ten behoeve van de voorziening van andere gemeenten van
gas en electriciteit, mits minstens 6 weken vooraf onder over
legging van eene teekening, aangevende de juiste ligging van
de buizen en kabels, kennis wordt gegeven van het voornemen
om buizen en kabels te leggen.
Aan contractanten ter anderer zal geen vergoeding voor
het leggen, hebben en onderhouden der buizen en kabels in
de wegen worden betaald.
Alle onkosten tot den aanleg behoorende, waaronder het in
goeden staat terugbrengen van de wegen, straten en pleinen,
komen voor rekening van contractanten ter eener.
Indien tengevolge van werken, uit te voeren door of van
wege de gemeente Rijnsburg deze gasbuizen of electrische
kabels moeten worden omgelegd, zijn contractanten ter eener
daartoe op eerste aanzegging van conti actanten ter anderer
verplicht en komen alle kosten aan de verlegging verbonden,
voor rekening van contractanten ter eener.
Art 10.
Contractanten ter eener verplichten zich aan de gemeente
Rijnsburg gas te leveren vrij van zwavelwaterstof, met een
ammoniakgehalte van niet meer dan 2 gram per 100 M3,
terwijl de lichtsterkte minstens 13,5 Eng. kaars zal bedragen,
gemeten met den Sugg's London Argandbrander n° 1, met
regeling van luchttoevoer en met een verbruik van 150 liter per
uur. Het warmtegevend vermogen zal zijn 5000 calorien bij
15° C. en 760 mM. (z. g. bovenwaarde).
De druk zal op geen plaats van het net minder mogen
bedragen dan 30 mM. of meer dan 50 mM., terwijl overgang
geleidelijk moet plaats hebben.
Indien deze grenzen worden overschreden, zijn contractanten
ter eener verplicht daarin binnen 4 maanden, nadat zij door
contractanten ter anderer daarop schriftelijk opmerkzaam zijn
gemaakt, verbetering te doen aanbrengen.
Art. 11.
Indien contractanten ter eener in de levering van gas mochten
worden belemmerd of gehinderd of tot levering niet in staat
zijn, zijn zij in geen geval tot schadevergoeding verplicht,
tenzij aan de gemeente Leiden verzuim of nalatigheid zou zijn
aan te wijzen.
Art. 12.
Alle geschillen, tusschen beide contractanten uit of naar
aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen in hoogste
ressort beslist worden door drie scheidsrechters, door partijen
in gemeen overleg te benoemen of, indien bedoeld overleg
tot geen overeenstemming heeft geleid, binnen vier weken
nadat de eene partij de andere schriftelijk heeft uitgenoodigd
tot benoeming over te gaan, door den bevoegden rechter.
De arbiters spreken recht als goede mannen naar billijkheid.
De kosten dezer acte komen voor rekening van beide partijen.
No. 297. Leiden, 3 October 1910.
Aan het hierbij overgelegde rapport van de uit uw midden
benoemde commissie van onderzoek in zake de tegen den
aanslag in het vergunningsrecht ingekomen reclames, hebben
wij slechts weinig toe te voegen. Over het geheel kunnen wij
ons met den inhoud van dat rapport zeer wel vereenigen.
Aan het einde van haar rapport komt de commissie tot
de slotsom, dat de aanslag van reclament van Noort behoort
te worden gehandhaafd, terwijl de aanslagen van de reclamanten
Prins en Wedekind beide zouden moeten worden teruggebracht
van 50. tot 37.50.
Tegen het eerste hebben wij natuurlijk geen bezwaar en
ook de vermindering van den aanslag van reclament Prins
ontmoet bij ons college geen bedenking. Terecht toch wordt
door de commissie aangevoerd dat bij een juiste toepassing
van den steeds door ons gevolgden regel de huurwaarde van
adressant's vergunningslocaliteit in verband met den omvang
van zijn bedrijf behoort te worden bepaald op f 150.in
plaats van op f 160.—.
Anders staat het echter met den aanslag van Wedekind.
De commissie erkent dat het hier een bijzonder geval geldt
en wil daarom ook zelf bij de bepaling van de huurwaarde van
de localiteit van den gewonen regel zien afgeweken. Immers
terwijl bij toepassing van dien regel de huurwaarde op ƒ180.
zou moeten worden geschat, wordt zij door de commissie tot
f 140.teruggebracht.
Dit nu gaat, meenen wij, te ver. Omtrent de huurwaarde
van de localiteit, afgescheiden van de vergunning, bestaat
tusschen de commissie en ons college geen verschil van meening.
Het verschil ligt dan ook in de raming van den omzet van
het gedistilleerd, die in het loopende vergunningsjaar mag
worden verwacht. Nu gaat evenwel de commissie dien omzet,
120
die in het afgeloopen jaar onder de vorige vergunning
houdster nog 3408 Liter bedragen heeft, eenvoudig tot 2400
Liter terugbrengen. Hiervoor nu bestaat meenen wij geenerlei
reden. Wij hebben in ons praeadvies, opgenomen onder no. 156
der Ingekomen Stukken, reeds als onze meening te kennen
gegeven, dat het overgaan van het bedrijf aan een anderen
eigenaar en de toevallige stilstand van het bedrijf gedurende
slechts 14 dagen aan den aanvang van het vergunningsjaar
nog geen aanleiding behoeven te geven tot vermindering van
den omzet in dat jaar. üf dit werkelijk zoo zal zijn, zal eerst
later kunnen blijken en vooralsnog is er dus geen reden om
af te wijken van den algemeenen regel, waarbij de inslag
i over het afgeloopen vergunningsjaar tot basis wordt genomen
van den aanslag over het volgende. Want ook het feit, dat
de slijtvergunning is vervallen, beteekent voor een zaak als
deze, weinig. Maar ook al wil men aannemen, dat eenige
vermindering van den omzet van deze omstandigheden het
gevolg zal zijn, dan is het toch volkomen willekeurig om die
vermindering op niet minder dan 1098 Liter, d. i. op bijna
van den geheelen omzet van het vorige jaar te bepalen. Eu
1 wanneer men dan nog verder bedenkt, dat de omzet nog
zeer belangrijk zal kunnen dalen, zonder dat daarom de huur
waarde in verband met den omvang van het bedrijf zoodanige
1 vermindering ondergaat, dat het vergunningsrecht dienten-
gevolge daalt, dan is er gelooven wij te minder reden, waarom
tot vermindering van den aanslag zou moeten worden over
gegaan.
Immers de aanslag bedraagt 12,50 voor iedere 50.—
huurwaarde of gedeelte daarvan. Past men den gewonen regel
toe, dan bedraagt hier de huurwaarde f 180.en het ver
gunningsrecht f 50.— En dat recht zal f 50. blijven
zoolang de huurwaarde niet tot f 150.daalt. Maar waarom
nu juist, de billijkheid zou meebrengen een zoo belangrijke
vermindering van den omzet aan te nemen, dat dientengevolge
de huurwaarde tot f 140.en de aanslag tot f 37.50 zal
dalen, kunnen wij toch inderdaad niet inzien.
Op grond van het bovenstaande geven wij u dus, en dit
gedeeltelijk in afwijking van het advies der commissie ad
hoc, in overweging af te wijzen de reclames van de recla-
menten Noort en Wedekind en den aanslag van W. T. Prins
terug te brengen van f 50.tot 37.50
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 29 Augustus 1910.
Bij besluit van Uwe vergadering van 30 Juni 1910 werden
in onze handen gesteld ter fine van praeadvies een drietal
reclames tegen aanslagen in het vergunningsrecht. Aan deze
opdracht gevolg gevende, hebben wij de eer, U het volgende
te berichten.
Allereerst maakte de wijze, waarop elk eindcijfer diende
te worden vastgesteld, een punt van overweging uit.
De in 1906 uit den Raad benoemde commissie heeft om
trent de toenmalige wijze van schatten een onderzoek inge
steld, en haar bevinding in No 244 der Ingekomen Stukken
in een tabel met uitvoerige toelichting neergelegd. Wij herin
neren er hier slechts aan, hoe volgens de aangenomen me
thode de bij de wet bedoelde «huurwaarde in verband met
den omvang van het bedrijf," die wij H zullen noemen, ver
kregen wordt. Het aantal omgezette liters, herleid tot 50
wordt vermenigvuldigd met de huurwaarde in guldens, die
de localiteit hebben zou, afgezien van het bedrijf. Noemen
we de duizendtallen van dit produkt P, dan werd de bedrijfs-
huurwaarde in den zin der wet berekend naar de formule
H 46.25 P,
waarbij als regel in de uitkomst voor H de enkele guldens
en centen werden weggelaten, en dus op volle tientallen werd
afgerond.
Bij de sedert 1906 gevolgde beslissingen is deze methode
steeds door den Raad gehandhaafd. Ook voor de in 1908
ingestelde commissie verklaarden de schatters vanwege Rijk
en Gemeente, nog steeds hun schattingen naar dit systeem
te verrichten, en bij onderzoek bleek onze Commissie, dat
ook bij de schatting over het belastingjaar 191011 de
vroegere methode is gevolgd. Van een totaal van 174 num
mers bleek voor 3 perceelen geen opgaaf van het aantal
liters te zijn; verder was voor drie samenhangende, en als
één zaak gedreven nummers geen splitsing mogelijk, zoodat
wij van 168 localiteiten de aanslagen met de gegevens kon
den controleeren.
Een vergelijking nu van de uitkomsten van onze bereke
ningen met de door den schatter verkregen eindcijfers leverde
het volgende resultaat:
volkomen overeenstemming in116 gevallen
H door ons f 10 lager berekend in 10
H f 10 hooger 9
H meer dan f 10 verschillend in33