204
DONDERDAG 8
DECEMBER 1910.
De heer P. J. Mulder. M. d. V. Mij is medegedeeld, dat
een adres is ingekomen van de bewoners van het Kort Rapen
burg en ik dacht, dat dit in behandeling zou komen, of
moet dat eerst door Burgemeester en Wethouders worden
besproken
De menschen klagen zeer over den toestand van hun
woningen, want zij kunnen daar op zijn best inkomen. De
grond moet verhoogd worden, of de kozijnen, ik ken de juiste
termen niet, en nu is mij medegedeeld, dat dit voor rekening
van de bewoners moet plaats hebben. Nu weet ik, dat aan
den anderen kant de bewoners die verandering aan hun
woningen vrij hebben gekregen. Ik vind dat het niet juist
is, dat de een dit moet betalen en de ander niet.
De Voorzitter. Ik kan daarop alleen antwoorden, dat geen
request is ingekomen, anders had ik het wel ter tafel gebracht.
Er is mij wel over deze zaak gesproken, en toen heb ik gezegd
dien het request tijdig in, maar ik heb niets ontvangen, dus
kan ik niets voorlezen en ter sprake brengen.
De heer P. J. Mulder. M. d. V. De menschen van het Kort-
Rapenburg hadden mij gezegd, dat zij gisteren dat adres zouden
indienen. Ik geef echter Burgemeester en Wethouders toch in
overweging, hun zoo veel mogelijk tegemoet te komen, want
het is toch een feit, dat ^de gemeente de menschen in die
moeilijkheid gebracht heeft.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering
gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.