, maar ik acht dit aan grooten twijfel onder hevig, omdat men zich het lyceum denkt als een combinatie van Gymnasium en Hoogere Burgerschool met vier verschil lende richtingen, en dat heel anders zal moeten zijn dan zoo als men thans de nieuwe Hoogere Burgerschool wil maken. Naar mijne meening is dus met het oog hierop de bouw van een nieuwe Hoogere Burgerschool op dit. oogenblik niet wenschelijk en zal ik dus tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer Meuleman. M. d. V. Ik wensch even mijn stem te motiveeren, die ik zal uitbrengen tegen de voorstellen van Burgemeester en Wethouders en dit wel op grond van de stukken. Immers de meerderheid van de Commissie van toezicht verklaart zich bevredigd door het plan van verbouwing. Waar wij nu hebben een Commissie van toezicht, die, als een plan tot verbouwing wordt ingediend, zegt: zoo is het goed; waar verder de Vereeniging Mathesis Scientiarum Ge- nitrix zich tevreden verklaart met het plan van verbouwing, dat geraamd wordt op een 70.000 a f 80.000, daar acht ik den bouw van een nieuwe school niet noodig. Wat die kosten van verbouwing betreft, merk ik op, dat de Directeur van Gemeentewerken nog al eens te hoog raamt. Dit komt her haaldelijk uit; wij hebben dit nog gezien bij Endegeest, waar de aanbesteding niet minder dan f 17000 beneden de raming bleef. Bij de berekening van de kosten van verbouwing, mogen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 5