14
DONDERDAG 26
JANUARI 1911.
Het wil mij voorkomen, dat het aanbeveling zou verdienen
die continuatie te laten doorloopen tot en met dl Augustus
1912. Zijn er echter redenen die Uw College er toe leiden
eene benoeming te doen tot 10 Februari 1912, dan bestaat
tegen eene zoodanige benoeming bij mij evenmin bezwaar.
Het schrijven van de Commissie van Toezicht van 16
Januari 1911, N°. gelieve Uw College bierbij weder aan te treffen.
De Inspecteur van het M. Onderwijs,
J. Campert.
Aan Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
De Voorzitter. Dat zijn de stukken, die op deze zaak be
trekking hebben.
De heer Fokker. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor
de voorlezing dezer stukken.
De heerCh. Dumont wordt alsnu met algemeene (28) stemmen
als tijdelijk leeraar in de Aardrijkskunde en het Schoonschrijven
aan de Hoogere Burgerschool voor jongens tot en met 31
Augustus 1912 bestendigd.
De Voorzitter. Ik dank de heeren leden van het stembureau
voor de genomen moeite.
II Verzoek van Mej. S. M. van den Ameele, om eervol
ontslag als 3e onderwijzeres in de handwerken aan de school
der 4e klasse N°. 2.
(Zie Ing. St. No. 22).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol
verleend.
III. Voortzetting van de behandeling van het praeadviesop
de verzoeken van de afd. Leiden van don Ned. Roomsch-
Katholieken Volksbond e.a., in zake de toepassing van het
bepaalde bij art. 1638c en d van het Burg. Wetboek, bij de
uitvoering van bestekken van gemeentewerken.
(Zie Ing. St. 362 van 1910 en 10 van 1911).
De Voorzitter. Naar aanleiding van het amendement van
den heer van Tol hebben Burgemeester en Wethouders
voor het punt A 1 eene nieuwe redactie ontworpen, welke
de raadsleden in de Ingekomen Stukken hebben kunnen lezen.
De heer van Tol schijnt deze redactie nog niet volkomen duide
lijk te vinden, want hi] heeft weder een amendement ingediend,
strekkende thans om aan het punt A 1 toe te voegen: »Ingeval
van ziekte mag aan den betrokken werkman, gedurende den
termijn in het artikel vermeld, het werk niet worden opgezegd."
De heer van Tol heeft misschien uit de woorden »is de aan
nemer verplicht den werkman ziekengeld uit te betalen over
eiken dag, waarop deze, indien hij niet ziek ware geweest,
loon zou hebben ontvangen," opgemaakt dat het nu mogelijk zou
zijn, omdat er geen opzeggingstermijn wordt bepaald, dat de
werkman na ontslag, dat soms ten allen tijde gegeven kan
worden, ook geen ziekengeld meer zou krijgen, omdat hij
gezond zijnde dan ook geen loon meer zou ontvangen.
Burgemeester en Wethouders aanvaarden die explicatie
echter niet; zij zijn van meening, dat de termijn van het
ziekengeld beheerscht wordt door den duur van de ziekte tot
ten hoogste vier weken en door de beide andere restricties, in
het artikel voorkomende. De gebezigde woorden hebben alleen
daarop betrekking, dat b.v. voor een Zondag geen ziekengeld
betaald zal worden. Ik persoonlijk acht daarom het amende
ment overbodig en bovendien onjuist, omdat het te veel in
grijpt in de vrijheid van opzegging gedurende de ziekte.
Waarom zou men dit niet mogen doen Als wij ook dit punt
gingen regelen bij deze zaak, dan zouden wij daarmede totaal
buiten het onderwerp gaan, want wij moeten hier alleen den
duur van het ziekengeld regelen.
De heer van Tol vreest ontduiking omdat de redactie z. i.
nog niet geheel duidelijk is, en misschien hadden wij beter
gedaan de oorspronkelijke redactie te behouden met eene aan
vulling; maar toen eenmaal het amendement was aangenomen,
moesten Burgemeester en Wethouders dit punt redigeeren op
eene wijze, als het nu geschied is.
Zonder nu ook maar eenigermate op de stemming over dit
punt te willen influenceereri, wil ik wel zeggen, dat het
in het voornemen van Burgemeester en Wethouders ligt, om
mocht dit punt, al of niet gewijzigd, worden verworpen, met
de behandeling der overige punten voort te gaan en in de
eerstvolgende vergadering eene betere redactie van A 1 in be
handeling te brengen. Ik zeg dit om te doen uitkomen dat
de meerderheid van Burgemeester en Wethouders er prijs op
stellen om deze regeling zoo spoedig mogelijk tot een goed
einde te brengen.
De heer van Tol. M. d. V. Ik kan mij in 't algemeen wel
vereenigen met het artikel zooals het nu door Burgemeester
en Wethouders is geredigeerd.
Alleen ter voorkoming van onduidelijkheid, om te beletten,
dat een werkgever in geval van ziekte een werkman kan
ontslaan, zonder hem ziekengeld uit te keeren, heb ik ge
meend deze woorden eraan te moeten toevoegen. Nu gij,
mijnheer de Voorzitter, evenwel hebt verklaard, dat het wel
degelijk de bedoeling is, dat de werkgever verplicht zal zijn,
om in geval van ziekte, den werkman 4 weken uit te betalen,
onverschillig of hij ontslag krijgt of niet, nu kan ik mij met
de redactie wel vereenigen. Ik heb niet willen zeggen, dat de
werkgever geen ontslag zou mogen geven, maar ik heb alleen
de zekerheid willen hebben, dat de werkgever verplicht is,
ook bij ontslag, de 4 weken ziekengeld uit te betalen. Wan
neer ik die zekerheid heb, wil ik mijn amendement wel
intrekken.
De Voorzitter. Wanneer de Raad medegaat met mijne
explicatie, dan is het wel degelijk de bedoeling, dat ook bij
ontslag, de aannemer verplicht zal zijn, tijdens den duurder
ziekte, onder de drie restricties in punt A 1 genoemd, zieken
geld uit te betalen.
De heer van Tol. M. d. V. Dan heb ik geen bezwaar mijn
amendement in te trekken.
De Voorzitter. Dat is nu mijne uitlegging, maar gaat de
Raad hiermede accoord?
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik moet erkennen,
dat ik het wel eenigszins betwijfel, of als eenmaal dit artikel
in het reglement staat, het zoo zal worden toegepast, als u
het hebt uitgelegd. Immers, men zal aldus redeneerener
wordt omtrent de wijze waarop het contract eindigt, niets
bepaald, dus in het recht van opzegging van den patroon is
niet de minste wijziging gebracht, dat recht van opzeggen
blijft bestaan. Wanneer er geen dienstcontract meer bestaat,
dan bestaat er ook geen verplichting tot het uitkeeren van
loon, en dus ook bij ziekte geen verplichting tot het uitkeeren
van ziekengeld. Wanneer het artikel wordt aangenomen zooals
het hier staat, zonder daarin op te nemen het amendement van
den heer van Tol, dan zal inderdaad worden uitgemaakt, dat indien
het dienstcontract wordt opgezegd, na het eindigen van dat
contract geen ziekengeld meer verschuldigd is.
U beroept u, mijnheer de Voorzitter, op uwe interpretatie
van het artikel, maar mijne interpretatie zou een andere zijn.
Het is waar, dat men zich nu zou kunnen beroepen op hetgeen
thans in den Raad is gesproken, maar ik ben altijd bevreesd
voor verandering van den zin der woorden door interpretatie.
In het artikel staat nu eenmaal dat ziekengeld zal worden uitbe
taald over eiken dag, waarover de werkman, indien hij niet ziek
ware geweest, loon zou hebben ontvangen. Wanneer het dienst
contract nu was geëindigd, zou hij ook geen loon hebben ontvan
gen. En het komt mij bedenkelijk voor te zeggen, dat het zieken
geld vier weken zou moeten doorgaan, onverschillig wat er
met het dienstcontract gebeurt. Het geval is zeer goed denk
baar, dat een werkman voor enkele dagen wordt aangenomen,
b.v. voor 8 dagen, omdat men onderstelt, dat het werk,
waarvoor hij wordt aangenomen, 8 dagen zal duren. Maar
stel het werk, waarvoor hij wordt aangenomen, duurt langer,
en hij wordt langer gehouden, omdat een van de andere werk
lieden ziek wordt en het werk door den aannemer toch op
een bepaalden dag moet worden afgeleverd.
In plaats dus van den zieken werkman, aan wien de aan
nemer ziekengeld moet uitbetalen, neemt hij een ander, maar
met dien verstande, dat hij dien ander ontslag geeft, zoodra
de zieke arbeider weder terugkomt. Nu heeft men dus iemand
aangenomen voor een onbepaalden termijn, en menschen, die
geen werk hebben, zijn altijd blij als zij, zij het ook voor enkele
dagen, werk kunnen verkrijgen. De zieke werkman wordt echter
beter en nu zegt de aannemer tot den werkman, die hem heeft
vervangen: nu is ons dienstcontract uit
Maar volgens het artikel is naar uwe interpretatie de ver
plichting tot betaling van ziekengeld niet opgehouden, want
er staat, dat de verplichting niet langer duurt dan de werk
zaamheden, waarvoor de werkman in dienst genomen werd
en die werkzaamheden gaan door; alleen de werkman blijft
niet en daarom moet in het artikel staan, dat het ziekengeld
niet langer duurt dan de dienstbetrekking duurt. Nu geef ik
wel toe, dat het eene leelijke ontduiking van het artikel zou
zijn, als de patroon de dienstbetrekking opzegde om van het
ziekengeld af te zijn en ik acht zulk een ontduiking zelfs
onduldbaar, maar juist daarom acht ik eene andere redactie
noodig.
De Voorzitter. Ik zie niet goed in waarom men het
ziekengeld niet langer kan uitbetalen dan de dienstbetrekking
duurt. Juist om ontduiking te voorkomen hebben wij een
langeren termijn genomen. Een aannemer kan een werkman
aannemen van dag tot dag, maar wordt de werkman ziek,
dan moet de aannemer hem ziekengeld betalen gedurende
den tijd der ziekte met een limiet van vier weken en met
de beide andere limieten, die later vermeld zijn. Dit is de
logische opvatting der zaak.