DONDERDAG 26
JANUARI 1911.
19
ik zou het jammer vinden, als wij niet, tot zoo lang, waar
dit kan geschieden, een goede regeling konden treffen.
De heer Vergouwen. M. d. V. In de eerste plaats wil ik
wel zeggen dat ik mij geheel aansluit, bij hetgeen u hebt
gezegd, dat het hier niet gaat over de ouders, maar in de
eerste plaats over het contract, dat deze gemeente met andere
gemeenten wil sluiten. Ik heb ook naar aanleiding van dit
voorstel bezoek van verschillende personen gehad en daardoor
ook den indruk verkregen, dat het voor sommige ouders in
de buitengemeenten wel wat moeilijkheid zal opleveren wan
neer het schoolgeld wordt verhoogd. Maar er is toch wel een
mouw aan te passen. Die ouders kunnen zich vooreerst wen
den tot de gemeenteraadsleden hunner eigen gemeente, maar
bovendien is er nog een ander middel. In onze kringen wordt
aan ouders, die het schoolgeld niet kunnen betalen, vaak
eene suppletie gegeven door vrienden en familieleden; laat
men dit ook in die buitengemeenten eens beproeven.
Er is nog een bezwaar tegen het amendement van den
heer Carpentier Alting. De gegoede ouders en daartoe behoort
toch wel het meerendeel van de hierbij betrokkenen, zullen
daarvan geheel onnoodig profiteeren. Ik zal daarom mijne stem
niet aan het amendement kunnen geven.
De heer Zwiers. M. d V. Ik zou er op willen wijzen, dat
wij bij aanneming van het amendement nog goedgeefscher
zullen zijn dan sommige buitengemeenten zelve wenschen.
Volgens het voorstel zullen alle kinderen uit die gemeenten,
die thans onze scholen bezoeken, het laagste schoolgeld blijven
betalen, terwijl eenige buitengemeenten zich reeds bereid
hebben verklaard een bijslag te geven, die met het amende
ment vervallen zal. Daarom kan ik zeker met een amen
dement van deze strekking moeilijk meegaan.
De Voorzitter. De heer Sijtsma heeft ook een amendement
ingediend, strekkende om een overgangsbepaling te maken
luidende:
»Deze verordening is niet van toepassing ten aanzien
van leerlingen die op het tijdstip harer vaststelling reeds de
school bezoeken en wier ouders of verzorgers een jaarlijksch
inkomen hebben minder dan f 1500.
Dit amendement kan behandeld worden bij de artikelen.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter. Ik stel voor art. 2 aan te houden, totdat
over de beide amendementen zal zijn beslist.
Aldus wordt besloten.
Het amendement van den heer Sijtsma wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Sijtsma. Ik sluit mij eenigszins aan bij hetgeen
de heer Carpentier Alting heeft gezegd.
Ook mij heeft het onaangenaam getroffen, dat er enkele
ouders zijn, die hun kinderen eene bepaalde opvoeding willen
geven, daarbij rekening houdende met de financieele opoffe
ringen die zij zich voor dit doel konden getroosten, nu plotse
ling voor het f^it komen te staan, dat zij niet verder met
die opvoeding van hunne kinderen kunnen doorgaan.
Dat geldt echter niet van alle ouders, en daarom kan ik
mij niet vereenigen met het amendement van den heer Car
pentier Alting. Alleen voor die ouders, welke een beperkt
inkomen hebben, bijv. van minder dan f 1500.voor dezulken
is f 90.per jaar een onoverkomelijk bezwaar. Ik heb een
bezoek gehad van een onderwijzer hier uit den omtrek die
in deze onaangename omstandigheid werd gebracht. Die man
heeft eerst aangeklopt bij zijn gemeente, maar de Raad van
die gemeente heeft gezegd: dat kan ons niet schelen, neem
uw kind dan maar van school af. Dat kunnen wij hier ook
zeggen, maar dan plaatsen wij ons op hetzelfde standpunt
als die Gemeenteraad.
Waar het nu slechts enkele personen geldt de heer
Vergouwen heeft straks terecht opgemerkt, dat de meeste
ouders uit de buitengemeenten, die hun kinderen hier naar
de Hoogere Burgerschool zenden, het wel kunnen betalen
waar het van de ouders van de ruim 60 kinderen door den
heer Carpentier Alting genoemd, slechts voor een 4 of 5 tal
totaal onmogelijk wordt, dit hoogere schoolgeld te betalen,
zoodat zij hun kinderen van de school moeten afnemen, daar
voor eene andere carrière zullen moeten zoeken, zelfs voor
hen, die zich in de 4e klasse bevinden, daar geloof ik wel,
dat er op gronden van billijkheid iets voor ons amendement
te zeggen valt, terwijl het in de opbrengst voor de gemeente
weinig zal schelen. Wanneer wij den bestaanden toestand
nog een paar jaar voor die kinderen zullen bestendigen en
voor hen het oude schoolgeld heffen, dan zal dit voor onze
financiën niet zulk een groot bezwaar opleveren en wij zullen
niet de oorzaak worden dat een nadeelige invloed uitge
oefend wordt op de volgende opvoeding van deze kinderen.
De Voorzitter. Namens de meerderheid van het college
van Burgemeester en Wethouders, wensch ik met een enkel
woord mede te deelen, dat wij evenzeer tegen het amendement
van den heer Sijtsma zijn, als tegen dat van den heer Car
pentier Alting. De redenen door den heer Sijtsma aangevoerd
om voor sommige kinderen den bestaanden toestand te hand
haven, zijn wellicht zeer juist, maar zooveel te meer ligt het
dan ook op den weg der buitengemeenten om die kinderen
te helpen door het sluiten van een contract met Leiden.
Wij krijgen anders het vreemde geval, dat gemeenten, die
goedwillig zijn en willen meebetalen, zullen worden gestraft,
terwijl zij die onwillig zijn en niet willen medewerken, verder
niets zullen behoeven te betalen.
Dat zou werkelijk een premie op het onrecht zijn en ik kan
niet inzien, dat het amendement van den heer Sijtsma eenigs
zins meer te verdedigen valt, dan dat van den heer Carpen
tier Alting.
De heer Fokker. M. d. V. U hebt gezegd, dat door aan
neming van ons amendement een premie zou worden gesteld
op het onrecht, fk ontken dit. Wie worden hier de dupe?
Niet de buitengemeenten, maar de ongelukkige kinderen,
wier ouders zich voor hen een zekere opleiding hadden voor
gesteld en daarvoor gelegenheid hadden gevonden, in de ge
meente Leiden, waar goed onderwijs wordt gegeven voor niet
te hoogen prijs. Die ouders zullen door het besluit van de
gemeente Leiden, genomen in het belang van de gemeente-
financiën, omdat hun eigen gemeentebestuur onverschillig is,
zich de gelegenheid zien afgesneden, hun kinderen die toe
komst te doen volgen die zij zich hadden voorgesteld. Immers
wanneer zij al een paar jaar op de Hoogere Burgerschool
zijn, kan het zeer moeilijk zijn, voor die kinderen een andere
loopbaan te kiezen, en dat terwille van een betrekkelijk gering
bedrag dat het aan onze gemeentefinanci,ën zal kosten. Ik ben
altijd zeer voor de zuinigheid, maar ditmaal acht ik het belang
van de kinderen van zooveel gewicht, dat ik gaarne over deze
kleine financieele opoffering zal heenstappen. Het betreft hier
alleen kinderen, wier ouders slechts een inkomen hebben van
niet meer dan f 1500, terwijl het nadeel voor de gemeente
met elk jaar verminderen zal.
In vijf jaar is de geheele zaak afgeloopen. Het is eene zuivere
overgangsbepaling in het belang van die kinderen, die het
hier geldt. Ik kan niet anders dan met de meeste warmte
dit amendement aanbevelen.
De Voorzitter. Ik zou wel eens willen vragen hoe het
mogelijk zal zijn die inkomens na te gaan. Ik vrees dat wij
alsdan in de buitengemeenten verschrikkelijk veel inkomens
zullen aantreffen, die juist beneden de f 1500 blijven. In
onze eigen gemeente kunnen wij eenigszins peil op de inkomens
hebben, maar in de gemeenten buiten Leiden niet.
De heer van Hamel, M. d. V. Ik heb aanvankelijk behoord
tot de minderheid van het college, die iets gevoelde voor het
amendement van den heer Carpentier Alting. Ik wilde gaarne
eerst eens hooren, hoe de heer Carpentier Alting zijn amen
dement toelichten zou. Nu ik de toelichting echter gehoord
heb. moet ik verklaren, dat ik meer gevoel voor het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
Ik zou echter nog eene opmerking in overweging willen
geven. Voor het amendement van de heeren Sijtsma en Fokker
moge in theorie iets te zeggen zijn, er zijn toch ook wel be
zwaren aan verbonden. Als men nu eens alleen de leerlingen
van de vierde klasse vrijstelde van den toeslag, dan breekt
men hunne carrière niet en kunnen zij hunne studiën voltooien.
Gaarne wil ik de onmiddellijk aangrenzende gemeenten
Oegstgeest, Zoeterwoude en Leiderdorp meer laten betalen,
maar ten aanzien van de verder afliggende gemeenten geloof
ik niet, dat men van onrecht mag spreken.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik kan mij met den wenk van
den heer Van Hamel wel vereenigen en wijzig dus het amen
dement in dien zin, dat het luiden zal: »Deze verordening is
niet van toepassing ten aanzien van leerlingen, die op het
tijdstip harer vaststelling reeds de vierde klasse der Hoogere
Burgerschool bezoeken en wier ouders", enz.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik kan mij met de uitvinding
van den heer van Hamel in het geheel niet vereenigen. Zijn
denkbeeld lijkt mij nu toch de grootste willekeur, die mogelijk
is, want wij zouden dan uitmaken, dat de leerlingen uit de
vierde klasse door de nieuwe regeling wel gedupeerd zullen
worden en die uit lagere klassen niet. En dit is m.i. onjuist.
Wanneer een leerling uit de 3de klasse door zijne ouders van
de school genomen moet worden, omdat zij het schoolgeld
niet meer kunnen betalen, dan wordt de carrière van zoo'n
jongen evengoed gebroken als wanneer zulks met een leerling
uit de vierde klasse gebeurt. Ik gevoel dus niets voor het
idéé van den heer van Hamel. Dan voel ik nog meer voor het
voorstel van den heer Sijtsma, niet dat ik er voor zal
stemmen om alleen te letten op het inkomen van de ouders