GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
109
IX^HKOME^ STUKKEN.
No. 262. Leiden, 6 September 1910.
Bij de Commissie van Financiën bestaat geene bedenking
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van den aankoop
van het perceel Geeregracht No. 68 (Ingek. St. no. 256) en
tegen den staat van af- en overschrijving inzake de hoogere
kosten der vernieuwing van eene brug in den Zijldijk. (Ingek.
St. no. 255).
Zij adviseert U derhalve tot vaststelling van de overgelegde
begrootingsstaten over te gaan.
Evenmin heeft de Commissie bezwaar tegen de voorgestelde
verhooging der begrooting 1910, ter voorziening in de kosten
van verbreeding van den Rijnsburgerweg en de uitvoering van
andere werken voor den aaideg van den electrischen tramweg
door de gemeente. (Ingek. St. n°. 253).
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 263. Leiden, 1 September 1910.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij tegen de in hare handen gestelde begrooting van de
Stedelijke Werkinrichting, voor het dienstjaar 1911, geene
bedenkingen heeft.
Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van die begrooting
over te gaan.
De heer A. L. Reimeririger, lid van het bestuur der werk
inrichting, heeft aan het o iderzoek geen deel genomen.
Aan den Gemeenteraad. Dc Comm. van Financiën.
N°. 264. Leiden, 6 September 1910.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij tegen de ingediende begrooting van de Stads Bank van
Leening voor het dienstjaar 1911, geen bedenkingen heelt.
Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van die begrooting
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 265. Leiden, 6 September 1910.
In uwe vergadering van 16 December van het vorige jaar
werd aangenomen een motie van den heer van der Eist om
de behandeling van het verzoek van de vereeniging van be
zoldigde agenten van politie «Door Eendracht Saamgehracht",
om tot een herziening van de jaarwedden van de agenten
van politie over te gaan, voor onbepaalden tijd te verdagen.
Blijkens zijn toelichting was het de bedoeling van den heer
van der Eist om met de behandeling te wachten, totdat de
nieuw te benoemen Burgemeester zich in de organisatie en
de salarisregeling van het politiepersoneel zou hebben kunnen
inwerken.
Thans kan tot de behandeling van dit verzoek worden
overgegaan. De Burgemeester heeft namelijk aan ons college
medegedeeld, welke wijzigingen naar zijn meening in de
salarisregeling van de politiebeambten zouden behooren te
worden gebracht. En uit zijn voorstel blijkt, dat de nieuwe
Burgemeester niet slechts eene verhooging van de thans
genoten salarissen billijk acht, maar dat hij bovendien die
nieuwe salarisregeling wenscht te doen steunen op een ge
wijzigde organisatie, welke hij voornemens is bij het politie
corps in te voeren. Wel een bewijs dus, dat de meerderheid
van Uwe Vergadering zich terecht met de meening van ons
college vereenigd heeft, dat het raadzaam was niet tot een
wijziging van de salarisregeling van de politiebeambten over
te gaan, alvorens de nieuwe Burgemeester zijn inzichten
hieromtrent had doen kennen.
De voornaamste wijziging dan, welke de Burgemeester in
de organisatie van het politiecorps wil invoeren, is deze, dat
hij de bestaande indeeling van de agenten in 4 klassen wil
vervangen door eene in 3 klassen. Hij wil namelijk de tegen
woordige agenten 2e klasse met de agenten Ie klasse doen
samensmelten tot een nieuwe le klasse. De agenten 3e klasse
zullen dan worden agenten 2e klasse en de agenten 4e klasse
zullen als agenten 3e klasse blijven bestaan. Waar echter
deze laatste agenten slechts nu en dan in dienst zijn en
geen vaste jaarwedde genieten en dus eigenlijk meer als een
aanhangsel van het politiecorps kunnen aangemerkt worden,
komt de voorgenomen wijziging dus feitelijk hierop neer,
dat van het 3-klassige tot het 2-klassige stelsel zal worden
overgegaan.
Om tweeërlei redenen nu meent de Burgemeester dat zulk
een indeeling van het vaste corps in 2 klassen de voorkeur
verdient.
In de eerste plaats kan er voor zulk een splitsing in 3
klassen weinig reden bestaan, waar immers alle agenten na
genoeg denzelfden dienst verrichten. Alleen blijft een indeeling
van het agentenpersoneel in 2 klassen wenschelijk, niet slechts
omdat in een groot corps de mogelijkheid om tot een hoogeren
rang te worden bevorderdmet den daaraan verbonden
heilzamen prikkel tot nauwgezette plichtsbetrachting en behoor
lijken dienstijver, niet geheel behoort te worden uitgesloten,
maar ook om voor de opdracht van bijzondere dienst
verrichtingen te kunnen beschikken over een aantal mannen,
die wegens hunne meerdere geschiktheid en grootere bekwaam
heid beter dan de anderen met dergelijke meer verantwoording
opleggende dienstpraestaties kunnen worden belast.
En in de tweede plaats is zulk een indeeling in 2 klassen
ook in het financieel belang van de gemeente. Immers het is
duidelijk dat men bij een indeeling in klassen, (die ieder voor
zich weder hare periodieke verhoogingen na een zeker aantal
dienstjaren moeten hebben), bij eenzelfde aanvangssalaris der
laagste klasse beginnende, bij een hoogereindsalaris zal eindigen,
naarmate het aantal der klassen grooter is.
De Burgemeester zou daarom met deze gewijzigde organi
satie tot grondslag de volgende regeling willen invoeren.
De nieuwe agenten der 3e klasse zullen geheel op dezelfde
wijze bezoldigd worden, als de vroegere agenten der 4e klasse.
Daarbij behoeven wij dus niet langer stil te staan
Maar voor de 56 tegenwoordige agenten der 3e klasse, die
dus 2e klasse zullen worden, wil hij een onderscheid gemaakt
zien, of zij alsnog op proef dienen (de proeftijd duurt in den
regel één jaar, maar kan daarna nog verlengd worden), dan
wel of zij definitief zijn aangesteld. Tegenwoordig bestaat dat
onderscheid niet. De agenten 3e klasse genieten allen een aan-
vangswedde van 550.welke door 4 verhoogingen van
25—, resp. na 1, 3, 6 en 9 jaar dienst tot 650.— kan
stijgen. In het vervolg echter zullen de agenten, die op proef
dienen, en die dus nog slechts tijdelijk aangesteld zijn, een vaste
jaarwedde genieten van 550.een bezoldiging die dus ook
bij verlenging van den proeftijd na 1 jaar, niet klimt. Bij
definitieve aanstelling evenwel zal een aanvangswedde worden
genoten van 625.en zal tevens resp. na 3, 6 en 8 jaar
dienst een verhooging worden verkregen van 25. - tot een
maximum van 700.Terwijl dus thans de 56 agenten der
3e klasse (waaronder begrepen zij die op proef dienen) een
bezoldiging genieten van ƒ550.tot 650.en de 20 agenten
der 2e klasse van 675.tot ƒ700.(met ééne verhooging
van 25.na 3 jaar dienst) zullen volgens de nieuwe regeling
de 56 agenten der 2e klasse, zoolang zij nog op proef dienen,
een onveranderlijke bezoldiging genieten van 550.— en
daar na eene van 625.— tot ƒ700.De maximum wedde
der tegenwoordige 2e klasse blijft dus ook de maximum wedde
der nieuwe 2e klasse. Voorts zullen de tegenwoordige 20 agen
ten der 2e klasse met de bestaande 10 agenten der le klasse,
tot een nieuwe le klasse worden vereenigd. Het aanvangs
salaris dier nieuwe le klasse kan dan hetzelfde blijven (ƒ725.—),
maar opdat nu ook de tegenwoordige le klasse agenten, die
reeds hun maximum bereikt hebben, nog eenigszins in bezol
diging kunnen vooruitgaan, is aan de twee bestaande verhoo
gingen van 25.nog een derde toegevoegd, zoodat het
maximum der nieuwe le klasse zal stijgen tot 800.-^, in plaats
van 775.zooals tegenwoordig.
In aansluiting hiermede wordt dan de bezoldiging der 4
hoofdagenten met ƒ50.— verhoogd, zoodat deze in plaats van
f 800.tot 850.een jaarwedde zullen genieten van
850.tot 900.
De klerk die thans een vaste wedde geniet van ƒ425.
zal volgens de nieuwe regeling een bezoldiging krijgen van
450.met 2 verhoogingen van 25.telkens na 2 jaar
dienst.
kien en ander natuurlijk behalve den bijslag wegens
pensioensstorting voor die beambten, wier salaris, met in
begrip van kleedgeld, nog geen 750.— bedraagt.
Bovendien wil de Burgemeester dan nog, waar hij bevordering
in rang in het vervolg niet langer afhankelijk wil stellen van
het bezit van het diploma van den Algemeenen Nederlandschen
Politiebond, toch, ten einde de eigen studie der agenten eenigs
zins aan te moedigen, aan de hoofdagenten en aan die der le en
2e klasse, de laatsten voor zoover zij vast zijn aangesteld, indien
zij in het bezit zijn van het diploma zonder aanteekening, een
verhooging toekennen van 13.— en indien zij in het bezit
zijn van dat diploma met aanteekening, eene van 26.
boven de gewone jaarwedde.
Wordt echter tot deze verhoogingen besloten, dan zal ook
eenige verhooging van de bezoldiging in de hoogere rangen
natuurlijk niet kunnen uitblijven. Maar bovendien wenscht de
Burgemeester ook in de organisatie dier hoogere rangen eenige
wijziging te brengen. Zoo wil hij breken met de thans be
staande verdeeling der inspecteurs en adj. inspecteurs in twee
klassen, althans in dien zin dat er bepaald inspecteurs en
adj.-inspecteurs van beide klassen moeten zijn, en dat de
ambtenaren der le klasse per se een hoogere bezoldiging zullen
moeten genieten, dan die der 2e klasse. Er zal dus in het