DONDERDAG 16
FEBRUARI 1911.
27
Zittiiig vau Donderdag 16 Februari 1911.
Geopend des namiddags te tiuee uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Mr.N.C. DEGIJSELAAR.
Te behandelen onderwerpen
1° Benoeming van twee leden der Commissie tot wering van
Schoolverzuim. (32)
2° Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte
aan de school der 3e klasse No. 1 (vacature Horree). (25)
3° Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte
aan de school der 3e klasse No. 1 (vacature-Schuit). (25)
4° Benoeming van eene derde onderwijzeres in de handwerken
aan de school der 3e klasse No. 1. (26)
5° Voorstel tot bestendiging van P. van Lohuizen in de be
trekking van tijdelijk leeraar in de Natuurkunde aan het
Gymnasium. (33)
6° Vaststelling van het aan Gedeputeerde Staten uit te brengen
verslag aangaande de wijze, waarop het op de gemeente-
begrooting voor schoolkindervoeding toegestaan bedrag, is
besteed. (24)
7° Voorstel tot wijziging der begrooting, dienst 1911 ter voor
ziening in de behoefte aan kasgeld. (31)
8° Voorstel tot verhuring van het perceel Nieuwe Rijn No. 21
aan de firma J. J. van der Pas te 's Hertogenbosch. (27)
9° Verzoek van J. W. van Wijnen, opzichter bij de gemeente
werken, om verhooging van salaris of toekenning eener
personeele toelage. (28)
10° Verzoek van H. J. J. Labree e.a. om den toegang tot de
perceelen aan het Kort Rapenburg Wz. Nis 7, 9 en 11 te
verbeteren. (30)
11° Voorstel:
a. tot den bouw van eene nieuwe Hoogere Burgerschool
voor Jongens, waarvan de bouwkosten niet meer zullen
bedragen dan f 200.000.
b. als plaats voor die school te bestemmen een gedeelte van
het Raamland aan den Hoogen Rijndijk.
(348 van 1910 en 29 van 1911)
Tegenwoordig zijn 27 leden, als de heeren Fockema Andreae,
A. Mulder, Bots, Bosch, van Tol, Wildeboer, Corts, de Vries,
Carpentier Alting, Roem, Reimeringer, Zwiers, Driessen,Sijtsma,
van der Eist, Eerstens, Korevaar, vau der Lip, P. J. Mulder,
van Hamel, de Boer, Fokker, Briët, van Gruting, Pera, Meuleman
en Aalberse.
Afwezig zijn de heeren: van Hoeken en Hoogenboom, wegens
ongesteldheid, Vergouwen, wegens verhindering, en Timp,
wegens uitstedigheid.
De notulen van het verhandelde in de vergaderingen van
26 Januari en 9 Februari 1911, worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen:
1°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot verhuring van perceel Terweepark 8
aan Dr. J. C. Schalkwijk.
2°. Mededeeling van Mevr. W. W. Muys van de Moer, dat
zij de benoeming tot lid van het College van Vrouwen Kraam-
moeders aanneemt.
3°. Koninklijk Besluit houdende goedkeuring van het besluit
van Gedep. Staten tot vaststelling van de jaarwedde van den
Gemeente-Secretaris op f 4000.
4°. Mededeeling van Gedep Staten dat de beslissing op het
Raadsbesluit tot opheffing van de school in de Heerenstraat
en om het gebouw dier school te bestemmen voor eene school
der 2de klasse, wordt verdaagd.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van de afd. Leiden en omstreken van den Ned.
Bond van Koffiehuis-, Sociëteit- en Restauranthouders en
Slijters «Vergunning", inzake de invoering van de belasting
op publieke vermakelijkheden.
Zal worden behandeld tegelijk met de in te dienen concept
verordening op de belasting op openbare vermakelijkheden.
2°. Verzoek van de wed. J. G. den Tonkelaar-van der Kaaij
om bestendiging van de haar bij besluit van 26 September
1901 verleende wekelijksche toelage ad f 6.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden
Geeft eerbiedig te kennen Joha Petra van der Kaaij, weduwe
van den 17 April 1901 overleden boekhouder der Stadsbank
van Leening J. G. den Tonkelaar, wonende Heerenstraat 121
te Leiden,
dat uwe vergadering van 26 September 1901 heeft besloten
aan Haar een wekelijksche toelage te verstrekken van ƒ6,00
en wel voor den tijd van 10 jaar;
dat die termijn dus weldra zal verstreken zijn
dat haar 7 kinderen hoewel nu 10 jaar ouder geworden
geen van allen nog geheel in hun onderhoud kunnen voorzien
en zelfs de twee jongsten, waarvan dan weer de jongste
ongelukkig is, nog school gaan
dat zij niet zal weten rond te komen wanneer zij over
enkele weken de toelage zal moeten missen.
Beden waarom zij zeer beleefd vraagt de toelage
Zoo mogelijk tot wederopzeggens, opnieuw te willen verleeneri.
Hetwelk is doende
J. P. v. d. Kaaij
Wed. J. G. den Tonkelaar.
Leiden Februari 1911.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
3°. Verzoek van de afd. Leiden van den Bond van Ned.
Onderwijzers om aan de school der 2e klasse in de Heerenstraat
slechts 5 onderwijzers(essen) aan te stellen en het hoofd dier
school het onderwijs in een klas op te dragen.
De Voorzitter. De heeren hebben dit adres gedrukt ont
vangen. Ik stel voor het te stellen in handen van Burge
meester en Wethouders ten fine van praeadvies.
De heer Bosch. M. d. V. Wordt een adres in zulk een
vreemde taal gesteld, zoo maar aangenomen? Wanneer de
heeren onderwijzers aan elkander schrijven, mogen zij zich
een dergelijke aardigheid veroorloven, maar wanneer zij zich
tot de otficiëele autoriteit wenden, dan dienen zij rekening
te houden met de taal, die als de ofiiciëele wordt erkend. Er
zouden in dit geval wel termen zijn, dunkt mij, om het adres
terug te zenden.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben geen
bezwaar gemaakt om het verzoekschrift hier aan te brengen,
al is het geschreven in de nieuwe spelling, maar de Raad
kan daaromtrent een ander inzicht hebben. Wenscht u voor
te stellen het adres terug te zenden?
De heer Bosch. M. d. V. Ik vind het wel erg verwaand
van de heeren, maar ik zal nu geen voorstel doen om het
adres terug te zenden.
De heer Sijtsma. De heer Bosch spreekt hier van een
«vreemde" taal en bewijst daardoor m. i. dat hij van de
spellingskwestie slecht op de hoogte is. Er is een groote groep
in het land die de Kollewijnsche spelling voorstaat en in het
belang van het taalonderwijs achtbij het voorlaatste Letter
kundig Congres in Leiden gehouden is die spelling door
wetenschappelijke mannen van beteekenis zelfs verdedigd. En
waar nu een massa menschen tegenwoordig die spelling ge
bruiken, welk getal steeds toeneemt, gaat het daar aan een
stuk te weigeren, omdat het in die spelling is geschreven?
Wij krijgen een stroom van adressen soms in een taal ge
schreven, zoo gebrekkig, dat men ze nauwelijks kan verstaan
en die nemen wij toch ook aan. Wij stellen in dat opzicht
geen eischen. Waarom dan hier anders te handelen?
Als men wil, kan men een stuk in deze spelling geschreven,
toch zeer goed lezen en begrijpen. Ik begrijp daarom niet,
waarom dit adres zou moeten worden teruggezonden, en vind
voor de boosheid van den heer Bosch geen reden.
De heer Bosch Ik moet even een verkeerde gedachte bij
den heer Sijtsma wegnemen. Ik heb mij niet uitgesproken
vóór of tegen het gebruik van de Kollewijnsche spelling. Ik
heb alleen gezegd, dat het adres niet is geschreven in de
officieel erkende spelling van de Vries en te Winkel, en dat
wanneer de onderwijzers zich tot een officiéél lichaam wenden,
zij zich, naar het mij voorkomt, moeten houden aan de
officieele taal.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel gesteld
in handen van Burg. en Weth.
4°. Verzoek van de Maatschappij voor Toonkunst te Leiden
om de belasting op publieke vermakelijkheden niet toe te
passen op de door die maatschappij te geven muziek
uitvoeringen.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft eerbiedig te kennen,
Het Zedelijk Lichaam «de Maatschappij voor Toonkunst
gevestigd te Leiden,
dat het heeft kennisgenomen van de aanneming eener motie
van den Heer K. Sijtsma, lid van Uw College, waarbij Burge
meester en Wethouders zijn uitgenoodigd tot het ontwerpen
eener belastingverordening op publieke vermakelijkheden,