123 dezerzijds niet kan worden ingegaan. Een vergoeding van 1.50 per dag en per bed schijnt ons te hoog. Wanneer men ziet, dat b. v. in Nijmegen door het gemeentebestuur met het Protestantsehe ziekenhuis een overeenkomst is aangegaan waarbij voor een bedrag van 8000.per jaar 20 bedden worden beschikbaar gesteld, d. i. dus tegen een vergoeding van even 1.10 per dag, en wanneer men bedenkt dat ƒ1.50 bet gewone 3e klasse tarief is, dat in de particulieren zieken huizen hier ter stede gevraagd wordt, dan gaat het toch niet aan diezelfde vergoeding te betalen bij het doorloopend ge bruik van 25 bedden. Daarbij zou de gemeente ook nimmer op een contract voor 10 jaren kunnen ingaan Voor zo.) langen tijd mag de ge meente, dunkt ons, hare vrijheid niet aan banden leggen. En eindelijk vormen de totaal kosten een overwegend bezwaar. Het abonnement zou jaarlijks aan de gemeente kosten 13687 50 zegt de beer Meuleman. Ja, maar zonder de kosten van verbandstoffen, geneesmiddelen, zeilen en windkussens. Rekenen wij deze op gemiddeld 0.25 per dag per patient, dan word bovenstaand bedrag met nog ruim 2200.ver hoogd, zoodat de totaal kosten tot bijna 16000.stijgen. En wat zou daarvoor worden verkregen? de beschikking over slechts 25 bedden, een aantal dat èn door het college van stadsgeneesheeren èn door de gezondheidscommissie nog ge heel ontoereikend wordt geacht. Redenen te over, meenen wij, om niet tot het aanknoopen van nadere onderhandelingen met het Elisabethsgesticht over te gaan. Trouwens tegenover de bewering van Dr. Meuleman dat de gemeente zoo weinig voor de verpleging van behoeftige zieken uitgeeft nog dit. De gemeente heeft in het afgeloopen jaar, bij een verpleeggeld van ƒ0,75 per dag, aan het academisch ziekenhuis betaald de som van 20442 Herleid tot een verpleeggeld van 1.25 per dag zou dit neerkomen op 34070.per jaar. Voegt men hier nu nog bij de bovenge noemde som van 16000.dan zou de gemeente Leiden op eenmaal belangrijk meer voor de verpleging van hare zieke armen uitgeven, dan al de door Dr. Meuleman genoemde gemeen ten, met uitzondering alleen van Haarlem, dat zooveel grooter is. En wil men hiertegenover wellicht aanvoeren, dat de ge meente nu eenmaal niet 1.25 per dag aan het Academisch Ziekenhuis betaalt, maar slechts 0.75, dan mag daartegen over echter weer niet uit het oog worden verloren, dat de gemeente voor den bouw van dat ziekenhuis kosteloos het terrein gegeven heeft benevens nog een som in geld van 125.000toe. Maar, zal men zeggen, moet de gemeente dan heelemaal niets doen, waar toch het euvel wordt erkend? Dat zouden ook wij niet willen. Een definitieve voorziening is echter eerst mogelijk, wanneer het nieuwe academisch ziekenhuis voltooid is. Inmiddels zou ons college daar, waar de nood het ergst is, patiënten die nog niet voldoende hersteld zijn, tegen het gewone 3e klasse tarief in de particuliere ziekenhuizen kun nen doen opnemen. De kosten zullen ook daardoor natuurlijk wat stijgen, maar toch niet zoo veel als wanneer op het one- reuse contract met het St. Elizabethsgesticht werd ingegaan En toch zou op die wijze in den ergsten nood worden voorzien. Alles te zamen meenen wij u dus in overweging te mogen geven het voorstel van den heer Meuleman niet aan te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 3 Januari 1910. In het Gemeenteverslag over het jaar 1908 vindt men opgenomen o. a. het verslag van het college van stadsgenees heeren. Daarin wordt de klacht geuit, »dat patiënten, die voor rekening der gemeente in het Academisch Ziekenhuis ver pleegd worden, daaruit in meerdere gevallen vroeger ont slagen werden, dan wel met het oog op hunne sociale omstan digheden wenschelijk was." Deze klacht werd door Curatoren van de universiteit erkend als gegrond, doch tegelijk werd medegedeeld, dat het Academisch Ziekenhuis niet geschikt is tot verpleging van chronische patiënten, wijl daardoor dit Ziekenhuis tot schade van het universitair onderwijs van karak ter zou veranderen (Zie Gemeenteverslag 1905, Bijlage XIVa). In de Raadsvergadering van 6 Juni 1907, werd door ons vroeger medelid, den heer Stigter, opnieuw op den heer- schenden misstand gewezen. Tot nu toe vonden B. en W. geen termen om te trachten op een of andere wijze hierin te voorzien. Toch is het kwaad niet verminderd, veeleer in omvang toegenomen, en het is ook niet te verwachten, dat in de eerstvolgende jaren daarin verandering zal komen. Het is intusschen aan geen twijfel onderhevig, dat de ge meente wettelijk verplicht is de zorg voor verpleging van armlastige patiënten op zich te nemen. En het is wel zeer de vraag, of men kan volstaan met de eenvoudige erkenning, dat de zaak niet in orde is, terwijl men tegelijkertijd den heerschenden wantoestand laat voortbestaan, zich beroepend op den min gunstigen toestand van de gemeentekas/Dit be roep kan te minder gelden, waar onze gemeente taf van uit gaven doet, in zich zonder twijfel van groot nut, doch waar toe ze wettelijk niet verplicht is. Ik behoef slechts te wijzen op subsidies aan schouwburg, openbare leeszaal en dergelijke verder op de instandhouding eener H. B. S. voor meisjes, en een kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Ook vergelijking van deze verplichting der gemeente, m ;t andere nuttige of noodige uitgaven, zooals b.v. geldelijke hulp van de gemeente aan werkeloozen, welke vergelijking reeds gemaakt is in het Leidsch Dagblad, gaat hier geheel niet op. In het hier behandelde geval toch staat de gemeente voor eene wettelijke verplichting, terwijl de gemeentelijke steun aan werkeloozen, hoezeer overigens toe te juichen en aan te moedigen, nog door geen wet aan de Gemeente als verplich ting is opgelegd. Eene vergelijking met andere gemeenten van ongeveer dezelfde grootte als de onze, doet dan ook spoedig zien, hoe zeer Leiden in deze te kort schiet. Op onze begrooting wordt jaarlijks uitgetrokken voor de verpleging van armlastige patiënten de som van 15000.---. Zien we eens, hoe het gesteld is elders. Zoo vind ik Dordrecht. Subsidie aan het gemeentelijk Ziekenhuis over 1906: 30729.61. 1907: 33861.96. 1908: 34772.28. Deze cijfers moeten nog worden verhoogd resp. met 4482.20, 4196.25 en 4754.85 als bijdragen van de gemeente aan het Kinderziekenhuis voor verpleging van armlastige kinderen. Over 1909 is op de begrooting uitgetrokken ƒ35075.115, ter wijl voor 1910 werd aangevraagd 35515.255. Hierbij zijn dan nog niet geteld de rekeningen van het Kinderziekenhuis. Gemiddeld betaalt Dordrecht dus jaarlijks 38500. Nijmegen betaalt krachtens contract, geldende 1 Januari 1908—1 Januari 1914: aan het R -K. Par. Armbestuur voor 65 bedden per jaar de som van24911.25 aan het Protest. Ziekenhuis voor 20 bedden 8000. verpleging van kraamvrouwen800. verpleging van ooglijders1460. Jaarlijksch totaal 35171.25 Arnhem, gaf uit, als men de vrij ingewikkelde verorde ningen aangaande de verhouding tusschen het burgerlijk armbestuur, Gemeentelijk Ziekenhuis en gemeenterekening nagaat in 1907: f 37315.85. in 1908: 38716.70. Ten slotte, Haarlem geeft aan het St. Elisabeth's of Groote gasthuis, dat eene gemeentelijke instelling is voor het jaar 1910 eene subsidie van f 57.800. Bovendien heeft de gemeente met drie Ziekenhuizen een contract voor 5 jaren, tot verple ging van armlastige patiënten. Het cijfer van f 57.800 moet dus nog aanmerkelijk verhoogd worden, doch nadere gegevens zijn mij niet verstrekt. Ze zijn eigenlijk ook overbodig, want uit het bovenstaande blijkt duidelijk, hoe slecht Leiden op het stuk van verpleging van armlastige patiënten aan zijn wettelijke verplichting voldoet. En nu kan men wijzen op het feit, dat het cijfer van 15000, dat op onze begrooting voor dat doel is uitgetrokken, eigen lijk zoo laag is, omdat de gemeente een zoo voordeelig con tract heeft met het universiteits ziekenhuis en slechts ƒ0 75 betaalt per dag en per patient. Ten deele is deze opmerking juist doch ook als men de verpleging per dag zou bere kenen op f 1.25 en het eindcijfer naar deze evenredigheid verhoogt, komt men nog slechts tot een bedrag van ƒ25000, wat nog niet te vergelijken is met de bedragen in de andere gemeenten. En bovendien door deze berekening is het euvel niet verholpen. De vraag is nuhoe zal onze gemeente in dit gebrek voorzien. Daartoe staan twee wegen open. Ten eerste zou men een gemeentelijk ziekenhuis kunnen oprichten, waarvan zeker geen sprake zal kunnen zijn, ook niet met het oog op de plannen der Regeering aangaande het nieuwe Ziekenhuis. Wel zou men eene bestaande inrichting in de gemeente tijdelijk voor het doel kunnen inrichten. Hier mede heb ik het oog op het St. Caeciliagasthuis, het tegen woordige cholerahospitaal. Daarin zou, naar ik mij overtuigd heb, plaats zijn voor 22 bedden. Of het aanbeveling zou verdienen, dit gebouw zoo in te richten, dat het eenigszins beantwoordde aan de eischen, die men aan een gasthuis mag stellen, laat ik gaarne ter beoor deeling aan mijne medeleden over. Indien ik stel, dat voor de inrichting zouden benoodigd zijn 10.600, raam ik zeker niet te hoog. En dan voor de exploitatie-rekening het bedrag per patient per dag stellend op ƒ1.75; wat ook niet te hoog is gerekend,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 16