142
DONDERDAG 29 SEPTEMBER 1910.
De Voorzitter. Ik geloof niet, dat er tusschen beide punten
zulk een nauw verband bestaat. Tegen de verhooging der
salarissen der politieambtenaren zal meen ik wel niemand
gekant zijn. Laten wij nu dit punt afhandelen, want wij
weten niet, of er op eene volgende vergadering gelegenheid
toe zal bestaan. De vergadering is nu vrij voltallig en mis
schien zal hoofdelijke stemming worden aangevraagd. Daarom
geloof ik dat het practisch het beste is dit punt thans af te
doen. Wenscht de heer Fokker echter een voorstel te doen
om de behandeling van punt 23 aan te houden
De heer Fokker. Jawel, mijnheer de Voorzitter. Ik doe
daartoe het voorstel.
Het voorstel van den heer Fokker wordt niet voldoende
ondersteund en rnaakt derhalve geen onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Nu wij ons best
doen om zuinig te zijn, moeten wij ook elke traktementsver-
hooging goed bezien en op zich zelf beschouwen. En nu aarzel ik
wel eenigszins om te stemmen voor deze traktementsverhooging.
En wel op grond van eene vergelijking van het traKtement
van onzen Commissaris van politie met de traktementen van
Commissarissen van politie in andere gemeenten, die ongeveer
met Leiden overeenkomen. Het komt mij voor, dat het trakte
ment hier gegeven niet lager is dan elddfs. Wanneer wij het
traktement van den Commissaris alhier vergelijken met de
traktementen van andere ambtenaren, dan kom ik ook tot
dezelfde conclusie. Üp dien grond alleen maak ik bezwaar
om mijne stem aan dit voorstel te geven.
De heer Aalberse. In tegenstelling met de heeren Fokker
en Fockema Andreae wensch ik mijne instemming te betui
gen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik
geloof dat eene vergelijking met andere gemeenten altijd cum
grano salis moet worden opgevat. Men moet er niet alleen
op letten, of het getal zielen van eene plaats even groot is,
doch ook, of de werkzaamheden, van den Commissaris van
politie gevorderd, en de verantwoordelijkheid die op hem
rust, even groot zijn. Neemt men bijv. eene gemeente als
Nijmegen, niet alleen met een minder zielental, maar
bovendien met een geheel andere samenstelling van de bevol
king, dan geloof ik, dat eene vergelijking van de salarissen
niet zoo aanstonds opgaat. Trouwens is bij deze, vergelijking
het verschil ook niet eens zoo bijzonder groot. Maar er is
nog een ander argument. Het salaris van den Commissaris
van politie is tien jaar geleden vastgesteld. In die tien jaren
hebben alle hoofdambtenaren verhooging van salaris ont
vangen. Hiermee wordt erkend, dat een salaris, dat tien jaar
geleden voldoende was, na verloop van tien jaar niet meer
dezelfde waarde vertegenwoordigt, als voor dien tijd. Wan
neer dus het salaris van den Commissaris van politie na
tien jaar nog niet is verhoogd, dan is het ook naar verhou
ding minder dan tien jaar geleden. Op dien grond, en op de
gronden, aangevoerd in het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders, wil ik gaarne mijn stem geven aan het voorstel.
De heer Pera. Door den heer Aalberse wordt er op gewezen,
dat het traktement van den Commissaris van politie tien jaar
geleden is vastgesteld. Te dien aanzien wil ik opmerken,
dat die vaststelling toen heeft plaats gehad onder bijzondere
omstandigheden en dat de gedachte is uitgesproken, nadat
het was geschied, dat men bij die vaststelling wel wat verder
is gegaan dan noodig was, dat men het eigenlijk wel wat
hoog had gesteld. Hierdoor bestaat er voor mij en anderen
niet die reden om over te gaan tot verhooging van het trak
tement van den Commissaris van politie, gelijk thans wordt
voorgesteld
Ik sluit mij daarom aan bij hetgeen de heer Fockema Andreae
heeft gezegd, dat men bij vergelijking niet kan beweren, dat
het salaris van den Commissaris van politie in Leiden lager
is dan dat van zijn collega's in andere gelijksoortige plaatsen.
Wanneer ik verklaar te zullen stemmen tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, dan wil ik daarbij met
nadruk uitspreken, dat daarin hoegenaamd in geen enkel op
zicht moet gezien worden eenig wantrouwen tegenover den
persoon van den Commissaris, of dat daarin iets gezien mag
worden ten zijnen nadeele.
De heer Fokker. Ik moet mij aansluiten bij hen, die de voor
dracht van Burgemeester en Wethouders hebben bestreden, en
in het bijzonder bij den heer Fockema Andreae, waar deze zegt,
dat hij aan het voorstel zijn stem niet kan geven, in verband
met de vergelijking van Commissarissen van politie in gelijk
soortige plaatsen als Leiden. De heer Aalberse zegt, dat men
niet moet vergeten dat andere hoofdambtenaren in den loop
der laatste tien jaren verhooging van salaris hebben ontvangen.
Ik geloof dat dit argument niet volledig is. Hij had er bij
moeten zeggen, dat de salarissen der hoofdambtenaren zoodanig
waren, dat verhooging noodzakelijk was en dat dit zelfde nu
ook geldt voor den Commissaris van politie. Mij wil het.voor
komen, dat wanneer de Raad tien jaar geleden het salaris
heeft vastgesteld op ƒ3500, een salaris dat toen wat te hoog
was, er nu geen reden bestaat om het thans te gaan ver-
hoogen, alleen omdat andere hoofdambtenaren ook eene trak
tementsverhooging hebben ontvangen.
In de toelichting wordt gewezen op gemeenten, waar de
Commissarissen van politie meer salaris ontvangen dan hier.
Ik zou daarentegen willen wijzen bijv. op de gemeente Haar
lem, waar de Commissaris van politie niet meer ontvangt
dan hier. En wanneer men zou willen beweren, dat Leiden
een geheel andere bevolking heeft dan Haarlem, dan zou ik
daartegenover willen stellen dat in Haarlem, waar zooveel
ongewenschte elementen uit Amsterdam hun toevlucht komen
zoeken, de verantwoordelijkheid van den Commissaris van
politie grooter is dan hier in Leiden.
En wanneer de heer Pera zegt, dat hij, wanneer hij stemt
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, niet
geacht wil worden hiermede eenig wantrouwen uit te spreken
tegen den Commissaris van politie, dan antwoord ik daarop:
daarom gaat het hier niet; wij hebben het hier niet over den
persoon van den Commissaris; zijne goede of slechte hoeda
nigheden worden hier niet in het debat gebracht. Zeer terecht
wordt ook in het praeadvies van Burgemeester en Wethou
ders deze traktementsverhooging afgescheiden van den persoon
van den Commissaris. Ook ik wil deze quaestie zakelijk be
schouwen en op de aangevoerde gronden meen ik, dat de
Commissaris van politie alhier eene voldoende bezoldiging
geniet, en er dus m. i. geen enkele reden bestaat om zijn
traktement nu te verhoogen.
De heer Briët. Gaarne sluit ik mij aan bij het praeadvies
van Burgemeester en Wethouders en bij hetgeen door den
heer Aalberse is opgemerkt. Ten overvloede wil ik er nog op
wijzendat de werkzaamheden van den Commissaris van
politie in de laatste tien jaren steeds zijn vermeerderd, ten
gevolge van de eischen door de verschillende wetten aan hem
gesteld. Dit is meen ik een alleszins geldige reden om het
salaris van den Commissaris te verhoogen.
De Voorzitter. Ik zou ten slotte nog gaarne eenige woorden
willen zeggen ter verdediging van het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
De heeren Pera en Fokker hebben gezegd, dat het salaris
van den Commissaris van politie tien jaar geleden te hoog
was vastgesteld. Het is gemakkelijk zoo iets te zeggen, maar
die onderstelling baseert zich nergens op.
Onze voorgangers van tien jaar geleden letten haast nog
meer op de kleintjes dan wij, en wanneer zij toen het salaris
hebben vastgesteld op f 3500, zie ik niet in dat het toen te
hoog zou zijn geweest of niet verdiend. Wij kunnen ook niet
altijd vergelijkingen gaan maken met andere gemeenten. Ik
voeg mij dan ook bij den heer Aalberse, waar hij deze
verhooging noodig keurt. Nu verschillende hoofdambtenaren
verhooging van salaris hebben ontvangen wegens den duur-
deren levensstandaard, is het billijk ook den Commissaris
van politie eenige verhooging te geven.
En wat nu betreft zijne werkzaamheden niet alleen zijne
gewone werkzaamheden nemen toe, maar ook zijne justicieele
werkzaamheden zijn in de laatste jaren zeer vermeerderd, en
ieder jaar wordt zijne betrekking moeilijker en zijne verant
woordelijkheid grooter. Ik moet hier nog bijvoegen, dat in
het praeadvies door mij een kleine vergissing is begaan. Het
traktement van den Commissaris van politie te Nijmegen is
niet gebracht van f 3400 op f 3600, maar van f 3200 op
3400, en in Groningen zal wel naar alle waarschijnlijkheid
het traktement met f 500 verhoogd worden, doch toegestaan
is de verhooging op dit oogenblik nog niet.
Ik geloof niet, dat het noodig is het voorstel nog verder
te verdedigen. Verlangt nog iemand het woord?
De heer Fokker. M. d. V. Ik wil nog even opmerken, dat
uwe rectificatie van zooeven uwe toelichting niet sterker
maakt. U hebt toch nu gezegd, dat het traktement van den
Commissaris van politie te Nijmegen thans is gebracht op
f 3400, waardoor hij nog achter blijft bij den Commissaris
van politie in Leiden, terwijl de verhooging in Groningen
nog niet eens is vastgesteld; het is slechts een voorstel om
hem 500 meer te geven; het is dus nog best mogelijk, dat
van die verhooging niets komt.
Stel eens dat er hier een vacature was, dat men dan ook,
het traktement van den nieuwen titularis vergelijkend met
de traktementen van andere hoofdambtenaren en Commissa
rissen van politie in andere gemeenten, hem op grond daar
van dadelijk een hooger traktement zou toekennen, geloof ik
niet. Ik voor mij acht 3500 voor den Commissaris van
politie alhier voldoende.
De Voorzitter. Ik vind dat het niet aangaat om den
Commissaris van politie die reeds 30 dienstjaren achter den
rug heeft, waarvan 8 te dezer stede, gelijk te stellen met