GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
131
IHOEKOKEIT STI K k H\.
N°. 307. Leiden, 11 October 1910.
De Commissie van Financiën heeft de eer IJ mede te
deelen, dat zij geene bedenking heeft tegen de navolgende in
hare handen gestelde voordrachten:
1°. tot verhooging van volgn. 97 der begrooting »Uitkee-
ring aan het Rijk van het aandeel in de kwade posten der
directe belastingen" met f 6.08 (Ing. St. n°. 291);
2°. tot betaling uit den post voor Onvoorziene Uitgaven,
van een bedrag van f 929.85s, wegens de kosten van het in
gestelde onderzoek naar de oorzaken van het tekort op de
exploitatie van het openbaar slachthuis (lng. St. n°. 290);
3°. tot aankoop van eenige perceelen aan de Langegracht,
ten behoeve van de stedelijke fabrieken van gas en electrici-
teit, met de daarop betrekking hebbende begrootingsstaten
(Ing St. nis 288 en 304).
Zij geeft U derhalve in overweging, overeenkomstig die
voordrachten te besluiten.
Ten opzichte van de voordracht sub 2° vermeld, heeft de
heer Bosch zich van advies onthouden.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N9. 308. Leiden, 11 October 1910.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat, indien de Raad besluit tot aanvulling van het
uitbreidings- en vernieuwingsfonds der stedelijke gasfabriek
met f 52500.— ten behoeve van de gasvoorziening van de
gemeente Rijnsburg (Ing. St. n°. 296), zij tegen den daarop
betrekking hebbenden begrootingsstaat geene bedenking heeft.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 309 Leiden, 11 October 1910.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat, indien de Raad besluit tot de door Burgemeester
en Wethouders voorgestelde oprichting van een electrischen
klokkendienst (lng. St. n°. 300), zij geene bedenking heeft
tegen den bij die voordracht gevoegden begrootingsstaat.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 310. Leiden, 8 October 1910.
Na het in gebruikstellen der hulpbrug tusschen de Steenstraat
en de Turfmarkt bleek het zoowel in het belang der veiligheid
van het verkeer als ter voorkoming van al te groot oponthoud
wenschelijk het rijden over die brug te beperken.
Als tijdelijke politiemaatregel werd daarom bepaald, dat
het den bestuurders van rij- en voertuigen en van automobielen
slechts geoorloofd zoude zijn in één richting over de hulpbrug
te rijden en wel in de richting naar de Steenstraat, terwijl
in omgekeerde richting over de Turfmarktsbrug zoude
moeten worden gereden.
Aan fietsers en ruiters werd daarentegen het rijden over
de brug geheel verboden.
Aangezien nu de hulpbrug nog geruimen tijd in gebruik
zal blijven, komt het ons noodig voor, de tijdelijke politie
maatregelen in eene verordening vast te leggen. Het eenvoudigst
kan dit o. i. geschieden door vaststelling van eene speciale
verordening op het rijden over de hulpbrug.
Lascht men toch de bepalingen in de bestaande verorde
ningen op de straatpolitie en op het rijden met motorrijtuigen
en rijwielen in, dan moeten na de buiten gebruik stelling
der hulpbrug de bepalingen welstaanshalve weder uit die
verordeningen worden geschrapt, terwijl eene speciale ver
ordening als 't ware vanzelf vervalt.
Thans nog een enkel woord tot toelichting van eenige
artikelen der ontworpen verordening.
Artikel 1, dat een definitie geeft van hetgeen onder trek
dieren, rijtuig en voertuig moet worden verstaan, komt geheel
overeen met artikel 64 der verordening op de straatpolitie.
In artikel 2 is het rijden ook in de richting naar de Turf
markt tusschen des avonds 11 uur en des morgens 8 uur
toegelaten, met het oog op het geringe verkeer gedurende
dien tijd, terwijl ook des Vrijdags gedurende de veemarkt in
beide richtingen over de brug mag worden gereden, aange
zien dan het rijden van de Steenstraat naar de Turfmarkts
brug niet mogelijk is.
Artikel 3 behoeft na het bovenstaande geen nadere toelichting,
terwijl de artikelen 4, 5 en 6 grootendeels zijn ontleend aan de
bestaande verordeningen op de straatpolitie en op het rijden
met motorrijtuigen en rijwielen.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergadering
alsnu in overweging tot vaststelling van nevensgaande ver
ordening op het rijden over de hulpbrug tusschen de
Steenstraat en de Turfmarkt over te gaan.
De Commissie voor de Strafverordeningen.
Aan den Gemeenteraad.
VERORDENING op het rijden over de hulpbrug tusschen
de Steenstraat en de Turfmarkt.
Art. 1.
Onder „trekdieren" worden in deze verordening verstaan
paarden, muildieren, muilezels en ezels;
onder „rijtuig", elk vervoermiddel, bestemd om te land
door één of meer trekdieren te worden voortbewogen;
onder „voertuig," elk vervoermiddel, uitgezonderd motor
rijtuigen en rijwielen.
Art. 2.
Het is den bestuurders van rij- en voertuigen, uitgezonderd
die van tramrijtuigen, alsook den bestuurders van motorrij
tuigen op meer dan twee wielen verboden, behalve van des
namiddags 11 uur tot des voormiddags 8 uur en des Vrijdags
gedurende de veemarkt, over de hulpbrug tusschen de Steen
straat en de Turfmarkt te rijden in de richting naar de
Turfmarkt.
Art. 3.
Het is den bestuurders van motorrijtuigen op twee wielen
en van rijwielen en den berijders van trekdieren verboden
van des voormiddags 8 uur tot des namiddags 11 uur over
de in artikel 2 genoemde hulpbrug te rijden, zoowel in de
richting naar de Turfmarkt, als in de richting naar de
Steenstraat.
Dit verbod wordt, voorzooveel betreft de motorrijtuigen op
twee wielen en de rijwielen, door waarschuwingsborden als
genoemd in artikel 8, litt. b. 2° der Motor- en rijwielwet op
nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven plaatsen
aangeduid.
A et. 4.
Van de verbodsbepalingen in de artikelen 2 en 3 kan door
Burgemeester en Wethouders, zoo noodig onder door hen te
stellen voorwaarden, aan bepaalde personen of aan bepaalde
categorieën van personen ontheffing worden verleend.
Art. 5.
Met het opsporen der overtredingen van de bepalingen dezer
verordening zijn belast de dienaren der gemeentepolitie en
de brugwachters.
Art. 6.
Overtreding van eenige bepaling dezer verordening, daaronder
begrepen niet naleving eener voorwaarde, waaronder ont
heffing is verleend, wordt gestraft met eene geldboete van ten
hoogste tien gulden.
N°. 311. Leiden, 8 October 1910.
Door de Commissie voor het Marktwezen worden in haar
in de Leeskamer ter inzage liggend rapport, naar aanleiding
van een verzoekschrift van den Bond van Nederlandsche
Exportslachters en onder overlegging van het advies van den
Algemeenen Marktmeester, eenige aanvullingen van de ver
ordening op de markten met betrekking tot het markten, het
vervoer en het binden van nuchtere kalveren voorgesteld.
In de eerste plaats zoude de Commissie bepaald willen zien,
dat de nuchtere kalveren, zoodra zij op de voor hen bestemde
plaatsen op de markt zijn gekomen, van de touwen, waar
mede hunne pooten zijn vastgebonden, moeten worden ontdaan,
terwijl zij niet eerder weder zouden mogen worden gebonden,
dan ten hoogste a uur, vóórdat zij van de markt worden
weggevoerd.
Gedurende den tijd, dien de nuchtere kalveren niet ge
bonden op de markt verblijven, wil de Commissie voorge
schreven zien, dat de dieren, hetzij in hokken worden ge
plaatst, hetzij aan een touw aan den kop bevestigd worden
vastgehouden, of wel aan het daarvoor bestemde ijzeren hek
worden vastgebonden.