34
DONDER AG 16 FEBRUARI 1911.
Toch zal ik tegen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders stemmen, omdat ik mij niet kan vereenigen met het
voorgestelde bedrag van 200.000.
Nu is er hier in den Raad, vooral door den heer Korevaar
op gewezen, dat wanneer men het kan doen voor 150.000
er geen 200.000 zal gebruikt worden. Dat wil ik nu wel
gelooven, maar wanneer de Raad eenmaal de som toegestaan
heeft, dan wordt het maximum bijna altijd bereikt of het
wordt nog overschreden.
Dit ligt niet hieraan dat de plannen dan niet goed worden
uitgevoerd, maar dat ligt zoo in den aar d van de zaak. Wan
neer men een zeker bedrag heeft, dat men mag besteden, dan
maakt men dienovereenkomstig zijne plannen en gebruikt
het geld. Komen er dan tegenvallers, dan moet men het
bedrag wel overschrijden.
Mijn tweede bezwaar geldt de plaats waar men de school
wil oprichten, een plaats, die mij ook niet aanstaat. Beheer
Bosch heeft al op iets gewezen en ik geloof ook wel, dat nog
andere pogingen kunnen worden aangewend om te trachten
een beter terrein te krijgen? Het is misschien niet gewenscht
een dergelijke zaak in openbare zitting te behandelen; dat
zou misschien voor de zaak zelve minder goede gevolgen
kunnen hebben. Zooals de zaak nu echter staat, zal ik niet
voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders kunnen
stemmen.
De heer van Hamei.. Ik begin met te constateeren, dat vrij
wel geen enkel raadslid den tegenwoordigen toestand in be
scherming heeft genomendat geen enkel lid het tegenwoor
dig gebouw nog geschikt acht, zelfs niet om het te herstellen.
Alleen de heer Wildeboer vond den toestand nog al niet zoo
ongunstig, want hij' trok een parallel tusschen enkele lokalen
in de Hoogere Burgerschool en enkele lokalen waarin som
mige hoogleeraren, waaronder hij ook zelf behoorde, hun col
leges geven.
Die vergelijking gaat m. i. niet op, omdat het een groot
verschil maakt of men te doen heeft met een lokaal of twee
of drie aaneengrenzende lokalen, dan wel met het complex
van lokalen van een Hoogere Burgerschool. Bovendien is de
eisch van de Regeering zoodanig, dat er geen ontkomen aan
is; er moet in den toestand verandering worden gebracht.
Laat men den toestand zooals hij is, een van de heeren heeft
het reeds gereleveerd, dan bestaat er groot gevaar, dat de
Regeering zal ingrijpen en als eisch zal stellen algeheele ver
bouwing of vernieuwing of wel het subsidie wordt inge
trokken.
De heer Fokker heeft den toestand van de Hoogere Burger
school min of meer in bescherming genomen, maar hij heeft
naar zijne eigen verklaring de lokalen niet gezien. Zijn oor
deel is dus niet gebaseerd op goede gronden.
De heeren Briët en Pera hebben gewezen op de Ineenscha-
kelingscommissie, maar ik herinner den heeren er aan, dat
nog, vrij onlangs, de Minister van Binnenlandsche Zaken in
de Eerste Kamer aan den Voorzitter dier commissie, den heer
Woltjer, geantwoord heeft dat men zich geen illusie behoeft
te maken, dat, zoo er al eenig gevolg aan de voorstellen der
commissie zal worden gegeven, dit in de eerste jaren zou
geschieden.
Met het oog op deze zeer onzekere toekomst dezer zaak
meen ik, dat het niet aangaat om den bouw van eene nieuwe
Hoogere Burgerschool op te hangen aan den kapstok der
Ineenschakelingscommissie.
De heer Meuleman heeft eenigermate voorspeld, dat ver
scheidene Katholieke leerlingen zouden overgaan naar de
nieuw op te richten school in den Haag; maar ditzelfde ver
schijnsel zou zich ook reeds op dit oogenblik kunnen voor
doen, want niets belet die leerlingen thans naar de school
te Katwijk te gaan. Men roept mij toe, dat te Katwijk alleen
een internaat is, maar dan is toch niets gemakkelijker dan
er een dagschool van te maken of aan te verbinden.
De heer Roem acht den tegenwoordigen toestand absoluut
ondeugdelijk, maar, als zijn bezwaar dan alleen het bedrag
van 200 000 geldt, waarom stelt hij dan niet voor dat be
drag te verminderen tot 150.000 a 160 000? Dan kan de
Directeur van Gemeentewerken een plan maken, dat met die
lagere som rekening houdt. Burgemeester en Wethouders
hebben het cijfer van 200.000 genoemd, op grond van de
cijfers uit andere gemeenten ontvangen. Haarlem heeft voor
eene school van 325 leerlingen 206.000 betaald en nu mee-
nen Burgemeester en Wethouders van Leiden dat zij ƒ200.000
zullen noodig hebben. Onze school telt op het oogenblik wel
slechts 200 leerlingen, maar een verstandig man houdt reke
ning met de toekomst, die uitbreiding noodig zou kunnen
maken, en bouwt daarom reeds nu wat ruimer. Moesten wij
over een paar jaren vervallen in de noodzakelijkheid van
uitbreiding, dan zou men ons terecht kunnen verwijten: gij
zijt niet vooruitziende geweest en gij hadt dit moeten voor
komen.
Ook is er nog eene lichtzijde verbonden aan den bouw van
eene nieuwe Hoogere Burgerschool. Volgens de plannen der
Regeering, dezer dagen in het licht gegeven, zal eene vrij
belangrijke bate te trekken zijn uit de toekomstige school
geldheffing. De wetsvoorstellen zijn van dien aard, dat het is
te voorzien dat f 13000 zal voortvloeien uit de school
gelden, die door andere gemeenten zullen worden betaald.
Dat is dunkt mij een lichtpunt dat wel in aanmerking
mag worden genomende bouwkosten zullen daardoor belang
rijk minder drukkend zijn. En waar nu niemand zal ontkennen,
dat de tegenwoordige toestand allertreurigst, ja onhoudbaar
is, daar komt het mij voor, dat het niet goed zou zijn, wan
neer wij nu 80 a 90.000 gingen besteden voor verbouwing
van de tegenwoordige school. Ik geloof dus, dat de Raad
verstandig zal doen, wanneer hij medegaat met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
De heer Wildeboer. De Raad mag, dunkt mij het meest
dankbaar zijn voor hetgeen de Wethouder van Onderwijs
heeft gezegd.
Van al hetgeen wij, zoowel schriftelijk als mondeling, van
het College van Burgemeester en Wethouders hebben ver
nomen, is dit wel inderdaad het belangrijkste. Maar ik trek
er een tegenovergestelde conclusie uit als de heer van Hamel
zelf heeft gedaan. Hij heeft nu een van de cijfers, ons dooi
den Directeur van Openbare Werken voorgelegd, wat nader
toegelicht.
Er blijkt nu, dat te Haarlem een Hoogere Burgerschool
voor 325 leerlingen is gebouwd voor f 2U6000, waaruit volgt,
dat indien wij hier eene school bouwen voor 200 leerlingen,
wij met veel minder toe kunnen.
Nu zegt de heer van Hamel ook nog, dat wij zooveel meer
geld zullen krijgen van de leerlingen uit de buitengemeenten,
maar het is de vraag of wij die zullen behouden, en of wij
door de oprichting van particuliere Hoogere Burgerscholen
geen leerlingen zullen verliezen.
De heer van Hamel had de tegenstanders van het vooistel
geen beteren dienst kunnen bewijzen dan hij nu door zijne
inlichtingen heeft gedaan Ik dank den heer van Hamel zeer.
De heer Fockema Andreae. Mijn optimisme waarop de heer
Wildeboer zooeven wees, heeft mij een oogenblik verlaten;
n.l. mijn optimisme over het lot van het voorstel zooals het
voor ons ligt. Wanneer ik den toestand goed inzie, dan zal
het voorstel, wanneer het zóó in stemming komt, worden
verworpen, en wel hierom, omdat er een aantal leden in den
Raad zijn, die meenen, dat het goedkooper kan. Nu is het
inderdaad iets anders, of men tot den Directeur van Gemeente
werken en andere autoriteiten, die moeten medewerken, zegt,
er is beschikbaar ten hoogste ƒ200.000, maak daarvoor een
plan, of dat men aan hem vraagt: wat kunt gij voor ƒ150000.—
bouwen En daarom wensch ik als amendement voor te stellen
om in het eerste gedeelte van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders in plaats van ƒ200.000 te lezen ƒ150.000.
Ik doe dit dan in deze onderstelling, dat, indien mocht blijken,
dat inderdaad voor ƒ150.000.geen behoorlijk gebouw is te
maken, Burgemeester en Wethouders daardoor sterker ge
worden, bij den Raad zullen komen en zeggenhet gaat niet
voor dat bedrag, wij komen weer terug met ons eerste voorstel
van ƒ200 000.—. Wanneer dus het voorstel in dien zin ge
wijzigd wordt aangenomen, dan zal er althans beweging zijn
iri de zaak.
Wordt het voorstel van Burgemeester en Wethouders nu
verworpen, dan blijven wij zitten met een onbruikbare Hoogere
Burgerschoolimmers voor verbouwing is ook geen meerder
heid te vinden; dan blijven wij in het moeras zitten. Ik zou
denken, dat dit de eenige weg is, die ons er misschien uit
kan helpen. Ik maak mij ook weder geen illusie, dat het bij
het plan van 150000 zal blijven, maar wel de illusie, dat
Burgemeester en Wethouders ernstig zullen beproeven, wan
neer het gewijzigde voorstel wordt aangenomen, een goede
Hoogere Burgerschool voor ƒ150000 te doen bouwen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik hoop dat de heer Fockema
Andreae meer succes zal hebben met zijn voorstel dan ik ge
had heb, toen ik Burgemeester en Wethouders in overweging
gaf den staart van ƒ200.000 van hun voorstel al te kappen;
maar waar wij nu èn den heer Bosch èn den heer Mulder hebben
hooren zinspelen op een ander terrein en ik ook zulk een
terrein voor oogen heb, zou ik wel in overweging willen geven
de deuren te sluiten, ten einde over die terreinen in besloten
zitting te kunnen spreken. Ik doe daartoe het voorstel.
De Voorzitter. Het eerste deel van het voorstel kan toch
dunkt mij zeer goed in openbare vergadering behandeld worden
het onderwerp leent zich bij uitstek voor openbare behan
deling en ik ben er niet voor dergelijke zaken met gesloten
deuren te bespreken. Als dat eerste deel afgedaan is, kunnen
wij verder zien.
De heer Fokker. M. d. V. De keuze van het terrein en de
som, die de school zal moeten kosten, staan in nauw verband