28 DONDERDAG 16 FEBRUARI 1911. dat, voorzoover het ontwerp eene uitvoering door eerste rangs-orkesten en kamermuziek-ensembles (ondergeteekenden veroorloven zich te wijzen op de orkesten van Mengelberg, Viotta en Hutschenruyter en op het Boheemsch Strijkkwartet) van meesterwerken van klassieke en moderne componisten onder het begrip «vermakelijkheid" mocht rangschikken, onder geteekenden met klem tegen eene uitbreiding van de beteekenis van «vermakelijkheid" tot concerten, als door de Maatschappij voor Toonkunst gegeven, moeten protesteeren. Het komt aan de ondergeteekenden in de eerste plaats schrome- lijk onbillijk voor, muziekuitvoeringen, als door de Maat schappij georganiseerd, te gaan belasten. Dergelijke uitvoeringen zijn zuivere kunstuitingen, uitvloeisels van het doel dei- Maatschappij om de liefde voor de Toonkunst te bevorderen, en werken veredelend op het muzikale gedeelte van Leiden's bevolking. Eene vermakelijkheid is eene dergelijke uitvoering allerminst, ondergeteekenden zijn van meening, dat dergelijke uitvoeringen den geest voedsel geven, den smaak verfijnen en het gevoel voor het schoone en goede ontwikkelen. Inrichtingen van algemeen nut als verzoekster behooren onzes inziens niet te worden balast. Integendeel, ieder, ook Uw College, zij blijde, dat er eene dergelijke instelling bestaat, waardoor men uitmuntende muziek voor weinig geld op uit nemende wijze kan te hoiren krijgen, terwijl het, op nader te ontvouwen gronden, niet raadzaam is, om de contributie en entréegelden te verhoogen. Andere inrichtingen, van dezen aard, die hetzelfde doel beoogen ten aanzien van minder met aardsche goéderen bedeelden (zooals b.v. de Commissie voor de Volksbijeenkomsten) ontvangen van de Gemeente subsidie, waaruit blijkt, dat dergelijke inrichtingen door Uw College als van openbaar nut worden beschouwd, en dus dienen te worden gesteund. Ondergeteekenden achten het daarom inconsequent, om eene belasting met zoo verre strekking in te voeren. Wij willen niet verzwijgen, dat de Maatschappij meermalen het denkbeeld heeft overwogen, om aan de Gemeente voor hare Concerten subsidie te vragen, zoozeer is zij overtuigd, dat zij als instelliing van algemeen nut kan worden beschouwd. Waarom eene dergelijke inrichting dus belast? Zooals Uw College wellicht bekend zal zijn, worden de kosten voor de uitvoeringen bestreden uit de contributie der leden en uit entrées. De contributie der leden is voor korten tijd verhoogd, eene nieuwe contributieverhooging zal dus beslist eene vermindering van het aantal leden ten gevolge hebben, gelijk de ervaring ons bij de vorige verhooging heeft geleerd. De entrées zijn eene zeer wisselvallige bate. Zij zijn meest afkomstig van Leidsche dames, studenten en personen, buiten Leiden woonachtig, wien het om verschillende redenen niet convenieert, alle concerten te bezoeken, doch die er iets voor over hebben, in den winter een goed concert te hooren. Eene verhooging van die entrées, welke wij niet kunnen missen, zou het aantal entréekaarten zonder twijfel minder maken. Het gevolg zal zijn, dat de Maatschappij dan moet gaan bezuinigen op het gehalte der concerten. Dat kan Uw Raad niet willen! En waar nu onze financiën juist van dien aard zijn, dat het ons de laatste jaren niet meer is gelukt het beroemde Amsterdamsche Concertgebouworkest onder leiding van den Heer Willem Mengelberg te doen optreden, doch dat voor het eerst dezen winter na langen tijd met buitengewone opofferingen is mogelijk geworden, wat wij hopen te herhalen, daar zou het zeer te betreuren zijn, als dat moest vervallen door eene te betalen belasting. Dit is te meer het geval, waar de Maatschappij de eenige combinatie is, aan wie het is gelukt het beroemde orkest, zij het met groote geldelijke offers, te doen optreden. Ten slotte nog dit. Is eenmaal de belasting aangenomen, dan is de afschaffing door een wetgevend orgaan iets, wat in de practijk als regel niet voorkomt. Bij tegenvallers in de opbrengst. iets wat bij belastingen veel voorkomt) zal de eene verhooging allicht de andere opvolgen, en daardoor zullen langzaam maar zeker uitvoeringen van goed gehalte, als de onzeworden onmogelijk gemaakt. Ondergeteekenden vertrouwen daarom, dat op bovenstaande gronden Uw College het daarheen zal weten te leiden, dat de belasting niet tot de door de Maatschappij te geven muziek uitvoeringen worde uitgestrekt. 't Welk doende enz. Dr. J. C. M. Timmermans, Voorzitter. A. D. Vijgh, Secretaris. Leiden 15 Februari 1911. Zal worden behandeld tegelijk met de in te dienen concept verordening op de belasting op openbare vermakelijkheden. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat aan Christina van Tongeren, eervol ontslagen werk vrouw aan de Bewaarschool in het Elisabethshof, met ingang van 1 April 1911, een pensioen is verleend ad ƒ213.'sjaars. Aan de orde is alsnu I. Benoeming van twee leden der commissie tot wering van Schoolverzuim. (Zie Ing. St. No. 32). De Voorzitter. Mag ik voor het doen van de navolgende benoemingen den lieeren Bots, Corts, Zwiers en Briët verzoeken het stembureau te willen uitmaken Worden achtereenvolgens benoemd de heeren P. G. Hoeks met algemeene (26) en D. F. Mayer met 25 stemmen, terwijl een biljet van onwaarde was. II. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 1 (vacature-Horree). (Zie Ing. St. No. 25). Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen de heer H. van Lienden. III. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 1 (vacature Schuit). (Zie Ing. St. No. 25). Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen de heer J. L. van Leeuwen. IV. Benoeming van een derde onderwijzeres in de handwerken aan de school der 3e klasse No. 1. (Zie Ing. St. No. 26.) Wordt benoemd met algemeene (26) stemmen Mej. I). Mechelse. V. Voorstel tot bestendiging van T. van Lohuizen in de betrekking van tijdelijk leeraar in de Natuurkunde aan het Gymnasium. (Zie Ing. St. n°. 33). Wordt bestendigd met algemeene (26) stemmen de heer T. van Lohuizen. De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van het stem bureau voor de genomen moeite. VI. Vaststelling van het aan Gedep. Staten uit te brengen verslag aangaande de wijze, waarop het op de gemeentebe- grooting voor Schoolkindervoeding toegestaan bedrag, is besteed. (Zie Ing. St. n°. 24). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast gesteld. VII. Voorstel tot wijziging der begrooting, diens 1911, ter voorziening in de behoefte aan kasgeld. (Zie Ing. St. n°. 31). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. VIII. Voorstel tot verhuring van het perceel Nieuwe Rijn No. 21 aan de firma J. J. van der Pas te 's Hertogenbosch. (Zie Ing. St. n°. 27). De heer Bots. M. d. V. Ik zou gaarne vernemen of de huur van het perceel ook opzegbaar is door de gemeente met drie maanden. Er wordt alleen gesproken van de huurster. De Voorzitter. De gemeente heeft dat recht zonder twijfel, maar opzettelijke vermelding ervan was niet noodig, omdat daarin voorzien wordt door de woorden: «en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden." Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IX. Verzoek van J. W. van Wijnen, opzichter bij de ge meentewerken, om verhooging van salaris of toekenning eener personeele toelage. (Zie Ing. St. No. 28). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. X. Verzoek van H. J. J. Labree e. a. om den toegang tot de perceelen aan het Kort Rapenburg Wz. nis 7, 9 en 11 te verbeteren. (Zie Ing. St. No. 30). De heer Pera M. d. V. Ik zal over dit voorstel geen breed betoog houden. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat deze perceelen wegens de overbrugging van het Kort Rapen burg in waarde zijn gestegen. Zooals de toestand thans is, acht ik die waardevermeerdering zeer twijfelachtig, want men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1911 | | pagina 4