DONDERDAG 8
DECEMBER 1910.
203
De Wethouder zou kunnen nagaan, of men daarmede niette
diep in de zakken van de ouders tast, waardoor men mis
schien leerlingen zou verwijderen en dus door vermindering
van het aantal leerlingen toch een kleiner bedrag aan school
geld zou ontvangen.
Ik zeg niet, dat dit bij aanneming van dit voorstel het
geval zal zijn, men versta mij wel, maar ik zou zeer prijs
stellen op de voorlichting van den Wethouder van onderwijs
en daarom vraag ik, of het geen aanbeveling zou verdienen,
het voorstel aan te houden, waartoe ik de eer heb het voor
stel te doen.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. In aansluiting hier
mede wensch ik te vragen, of Burgemeester en Wethouders
ons inmiddels ook zouden kunnen inlichten, hoe in andere,
nabijzijnde plaatsen het schoolgeld van de Hoogere Burger
scholen voor meisjes geregeld is.
De heer Vergouwen. M. d. V. In Amsterdam is het
schoolgeld progressief en ook in andere plaatsen is het pro-
portionneel geregeld.
De Voorzitter. Ik moet zeggen, dat ik niet weet, hoe het
schoolgeld in Den Haag en Haarlem geregeld is, maar ik
vermoed wel, dat het belangrijk hooger is dan hier. Bedragen
kan ik u niet noemen, maar de heer van Hamel, de Wethou
der van onderwijs, zal het waarschijnlijk wel weten.
De heer Carpentier Alting. Er is dus iets voor te zeggen,
mijnheer de Voorzitter, dit punt te verdagen.
De Voorzitter. Door den heer Meuleman is een amende
ment ingediend, hetgeen luidt als volgt:
BÜndergeteekende stelt voor, te lezen in het voorstel van
den heer Vergouwen, in plaats van »voor de Hoogere Bur
gerschool voor Meisjes, 80 per jaar", »voor de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes, '100 per jaar".
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Aangezien de heer Van Hamel, de Wet
houder van onderwijs, niet aanwezig is, wensch ik eerst
in omvraag te brengen het voorstel van den heer Fokker,
om de behandeling van het voorstel van den heer Vergou
wen met het daarop door den heer Meuleman ingediende
amendement te verdagen tot een volgende vergadering.
De heer Bosch. M. d. V. Mag dat nog aangevuld worden
hiermede, dat ook een onderzoek zal plaats hebben naar het
bedrag van het schoolgeld in andere steden?
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen zorgen,
dat bekend is het bedrag van het schoolgeld in andere steden
van denzelfden aard.
De heer Wildeboer. Niet alleen van gemeenten van den
zelfden aard, maar ook van naburige gemeenten, zooals
Den Haag.
De Voorzitter. Dat bedoel ik ook, van gemeenten van
denzelfden aard en van naburige gemeenten, zooals Haarlem
en den Haag.
De heer Meuleman. M. d. V. Ik zou nog een vraag willen
doen, en dat is, wanneer zal die volgende vergadering zijn,
over veertien dagen of over drie weken
De Voorzitter. Ik vermoed over veertien dagen.
De heer Meuleman. M. d. V. Dan moet ik mij nu tegen
het uitstel verzetten, want over veertien dagen zou ik niet
aanwezig kunnen zijn en het zou mij spijten, wanneer ik
mijn amendement niet zou kunnen verdedigen. Nu wordt het
uitgesteld, omdat de Wethouder er niet is, dan zou het dus uit
gesteld moeten worden omdat de voorsteller er niet is, dat
blijft hetzelfde. Gelijke monniken, gelijke kappen.
De Voorzitter. Ik kan voelen voor de billijkheid, om wanneer
de heer Meuleman niet aanwezig is, de zaak nogmaals uit te
stellen. Maar misschien, het betreft toch alleen een hooger
bedrag, kan de heer Vergouwen de verdediging van het amen
dement overnemen. Weet u zeker, dat u er niet zult zijn,
mijnheer Meuleman?
De heer Meuleman. Ja. mijnheer de Voorzitter, dat weet
ik zeker.
De heer van der Elst. M. d. V. De Commissie van Toe
zicht zal wel moeten adviseeren, en dan zal het vanzelf het
volgende jaar worden.
De Voorzitter. Dan stel ik voor, deze zaak te behandelen
in de eerste vergadering, die in Januari zal worden gehouden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.
XVIf. Verordening, houdende wijziging van de verordening
vBn 19 April 1900, regelende de heffing van schoolgelden
aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool voor Jongens
en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden.
(Zie lng. St. n°. 349).
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Ik maak mij tot
tolk van eenige stemmen in mijn buurt, die beweren, dat dit
voorstel eigenlijk niet in behandeling kan komen, omdat het
zoo nauw verband houdt met het vorige, dat wij uitgesteld
hebben. Het spreekt natuurlijk van zelf, als wij het schoolgeld
voor de Hoogere Burgerschool voor meisjes gaan verhoogen
met ƒ20.of ƒ40.dat dan het voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot verhooging van het schoolgeld voor de
leerlingen der buitengemeenten geheel anders beoordeeld
zal worden.
De Voorziter. Ik begrijp niet dat dat er iets mee te maken
heeft Stel eens, dat het schoolgeld voor de Hoogere Burgerschool
voor meisjes wordt verhoogd
De heer Carpentier AltingDan zouden wij er voor
de buitengemeenten nog eens 90 moeten opleggen.
De Voorzitter. Dan blijft dat toch voor het Gymnasium
hetzelfde. Waarom moet de Hoogere Burgerschool voor meisjes
bevoorrecht worden boven het Gymnasium? Aan het Gymna
sium kan echter geen verhooging plaats vinden, omdat de
wet dat niet toelaat. Ik zie er dus geen verband tusschen
en zie dus ook niet in, waarom wij dit voorstel ook zouden
moeten uitstellen. Als de meerderheid van den Raad het
evenwel wenscht, heb ik er geen bezwaar tegen.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik zie in de stukken dat
Burgemeester en Wethouders het schoolgeld voor leerlingen
uit de buitengemeenten zouden willen stellen op 150, en
daarom in de te wijzigen verordening voorstellen het school
geld voor die leerlingen met 90 te verhoogen. Als nu het
schoolgeld der Hoogere Burgerschool voor meisjes voor leer
lingen uit onze gemeente wordt gebracht van 60 op ƒ100,
dan zal de verhooging om tot 150 te komen, toch niet
90 zijn, maar 50.
De Voorzitter. Pardon, dat is een verkeerde conclusie.
Dat is de toelichting. In de verordening staat alleen, dat de
verhooging bedraagt ƒ90 of 60.
De heer Hoogenboom. De conclusie is dus deze, dat door
aanneming van het amendement van den heer Meuleman, het
schoolgeld der Hoogere Burgerschool voor meisjes voor leerlingen
uit de buitengemeenten niet zal worden 150, maar dat
het met ƒ90 boven het voor Leiden geldende schoolgeld
zou worden verhoogd en dus tot ƒ190 zou stijgen.
De Voorzitter. Juist.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil toch even opmerken,
dat ik veel voel voor hetgeen de heer Carpentier Alting
heeft gezegd. Er wordt voor de buitenleerlingen een verhoo
ging voorgesteld van 90. Nu kan ik mij voorstellen, dat
er leden van den Raad zijn, die aldus redeneeren: «Tegen
die 90 heb ik geen bezwaar, wanneer het schoolgeld
niet verhoogd wordt, maar als het schoolgeld wel verhoogd
wordt, dan zou ik willen voorstellen in plaats van die ƒ90
bijv. 75 er op te leggen." Daarom komt het ook mij
voor, dat er veel voor te zeggen is ook dit voorstel aan te
houden.
De Voorzitter. Ik verklaar mij bereid de verdere behandeling
van het voorstel uit te stellen, wanneer de heeren dat wenschen,
maar ik kan de noodzakelijkheid niet inzietf.
Wordt dus door een van de leden een voorstel gedaan, om
de behandeling van dit voorstel uit te stellen tot de eerste
vergadering in Januari?
De heer Hoogenboom. Ja, mijnheer de Voorzitter.
Het voorstel van den heer Hoogenboom, voldoende ondersteund
maakt een punt van beraadslaging uit.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
De Voorzitter. De agenda is hiermee afgehandeld; thans
wordt nog het woord verlangd door den heer Sijtsma.
De heer Sijtsma. M. d. V. In verband met hetgeen ik de
vorige maal opgemerkt heb naar aanleiding van het protest
van den heer Brouwer, wensch ik nog even mee te zeggen,
dat de heer Koops mij verzocht heelt, te willen meedeelen,
dat hij niet bedoeld had, dat de concierge diensten aan de
Bibliotheek van de Kweekschool had bewezen, maar aan de
Bibliotheek van het Arrondissement Leiden, waarvan de heer
K'Xips bibliothecaris is en die ook in de Kweekschool is
ondergebracht. Waar de heer Koops prijs stelde op deze mede-
deeling, meende ik ze even te moeten doen.