DONDERDAG 8 DECEMBER 1910.
199
ook meerdere leden met mij) nog een meerdere toelichting
willen hebben omtrent de keuze van de plaats. Op het oogen-
blik worden door Burgemeester en Wet houders slechts tegen
over elkaar gesteld het tegenwoordige terrein en het terrein
aan het Raamland, maar mij dunkt, dat er misschien ook
andere terreinen in aanmerking zullen kunnen komen en het
is voor mij, en voor andere heeren misschien ook, nog niet
duidelijk geworden, waarom juist dit afgelegen terrein is
gekozen. Is door Burgemeester en Wethouders bijv. wel
gedacht aan het terrein der lustrumfeesten?
De Voorzitter. Dat hebben wij wel degelijk overwogen. De
gemeente heeft verschillende bezittingen, maar op niet alle ter
reinen kan men een Hoogere Burgerschool zetten. Er is echter
geen enkel bezwaar tegen, om Uog eens advies in te winnen, ten
einde de heeren, die deze zaak wenschen te bestudeeren, beter
te kunnen inlichten, waarom juist het terrein aan den Hoogen
Rijndijk is gekozen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik dank u wel voor de welwillende
ontvangst van mijn voorstel, maar ik wil toch een paar
opmerkingen maken naar aanleiding van hetgeen u meende
in het midden te moeten brengen, tegen hetgeen ik opmerkte.
In de eerste plaats ben ik versterkt in mijn meening, dat
men er toch wel een beetje vlug bij geweest is om die huizen
te koopen, want waar -de heer Reimeringer, als lid van de
commissie voor het M. O., zegt, dat de stichting eener nieuwe
Hoogere Burgerschool dringend noodzakelijk is, omdat de oude
school absoluut ongeschikt is, meen ik, dat men dat voor een paar
jaar toch ook wel had kunnen weten, zoodat men toen daarom
die huizen niet had behoeven te koopen. Het staat toch vast
dat wij die huizen hebben gekocht met het doel om de Hoogere
Burgerschool te vergrooten, en toen wist men toch ook wel, dat de
lucht in het oude gebouw zoo onfrisch is en dat er in de Schoolsteeg
zooveel lawaai is. Het groote huis daarnaast dat steeds leeg
bleef staan en dat voorloopig wel zal blijven ook, is toch ook
met dit zeer bepaalde doel aangekocht, althans dit is den
Raad indertijd voorgehouden; wanneer men toch in de toekomst
een nieuwe Hoogere Burgerschool wilde bouwen had men ze
voor dit doel niet noodig gehad. Daar is nu echter niets meer
aan te doen, ik zal daar niets meer van zeggen.
Verder, mijnheer de Voorzitter, wil ik nog een en ander
opmerken tegen hetgeen u in het midden hebt gebracht. Ik
ben absoluut niet van meening, dat wij hier de zaken in het
geheim zouden moeten bedisselen, maar dat wij vooraf gepolst
worden over groote uitgaven, dat wij over belangrijke voor
stellen en comité worden voorgelicht, dat gebeurt wel meer
en daar is veel voor. Toen Endegeest zou worden gesticht,
is daarover ook eerst ampel geraadpleegd in geheime zitting.
Ik vind het zeer goed dat wij dergelijke groote zaken eerst
onderling bespreken, tenzij men ons schriftelijk voldoende kan
inlichten. Inderdaad blijkt echter, dat wij nu niet voldoende
ingelicht zijn. U zegt, wij hebben de stukken vijf dagen te
voren gekregen.
De Voorzitter. Zeven dagen.
De heer Sijtsma. Het was Donderdagavond, toen wij van
het gemeentehuis weggingen, het is nu Donderdagmiddag,
dus zeven dagen is het in ieder geval niet, en dan moet men
zich ook maar meteen kunnen werpen op die stukken
De heer van der Lip. Dat mag toch wel!
De heer Sijtsma. Ja, dat mag wel, maar daarvoor moet men
ook tijd hebben en niet iedereen heeft den tijd, onmiddellijk
naar de Leeskamer te gaan en naar de Hoogere Burgerschool.
Bovendien, mag men zoo maar naar de Hoogere Burgerschool
gaan, wanneer er les is, om te zien, hoe de lokalen zijn en
hoe de verdere inrichting is? Als alle Raadsleden zoo af en
toe kwamen, zou dat zeer storend werken op het onderwijs.
Maandag, Dinsdag en Woensdag is er les en men moet toch
ook zelf een onderzoek instellen. Ook zou menigeen van ons
wel eens iemand willen vragen, die er.meer verstand van heeft,
wanneer men zelf geen deskundige is op het gebied van bouw
plannen. Ik verheug mij er dus in, dat Burgemeester en
Wethouders de zaak later opnieuw aan de orde willen stellen.
Laten zij ons intusschen inlichten, wij zullen zelf ook trachten,
inlichtingen te verkrijgen.
De heer Wildeboer. M. d. V. Mag ik even nader ver
klaren, wat de heer Fockema Andreae onverklaarbaar opti
misme bij mij gevonden heeft. Er is in het rapport van
Burgemeester en Wethouders, iets gezegd, dat mijn gedach
ten in die richting geleid heeft, namelijk, dat wij bij aanne
ming van hun voorstel voor 25 jaar van de zaak af zijn, en
dat kan ik niet gelooven. Er zou dus bij mij eer van een
pessimisme dan van een optimisme sprake zijn.
Ten eerste geloof ik niet, dat de invoering van de voor
stellen der Ineenschakelingscommissie zoo ver af zal liggen.
Ik beroep mij voor die meening hierop, dat er een vrij sterk
gerucht geweest is zelfs over de instelling van een ministerie
voor onderwijs, alleen om die wetten in te voeren. Uit het
antwoord, dat de Minister in zijn memorie gegeven heeft, is
gebleken, dat dit gerucht onjuist was; maar dat zulke ge
ruchten ontstaan, bewijst wel, dat er aan het ministerie
ernstig over gedacht wordt, om haast bij het werk te zetten.
U heeft mij geantwoord, mijnheer de Voorzitter, wanneer
een Lyceum mocht komen, hebben wij juist behoefte aan
ruimte. Toch geloof ik, dat u zich daarin vergist. Want
wanneer een Lyceum gebouwd wordt, wordt dit een zelfstan
dige inrichting met een eigen directeur, die er voor bedanken
zal om onder één dak te zitten met den directeur van de
Hoogere Burgerschool. Ik ben er van overtuigd, wanneer wij
een Lyceum krijgen, dat als onderbouw zal dienen voor wat
nu zijn de hoogere klassen van de Hoogere Burgerschool en
het Gymnasium, dat wij dan daarvoor weer een gebouw
zullen moeten zetten, en dat wij dan overvloed van ruimte
zullen krijgen in het gebouw, dat wij nu voor twee ton
willen gaan stichten.
De Voorzitter. Mag ik den heer Wildeboer nog even
antwoorden, dat hij mij verkeerd begrepen heeft. Mijn be
doeling was deze, dat wanneer de plannen van de Ineenscha
kelingscommissie tot uitvoering zouden komen, het nieuwe
gebouw het Lyceum zou worden. Ik meen, dat wanneer wij
zouden krijgen een Lyceum en een Hoogere Burgerschool
met driejarigen cursus, dat dan het gebouw, dat wij nu
wenschen te stichten, Lyceum zou worden en dat dan het
Gymnasium zou kunnen dienen voor de hoogere klassen van
het Lyceum, want die behoeven niet met de andere tezamen
in hetzelfde gebouw te zijn. Men heeft dan een zeer ruim
gebouw voor Lyceum noo lig en de oprichting van het nieuwe
gebouw kan dus geen kwaad.
Mag ik den heer Sijtsma nog antwoorden, dat het voorbeeld
dat hij aanhaalde voor het houden van geheime vergaderingen,
het slichten van Endegeest, een grondaankoop betrof, en dat
moet men vooraf in een geheime vergadering behandelen,
anders is men verplicht, te betalen wat gevraagd wordt. Ik
geloof verder, dat duidelijk gebleken is, hoe goed het was van
Burgemeester en Wethouders om deze zaak aanhangig te
maken, want wij zijn druk bezig, de zaak in deze openbare
vergadering van alle kanten te bekijken, wat ook onze
bedoeling was.
De heer Korevaar. M. d. V. Ik wensch nog even meteen
enkel woord terug te komen op het verwijt van den heer
Sijtsma over den voorbarigen aankoop van de huizen in de om
geving van de Hoogere Burgerschool. Ik kan dat niet aanvaarden,
want de heer Sijtsma zal bij het doorlezen van al de stukken ook
wel gemerkt hebben, dat er in een of meer commissiën een
minderheid is geweest, die meende, dat volstaan kon worden
met die huizen, die door de gemeente zijn aangekocht en het
bestaande gebouw van de Hoogere Burgerschool tot een
geheel nieuwe te verbouwen. De Commissie van Toezicht op het
Middelbaar Onderwijs heeft echter als de beste oplossing het
plan gekozen zooals het hier is voorgedragen, n.l. om een geheel
nieuwe Hoogere Burgerschool te bouwen, daar eene verbouwing
haar onvoldoende voorkomt. Deze beslissing is pas in laatste
instantie gevallen, nadat beide gezichtspunten van alle kanten
waren bekeken en nu ging het toch niet aan, zoolang met
den aankoop te wachten, totdat alle commissies waren ge
hoord. tlet is wel eens gebeurd, ik geloof bij het maken
der marktplannen dat men 9 maanden grond in handen heeft
gehad, maar hier zou zulks toch ondoenlijk zijn geweest,
omdat men daarvoor niet meer te vinden is, en ook omdat
de voorbereiding veel langer zou duren. Toentertijd konden
wij niet anders dan de huizen aankoopen.
Voorts behouden wij nog het gebouw van de Hoogere
Burgerschool Of dat nu als Hoogere Burgerschool verlaten
wordt of niet, het blijft toch het eigendom van de gemeente
en als wij nu aangrenzende panden kunnen aankoopen voor
billijke prijzen, zooals hier bijv. met het huis van Van Leeuwen
het geval is geweest, dat tegen zeer billijken prijs is bekomen,
dan wordt de waarde van het bestaande gebouw verhoogd,
al was het alleen maar doordat de keuze van bestemming
verruimd wordt. Het verwijt van voorbarigen aankoop mijnheer
de Voorzitter moet ik dus van de hand wijzen als ongemotiveerd.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders stellen dus voor,
dit punt thans van de agenda af te voeren. De thans gehouden
voorloopige bespiegelingen kunnen zeker hun nut hebben voor
een eventueele latere behandeling. Wij zullen rekening houden
met den geuiten wensch, om aan de desbetreffende com
missies nader advies te vragen omtrent het terrein, dat door
ons is gekozen.
De heer van der Elst. M. d. V. Is dat nu een voorstel
tot uitstel voor onbepaalden tijd, of bijv. voor een termijn
van drie maandenomdat de heer Aalberse meent, dat reeds
na twee maanden het ontwerp bekend zal zijn geworden? Ik
herhaal, dat het mij zou spijten, wanneer dat wetsontwerp
de kapstok werd, waaraan dit voorstel werd opgehangen.