121 De oorzaak van het hooge cijfer voor deze laatste rubriek is weer evenals vroeger te zoeken in de onbetrouwbaarheid van sommige officieele opgaven omtrent de ingeslagen hoe veelheid sterke drank, een onbetrouwbaarheid, waarop ook de schatter in de toelichting tot zijn rapport wees. Zoo wer den voor twee beklante tapperijen cijfers verstrekt van min der dan 100 liter in een jaar. Voor andere werden omzetten opgegeven van meer dan 50.000 liter (van één zelfs van ruim 94.000 liter). Het behoeft wel geen betoog, dat dergelijke cijfers allerminst konden worden aangenomen als betrekking hebbend op den werkelijken omzet in het tappers-en slijters- bedrijf, zoodat hiervoor door vergelijking met voorgaande jaren, of met zaken van ongeveer gelijken omvang plausibele cijfers moesten worden gesubstitueerd. Onze commissie billijkt deze handelwijze volkomen, maar moet de wenschelijkheid uitspreken, dat onder vermelding van de aangenomen cijfers voor den omzet elke afwijking van de tabel van een behoor lijke toelichting vergezeld ga. Wat in het bizonder de rap porten der herschatters betreft, waar niets dan de eindwaarde H vermeld werd, misten wij zeer ongaarne elke opgaaf om trent de beide factoren, waaruit die eindwaarde berekend was. Daar de commissie echter slechts in opdracht had, den Raad omtrent eenige reclames te adviseeren. meende zij zich met de afwijkende gevallen niet verder te moeten inlaten. Zij bepaalde zich er alzoo toe, uit de boven vermelde verge lijking van haar eigen becijferingen met die van den schatter de conclusie te trekken, dat de vroegere methode van bere kening ook bij de schatting over 191011 was gevolgd, al meent de commissie er op te moeten wijzen, dat naar haar voorkomt het betrekkelijk groot aantal gevallen van f 10 hooger of f 10 lager berekende huurwaarde niet onwaar schijnlijk voor een deel althans zijn oorzaak zal vinden in kleine onnauwkeurigheden, bij de berekening van het eind cijfer der schatting begaan. Geheel afziende van hetgeen tegen de volkomen juistheid van de gevolgde methode is aan te voeren, besloot de com missie in de allereerste plaats, ook de reclames geheel vol gens deze wijze van berekenen te behandelen, te meer, daar het aanleggen van een anderen maatstaf bij de reclamanten tot onbillijkheden zou leiden. Wat den eersten factor betreft, de huurwaarde, die de localiteit op zich zelf heeft, hadden wij tot onze beschikking de schattingen daarvan, in eerste instantie verricht. In de rapporten omtrent de herschatting ontbraken, zooals wij reeds vermeldden, deze opgaven tot ons leedwezen geheel. Voor zoover het de reclamanten van Noort en Prins aangaat, gaf een advies van den herschatter voor de Gemeente aan het College van Burg. en Weth. dato 17 Juni 1910 ons het ge- wenschte licht. Bovendien heeft de commissie zich in elk der drie gevallen door een onderzoek ter plaatse een zelfstandig oordeel gevormd. Voor den tweeden factor, den omzet in liters uitgedrukt, werd gebruik gemaakt van de opgaven van den Inspecteur der directe belastingen over het jaar 190910, daar tegen de juistheid daarvan in geen der drie gevallen bedenking ge opperd is. In verband hiermee moest nog een andere omstandigheid door onze commisie bij haar algemeene besprekingen onder de oogen worden gezien. De cijfers aangaande den inslag hebben namelijk betrekking op het tijdsverloop van Mei 1909 tot Mei '1910. Het is bekend, dat vele slijters vóór het in werkingtreden van de bepalingen op den verhoogden accijns niet onbelangrijke hoeveelheden bij hun afnemers hebben geplaatst, waardoor de cijfers van hun inslag over het vorig belastingjaar zijn verhoogd. De schatter in eerste instantie wijst, er in zijn rapport dan ook uitdrukkelijk op, dat aan deze omstandigheid meerdere verhoogde aanslagen zijn te wijten, en zoowel bij de herschatting als bij de schatting blijkt men van de meening te zijn uitgegaan, dat deze hoogere cijfers tot grondslag voor de berekening over 191011 dien den te gelden. Onze commissie kan zich hiermee wel ver eenigen, mits onder het uitdrukkelijk beding, dat die hoogere inslag niet ook voor komende jaren opnieuw ten deele in rekening zal worden gebracht. Het komt toch voor, dat bij verminderden inslag niet de inslag van dat dienstjaar, maar een middencijfer met vorige jaren als grondslag wordt ge nomen. En dan zou in bovenbedoelde gevallen (waartoe bijv. de eerste reclamant van Noort behoort) een reeds ten volle betaalde belasting ten onrechte nog eenige jaren lang telkens opnieuw voor een gedeelte op rekening van den vergunning houder worden gesteld. Toen nu omtrent de te volgen berekeningswijze algeheele overeenstemming verkregen was, kon onze commissie over gaan tot bespreking van de afzonderlijke reclames. 1°. A. C. M. van Noort, Levendaal 26. De inslag over 190910 heeft bedragen 3969 liters. Bij herscbatting is de huurwaarde van de localiteit op zich zelf gesteld op f 90.welk cijfer ons bij onderzoek billijk is voorgekomen/ Hieruit volgt voor de huurwaarde in verband met den omvang van het bedrijf een bedrag van f 260, zoo dat de commissie in overweging geeft, den aanslag van recla mant te handhaven op het bij herschatting vastgesteld bedrag van f 75. 2°. W. F. Prins, Kijfgracht 8. Bij herschatting is de huurwaarde van het perceel gesteld op f 50.met welk bedrag de commissie meegaat. Voor den omzet vinden wij twee cijfers opgegeven, nl. 3564 en 3465 liters. Het laatste cijfer kwam ons het waarschijnlijk juiste voor, maar het bleek onnoodig, hiernaar nog een onder zoek in te stellen, daar beide getallen leiden tot een aanslag in de 11e klasse, dat is, tot een huurwaarde in den zin der wet van f 150.Met het oog hierop moet de commissie voorstellen, den aanslag van dezen reclamant te bepalen op f 37.59 in plaats van f 50. In zijn schrijven aan Burg. en Weth. van 17 Juni 1910 handhaaft de herschatter vanwege de Gemeente zijn vroegere bepaling van H op f 160.maar de gronden, die hij daar voor aanvoert, konden onze commissie geenszins overtuigen. Hij beroept zich uitsluitend op »den meerderen inslag van 342 Liter", die volgens hem »ten volle de verhooging der »huurwaarde van f 150.op f 160.rechtvaardigt". Een zuiver gevoelsargument als dit past echter, meenen wij, aller minst in het door cijfers en klassen scherp omschreven systeem, waarnaar te Leiden de aanslagen worden bepaald, en ook de herschattingen heeten plaats te hebben. Zeer zeker kan een grooter inslag plaatsing in een hoogere klasse ten gevolge hebben, maar een noodzakelijk gevolg is dit niet steeds. De vaststelling toch van het eindcijfer is noch een raming, noch een gevoelszaak, maar een eenvoudig reken kundig vraagstuk, zoodra slechts omtrent de beide grond slagen, de huurwaarde op zich zelf, en den omzet in liters, overeenstemming is verkregen. 3°. J. H. Wedekind, Oude Rijn 93. Het geval van dezen reclamant is eenigszins ingewikkelder dan beide vorige. In de door den heer Wedekind overge nomen zaak bedroeg de omzet in 190910 onder zijn voor gangster 3498 liter. Tegen de aangenomen huurwaarde van de localiteit ad f 65.'sjaars heeft ook onze commissie geen bedenking. Was alles bij het. oude gebleven, dan zou tegen de waarde van H van f 180.die uit bovenstaande gegevens volgt, en die ook door den schatter is aangenomen, evenmin bedenking bestaan. Bij de overname echter heeft de zaak bij gebrek aan vergunning 14 dagen stil gestaan, en daarna is wel de tapvergunning, maar niet de vergunning tot slijten op Wedekind overgedragen. Hoewel de commissie niet kan meegaan met de opvatting van den herschatter van belanghebbende, die wegens deze wijzigingen de zaak als een geheel nieuwe wil beschouwd zien, kan zij aan den anderen kant ook de opvatting van de beide andere herschatters en van den schatter niet deelen, die allen de zaak als een on veranderde voortzetting van de vroegere willen beschouwen. Wegens het ophouden van de slijters vergunning schijnt ons vermindering van het vroegere cijfer van den omzet een eisch van billijkheid toe; in rond getal meenen wij den vermoede- lijken omzet op 2500 liter te kunnen ramen. Het kwam ons tevens billijk voor, dien omzet nog met 4 te verminderen wegens den 14-daagschen gedwongen stilstand van het bedrijf, en alzoo den vermoedelijken omzet over 191011 vast te stellen op 2400 liter. Hiernaar moet de commissie aan den Raad voorstellen, de huurwaarde in verband met den omvang van het bedrijf te bepalen op 140.en dus den aanslag op f 37.50. Resumeerende hebben wij de eer in overweging te geven, om voor de drie reclamanten de huurwaarden in verband met den omvang van het bedrijf (H), en de daaruit voort vloeiende aanslagen vast te stellen als volgt: A. C. M. van Noort Levendaal 26 f 260 f 75.— W. F. Prins Kijfgracht 8 150 37.50 J. H. Wedekind Oude Rijn 93 140 37.50 J. Bosch. J. A. Bots. H. J. Zwiers. Aan den Gemeenteraad. N°. 298. Leiden, 3 October 1910. Het den 13en Januari 1.1. bij Uwe Vergadering ingekomen voorstel van uw medelid Dr. Meuleman »om ons college uit te noodigen onderhandelingen te openen met het St. Elisa- Reclamant Perceel H. Aanslag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 14