•100
en het vervallen van de garantie in zake de opbrengst
van het vervoer. Maar deze beide voordeelen waren toch geen
25,000.— waard.
Wij meenden dus, dat alsnog pogingen behoorden te worden
aangewend om althans van de betaling van de som van
10,000 voor de overneming van de brug en baan af te
komen. En nu had zich door den loop der gevoerde onder
handelingen bij ons college de indruk gevestigd, dat de maat
schappij vooral daarom op de betaling van de ƒ10,000.
meende te moeten prijs stellen, omdat de minister bezwaar
gemaakt had in den bovenvermelden kapitaalstaat de kos
ten van aanleg van de brug en van de aarden baan,
voor zoover op het terrein der gasfabriek gelegen, op te
nemen, zoodat wanneer te eeniger tijd door den Staat tot de
naasting van de bezittingen van de Holl. IJzeren Spooiweg
Maatschappij zou worden overgegaan, de maatschappij die
kosten niet vergoed zou krijgen. De gemeente zou dus thans
door de betaling van een bedrag van ƒ10.000,— de schade
vergoeden, die de maatschappij eerst later bij een eventueele
naasting lijden zou. En onder deze omstandigheden bestond
er dus alleszins aanleiding voor ons college om pogingen aan
te wenden oin de betaling dier ƒ10.000.althans verschoven
te krijgen tot op het tijdstip, waarop die naasting zou plaats
hebben. Dat tijdstip kon nog wel 10, nog wel 20, ja nog wel
50 jaren verwijderd zijn en gedurende al die jaren zou de
gemeente dan de rente van het kapitaal blijven trekken.
Wij verzochten daarom de maatschappij om een onderhoud,
ten einde deze zaak die nu reeds 3V2 jaar aanhangig was
geweest, eindelijk eens tot een goed einde te brengen. En
nu eindelijk kwam, indien wij hier eens een gemeenzame uit
drukking mogen gebruiken, »de aap uit de mouw". Het
bleek nu bij dat onderhoud, dat op 24 November 1.1. plaats
haddat de gemeente naar het gevoelen van de maatschappij
reeds veel te lang van een voor haar te voordeelig contract
geprofiteerd had. De heeren wezen er op dat de gemeente Leiden,
in vergelijking met andere soortgelijke aansluitingen, voor
hare verbindingslijn met de gasfabriek en het openbaar slacht
huis een zeer voordeelige regeling van het overbrengloon
steeds had gehad en ook in de toekomst houden zou, en zij
gaven niet onduidelijk te verstaandat de maatschappij zonder
de betaling van die som van 10.000.— niet geneigd zou
zijn de overeenkomst op den ouden voet te handhaven. De
quaestie van de vernieuwing van de brug was dus eigenlijk
een op zich zelf staande nevenzaak gewordendaarnaast
wenschte de maatschappij een nieuwe overeenkomst betref
fende de aansluitingen, waarbij zij wel harerzijds de bestaande
garantie zou prijsgeven, maar omgekeerd een bedrag van
10.000.van de gemeente meende te moeten vorderen.
Later, in hare missive van 29 November 1.1. die wij als
bijlage hierachter laten afdrukken, werd dat nader schrif
telijk door de maatschappij bevestigd.
Onder deze omstandigheden blijft er wel niets anders over
dan ons naar de wenschen van de maatschappij te gedragen.
Geheel zonder lichtpunten zal de nieuwe toestand voor de
gemeente echter niet zijn.
In de eerste plaats zal de toestand gezonder zijn. De ge
meente zal, behalve van den ondergrond, ook eigenaresse zijn
van den bovenbouw van de brug over de singelgracht en van de
aarden baan op haar eigen terrein. Moeielijkheden, wanneer
eventueel later door den Staat tot de naasting van de eigen
dommen van de maatschappij zal worden overgegaan, behoe
ven dus uit dien hoofde niet meer te worden gevreesd. Dan
zal, wat vooral voor de directie van de fabrieken van G. en
E. zulk een belangrijke factor blijkt te zijn, de garantie van
de opbrengst van het vervoer uit de wereld zijn. In de derde
plaats zal de bediening van de brug veel gemakkelijker en
minder kostbaar zijn. En in de vierde plaats eindelijk zal
de gemeente althans weder voor een tiental jaren van het
vervoer over de verbindingsbaan onder de nieuwe voorwaarden
verzekerd zijn.
Op grond van al het bovenstaande geven wij U dus thans
in overweging
1°. te besluiten de brug over de Maresingelgracht in den
verbindingsspoorweg van de lijn Amsterdam—Rotterdam der
Holl. IJzeren Spoorweg Mij. naar de gasfabriek en de aarden
baan van dien spoorweg, voor zoover op het terrein der fa
brieken van G. en E gelegen, voor de som van 10.000.—
in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen;
2°. over te gaan tot de vaststelling van den hierbij over-
gelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot ƒ10.000.—, onder
bepaling, dat jaarlijks door de gasfabriek aan de gemeente
zal worden betaald dezelfde interest, als door de gemeente
van het door haar geleende kapitaal verschuldigd is en dat
jaarlijks 5% zal worden bestemd tot aflossing van schuld of
kapitaalbelegging
3°. voor de vervanging van de sub 1°. bedoelde brug door
een ongelijkarmige geconstrueerde draaibrug door vaststelling
van den hierbij overgelegden begrootingsstaat een bedrag van
15.000.beschikbaar te stellen;
4°. over te gaan tot aanvulling van het Uitbreidings- en
Vernieuwingsfonds der Stedelijke Gasbriek met een bedrag
van 15.000.onder bepaling dat jaarlijks door de gas
fabriek aan de gemeente zal worden betaald dezelfde interest,
als door de gemeente van bet door haar geleende kapitaal
verschuldigd is en dat jaarlijks 5% door de fabriek aa-n de
gemeente zal worden afgelost;
5°. ons te machtigen tot het aangaan van onderstaande
concept-overeenkomsten, waarbij wij doen opmerken dat de
supplement-overeenkomst betreffende de spoorverbinding met
het gemeentelijk abattoir, een noodwendig uitvloeisel is van
de nieuwe overeenkomst betreffende de verbinding met de
fabrieken van gas en elect riciteit
OVEREENKOMST betreffende de spoorverbinding met de
stedelijke fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden.
Burgemeester en Wethouders van Leiden, ten deze hande
lende ter uitvoering van het Besluit van den Raad dezer
Gemeente dd. voor en in naam der Ge
meente Leiden, partij ter eener, en
de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, gevestigd
te Amsterdam, vertegenwoordigd door haren Raad van Ad
ministratie, partij ter andere zijde, zijn,
onder intrekking van de overeenkomst, tusschen haar ge
sloten bij akte van 19 Juni 1882, verleden voor notaris W.
F. Kaiser te Leiden, onder no. 578 geregistreerd te Leiden
den 26 Juni 1882, deel 154, folio 7 recto, vak 4, en
onder bepaling dat hieronder zal worden verstaan
met verbindingsspoorwegde spoorweg, aanvangende op
den spoorweg AmsterdamRotterdam benoorden het station
Leiden en eindigende aan de N. O. grens van de terreinen
der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden,
met spoorverbinding: de aan de verbindingsspoorweg, aan
sluitende, door partij ter eener van partij ter andere zijde
overgenomen spoorweg met bijbehoorende werken, gelegen
op de bovengenoemde en de daaraangrenzende terreinen,
eigendom van partij ter eener,
onder voorbehoud van goedkeuring door den Minister van
Waterstaat, overeengekomen hetgeen volgt:
Artikel 1.
1. Partij ter andere zijde zal den verbindingsspoorweg in
stand houden en op hare kosten onderhouden.
2. Partij ter andere zijde is nochtans bevoegd den verbin
dingsspoorweg op hare kosten te doen wijzigen of uitbreiden,
mits de aansluiting aan de spoorverbinding zoodanig blijft,
dat convooien in hun geheel kunnen overgaan.
Art. 2.
1. Partij ter eener verbindt zich om de spoorverbinding op
kosten der Gemeente Leiden ten genoegen van partij ter
andere zijde in voortdurend goeden staat te onderhouden,
alsmede om op kosten dier Gemeente zorg te dragen voor de
door of tengevolge van de exploitatie der spoorverbinding
gevorderde bewaking en bediening.
2. Partij ter eener is bevoegd de spoorverbinding op kosten
der Gemeente Leiden te doen wijzigen of uitbreiden, volgens
vooraf door partijen in gemeen overleg opgemaakte plannen,
waarbij in elk geval eene voldoende lengte dubbel spoor
moet worden behouden.
Art. 3.
Partij ter andere zijde belast zich met het vervoer over den
verbindingsspoorweg naar de spoorverbinding van alle per
spoorweg aangebrachte of te verzenden goederen en zendingen
bestemd voor- of afkomstig van de Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit en zal aan dengene, te wiens behoeve
het vervoer naar of van de Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit van of naar het station Leiden van den spoorweg
AmsterdamRotterdam moet plaats hebben, in rekening
brengen een overbrengloon van:
a. 25 cents per ton, met een minimum van 2,50 per be
laden wagen, aangebracht met den spoorweg van partij ter
andere zijde of met een spoorweg door haar geexploiteerd of
bestemd om daarmede te worden vervoerd, en
b. 90 cents per ton, met een minimum van ƒ9.—, per
beladen wagen, aangebracht op station Leiden van partij ter
andere zijde door de Maatschappij tot Exploitatie van Staats
spoorwegen of bestemd om met de treinen van deze Maat
schappij te worden vervoerd.
Van het overeenkomstig het sub. a bepaalde geheven over
brengloon zal partij ter andere zijde aan partij ter eener
terugbetalen 2,5 cent per 1000 K.G., indien in eenig kalender
jaar ten minste 10.000.000 K.G. goederen tusschen de Stede
lijke Fabrieken van Gas en Electriciteit en het station Leiden
van partij ter andere zijde zijn vervoerdterwijl deze terug
betaling tot 5 cents per '1000 K.G. zal worden verhoogd,