132 Het binden der nuchtere kalveren mag naar het oordeel der Commissie alleen geschieden met z.g. zacht jutte touw volgens aangegeven model en moet op zoodanige wijze ge schieden, dat geen letsel aan de huid wordt toegebracht. Eindelijk wil de Commissie nog het oplichten of dragen van nuchtere kalveren aan of tusschen de pooten en aan den staart verbieden. Onze Commissie kan zich met de strekking van deze voor stellen, waaromtrent wij ook het advies hebben ingewonnen van den keuringsveearts van het Openbaar Slachthuis, belast met de werkzaamheden van gemeenteveearts, wiens rapport mede ter visie ligt, zeer goed vereenigen. Door het opnemen der door de Commissie voor het Markt wezen gewenschte voorschriften in de verordening toch, waarbij wij nog zouden willen voegen de bepaling, dat de nuchtere kalveren, wanneer zij op het marktterrein gebonden zijn, op een voldoende hoeveelheid stroo moeten liggen, wordt getracht er voor te zorgen, dat de markt, alsook het vervoer, dei- nuchtere kalveren geen stuitenden aanblik oplevert. Eene geldboete van ten hoogste vijftien gulden op de over treding der nieuwe voorschriften te stellen, achten wij vol doende, te meer, waar ook in het wetboek van Strafrecht tegen het op eene noodeloos pijnlijke of kwellende wijze ver- vqeren van dieren geen hoogere straf wordt bedreigd. Op grond van een en ander stellen wij Uwe Vergadering mitsdien voor tot vaststelling van nevensgaande verordening, houdende wijziging der verordening op de markten, te besluiten. De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening op de markten van 26 Mei 1898 (Gem. Blad n°. 10), laatstelijk gewijzigd bij verordening van 6 Februari 1908 (Gem. Blad n°. 3). Art. 1. Achter artikel 45 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende Art. 45Ws- «Beheerders en geleiders van nuchtere kalveren zijn ver plicht zorg te dragen, dat deze, zoodra zij op de voor hen bestemde plaatsen op de markt zijn gekomen, van de touwen waarrpede. hunne pooten zijn vastgebonden, worden ontdaan en niet eerder weder worden gebonden, dan ten hoogste uur, vóórdat zij van het marktterrein worden weggevoerd. De niet gebonden nuchtere kalveren moeten op de markt hetzij in hokken worden geplaatst, hetzij aan een touw aan den kop bevestigd worden vastgehouden, of wel aan het daar voor bestemde ijzeren hek worden vastgebonden. De nuchtere kalveren moeten, wanneer zij op het markt terrein gebonden zijn, op eene, ter beoordeeling van den Algemeenen Marktmeester, voldoende hoeveelheid stroo liggen". Art. 45ter- «Onverminderd het bepaalde in artikel 455 van het wet boek van Strafrecht is het verboden: a. nuchtere kalveren, zoowel op als buiten het marktterrein anders te binden, dan met z.g. zacht jutte touw, ter dikte in doorsnede van ten minste 4 cM. en volgens model, in de verschillende marktkantoren aanwezig. Tusschen de huid en het touw moet bovendien zooveel speling zijn, dat geen druk king of letsel aan de huid of daaronder gelegen deelen wordt toegebracht b. nuchtere kalveren, al of niet gebonden, op te lichten of te dragen aan of tusschen de pooten en aan den staart." Art. 2. In artikel 53 wordt achter de woorden y>tien gulden' inge voegd: »die van de artt. 45t>is en 45ter met eene geldboete van ten hoogste vijftien gulden". N°. 812. Leiden. 11 October 1910. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat bij ons geen bezwaar bestaat tegen inwilliging van bijgaand verzoek van het bestuur der Hoogere Burgerscholieren-veree- niging «Emtégéès" om gebruik te mogen maken van het gymnastieklokaal aan de Pieterskerkgracht, tot het houden van oefeningen, des Woensdags- en des Zaterdagsmiddags van 2 tot 4 uren en des Zaterdagsavonds van 7 tot 9 uren. Mitsdien geven wij U in overweging aan het bestuur der Hoogere Burgerschoiieren-vereeniging «Emtégéës'' tot weder-, opzeggings toe vergunning te verleenen om het gymnastiek lokaal aan de Pieterskerkgracht te gebruiken, voor het houden van oefeningen, des Woensdags- en des Zaterdagsmiddags van 2 tot 4 uren en des Zaterdagsavonds van 7 tot 9 uren, tegen betaling van een bedrag van ƒ15.'sjaars per weke- lijksch uur en van de kosten van vuur, licht, schoonhouden en bediening en onder voorwaarde, dat de kosten van herstel van aan het gebouw of meubilair eventueel toegebrachte schade door de vereeniging worden vergoed en dat alle ter zake van het gebruik door ons te geven voorschriften zullen worden nagekomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen, Naessens (voor zitter) en Willy M. Bryce (1e secretaresse) der Leidsche H. B. S.- vereeniging «Emtigéës": dat op den len September j. I. bovengenoemde vereeniging door de leerlingen der H. B S. voor jongens alhier is opgericht, ter beoefening van de Muziek, het Tooneel, de Gymnastiek en de Schermkunst; dat voor het houden van de noodige oefeningen een ruim gymnastiek-locaal wordt vereischt, en als zoodanig, dat aan de Pieterskerkgracht zeer geschikt wordt geacht; dat dit locaal volgens bekomen inlichtingen des Woensdags- en des Zaterdagsmiddags van 2—4, benevens des Zaterdag avonds van 7—9 uur ter beschikking der vereeniging zou kunnen zijn; dat voor de afdeeling muziek, het plaatsen van een piano in datzelfde locaal een noodzakelijk vereischte is, voor welk instrument, zonder dat dit eenigszins de lessen in de gymnastiek der verschillende scholen zou belemmeren, zeer gemakkelijk een plaatsje zou zijn te vinden, redenen waarom requestranten zich tot Uw college wenden, met het eerbiedig verzoek hen te willen toestaan van meergemelde zaal op de bovengenoemde uren te mogen gebruik maken, in die zaal een piano te mogen zetten en, teneinde de oefeningen zoo spoedig mogelijk te doen beginnen het college van B. en W. te willen machtigen in afwachting van de beslissing van den gemeenteraad, de ver eeniging toe te staan reeds dadelijk de zaal in gebruik te mogen nemen. Hetwelke doende enz. W. Naessens. W. M. Bryce. Leiden, 5 October 1910. N°. 313. Leiden, 12 October 1910. Met de commissie van fabricage komt het ons voor dat er alleszins reden bestaat om op nevensgaand verzoek van J. C. Spaargaren in te gaan. Adressant is thans reeds se dert 35 jaar pachter van het vischrecht in de Vroonwateren en heeft zich gedurende al die jaren als een uitnemend pach ter doen kennen. Er behoeft dan ook geen vrees te bestaan dat onder dezen pachter het vischwater zal worden doodgevischt. Daarbij werd de pacht vijf jaar geleden bij de laatste open bare verpachting van ƒ1200.tot 1750.'sjaars verhoogd. Het komt ons voor, dat dit een zeer voldoende pachtsom is. En mocht nu wellicht al bij een nieuwe openbare verpachting een nog hoogere som kunnen worden bedongen, wat overigens niet waarschijnlijk is, dan nog zou het zeer de vraag zijn of gunning van de pacht aan dien hoogeren inschrijver in het belang van de gemeente zou zijn. Intusschen zal het aanbeveling verdienen bij de verlenging van de pacht rekening te houden met de mogelijkheid, dat bij algemeenen maatregel, uitgevaardigd krachtens art. 19 aanhef, j°. litt. b van de wet van 6 October '1908, tot regeling van de visscherijen (Stbl n°. 311), het gebruik van sommige vischtuigen in de toekomst hetzij altijd, hetzij onder sommige omstandigheden zal worden verboden. Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten het visch recht in de Vroonwateren, de Boschhuizerwetering, de Haar lemmertrekvaart, de Poelgeesterwetering, de Endegeesterwe tering en de wetering langs den Maredijk. met ingang van 1 Januari 1911 weder voor den tijd van 5 jaren te verpach ten aan J. C. Spaargaren te Oegstgeest, tegen den huurprijs van 1750.— per jaar en ook overigens onder de bestaande voorwaarden, met dien verstande, dat indien later bij alge meenen maatregel het gebruik van een of meer der in art. 7 van het contract genoemde vischtuigen, hetzij voor goed, hetzij onder sommige omstandigheden mocht worden verbo den, dat verbod den pachter geenerlei recht zal geven op eenige restitutie van den pachtsom of op eenige s naleloos- stelling in anderen vorm. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 2