26
DONDERDAG 9 FEBRUARI 1911.
Doch overigens zie ik daarbij volstrekt niet over het hoofd,
dat eene groote verantwoordelijkheid mij wacht, een verant
woordelijkheid des te grooter, niet alleen door de wijze, waarop
die op mij geladen is, doch ook door het feit, dat ik de
opvolger word van een man, zoo vol ijver en werkkracht, zoo
doorkneed in de gemeentezaken, als wijlen de heer de Vries
van Heyst.
In de bijna zes jaren, die ik in deze gemeente onder hem
heb mogen werken, heb ik hem leeren kennen als een niet
gemakkelijk chef, die van zijne ambtenaren eischte volle
toewijding voor de gemeentezaken en groote accuratesse, doch
van wien ook misschien juist daardoor een groote opvoedende
kracht uitging.
Moge al de wijze, waarop hij zijne opmerkingen kenbaar
maakte, voor den betrokken persoon op het oog enblik zelf niet
altijd even aangenaam geweest zijn, weinige van de ambtenaren,
die onder hem gestaan hebben, zal men vinden ik kan dit
met besliste zekerheid zeggendie niet erkennen, dat zij veel
van hem geleerd en veel aan hem te danken hebben.
En wat mijzelf betreft, hoe meer ik aan zijne wenken en
raadgevingen terugdenk, des te meer kom ik tot het besef,
dat ook ik hem veel dank verschuldigd ben.
Is derhalve om de zooeven geschetste redenen de verant
woordelijkheid, die op mij komt te rusten, bijzonder zwaar,
toch aarzel ik niet die op mij te nemen, eerstens, omdat ik
weet, dat ik bij inspanning mijner uiterste krachten op den
steun van U, Burgemeester, en van dien van de overige leden
van het Dagelijksch Bestuur en van den Raad zal mogen
rekenen, doch niet minder, omdat ik er geen oogenblik aan twijfel
ook op de medewerking van mijne medeambtenaren der
gemeente, in het bijzonder de hoofden van de verschillende
takken van dienst en de hoogere en lagere ambtenaren ter
Secretarie, te kunnen staat maken.
Als Secretaris van onderscheidene raadscommissien heb ik
met de hoofden van de verschillende takken van dienst vele
besprekingen gehouden over gemeentezaken van den meest
uiteenloopenden aard. Herhaalde malen heb ik hun hulp in
de afgeloopen jaren ingeroepen, meermalen heb ik inlichtingen
aan hen gevraagd en steeds waren zij bereid mij van dienst
te zijn. Laat mij hen hiervoor dank zeggen, doch hun tevens
verzoeken ook in mijn nieuwe ambt mij op even aangename,
welwillende wijze te steunen, als zij dit gewoon waren mij in
mijne functie van Commies-Redacteur te doen.
Mijnerzijds verklaar ik gaarne, dat het mijn streven zal zijn
hen zooveel mogelijk behulpzaam te zijn.
Ook met de ambtenaren ter Secretarie heb ik steeds aange
naam samengewerkt. Altijd waren zij er op uit ik houd
het in dankbare herinnering mij zooveel in hun vermogen
was ter wille te zijn en in tijden, waarin ik als waarnemend
Secretaris hun chef was, heb ik steeds op hen kunnen rekenen.
Moge die goede samenwerking en de goede verstandhouding,
die steeds tusschen hen en mij geheerscht heeft, zoo blijven!
De gemeente kan er niet anders dan wel bij varen. Niets toch
is voor den goeden gang van zaken verderfelijker, dan gemis
aan samenwerking tusschen personen, die eenzelfde belang
hebben te behartigen. Gaarne geef ik de verzekering, dat ik er
naar zal streven voor hen te zijn een welwillend, rechtvaardig
chef, met open oog ook voor hunne belangen, aan welker
bevordering bet mij een genoegen zal zijn mijn steun te
kunnen verleenen, voor zoover slechts het gemeentebelang of
de billijkheid zich daartegen niet verzetten.
Mijnheer de Burgemeester, alvorens te eindigen, wil ik
nogmaals de plechtige verzekering geven, dat het mijn ernstig
streven zal zijn het gewichtig ambt van Secretaris dezer
gemeente uit te oefenen op eene wijze, zooals dat ambt
behoort te worden uitgeoefend. Moge het mij daarbij gegeven
zijn naar vermogen bij te dragen tot den bloei van deze aloude
sleutelstad, onze goede stad Leiden.
Ik heb gezegd!
De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord? Zooniet,
dan rust thans nog op mij de plicht den waarnemenden
Secretaris te danken voor het verrichten van de werkzaam
heden, verbonden aan de functie, die hij in deze vergadering
heeft vervuld.
De vergadering wordt hierop door den Voorzitter gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.