126
DONDERDAG 25
AUGUSTUS 1910.
ook aan hem, die de penvoerder is geweest van de Commissie
en dien wij, ik mag wel zeggen uit iedere pagina van het
rapport, herkennen als den uitstekenden steller van de notulen
onzer geheime vergaderingen. Wat nu betreft het voorstel
zelve ik meen, dat het praeadvies van Burgemeester en
Wethouders en het advies van de Slachthuiscommissie bui
tengewoon zwak zijn; ik zie niet in, dat wanneer men in
een andere gemeente, met Leiden ongeveer overeenkomende,
een zeker salaris "geeft, men het dan in Leiden niet ongeveer
met hetzelfde bedrag kan doen, althans men zou het kunnen
beproeven. De vergelijking die wordt gemaakt met den Di
recteur van de gas en de electriciteitsfabriek, met den Direc
teur van Endegeest en Rhijngeest, is eene vergelijking, die
zóó mank gaat, dat men zou kunnen zeggen, dat zij in het
geheel niet gaat. Immers de hoedanigheden, die gevorderd
worden in hen, die aan het hoofd staan van genoemde in
stellingen. zijn geheel verschillend van die, welke gevorderd
worden voor hem, die aan het hoofd staat van het Slachthuis.
Hunne salarissen kunnen dan ook moeielijk met elkander
worden vergeleken. Ik vind den weg, ingeslagen door de
Commissie ad hoe, nl. een onderzoek in te stellen naar de
de salarissen van Directeuren van andere openbare Slacht
huizen in andere gemeenten, alleszins logisch en rationeel.
En wanneer het voorstel van den heer Bosch c. s. niet krach
tiger wordt bestreden dan tot nog toe is geschied, ben ik
ook voornemens mijne stem er aan te geven.
De heer van Gruting. Ik zou niet het woord hebben ge
vraagd, daar ik over het algemeen met den heer Bosch kan
medegaan, wanneer de heer Bosch niet iets gezegd had
waartegen ik meen te moeten opkomen. De heer Bosch heeft
nl. gezegd, dat de vergelijking van de salarissen van den
Directeur van Endegeest en Rhijngeest en van den Directeur
der lichtfabrieken met het salaris van den Directeur van het
Openbaar Slachthuis niet vleiend is voor eerstgenoemde heeren
de vergelijking van een veearts met een ingenieur of met een
gewonen medicus zou dus z. i. niet opgaan. Daartegen moet
ik protesteeren. Zij die op de hoogte zijn van de opleiding
van een veearts, weten dat die opleiding even wetenschap
pelijk is als die van die andere heeren. Die opleiding mag dan
geschieden op een vakschool, maar de studie is dan ook meer
intensief dan aan eene Universiteit. Het zou dus niet vleiend
zijn voor de veeartsen in het algemeen, wanneer zij met de
andere titularissen door den heer Bosch genoemd, niet mochten
worden vergeleken.
De heer Roem. Ik wil alleen dit zeggen, dat naar mijne
meening het standpunt van Burgemeester en Wethouders
om het rappert van de Commissie ad hoe geheel buiten be
schouwing te laten, volkomen juist is. Het geldt hier eene
zaak die men geheel onafhankelijk van dat rapport onder de
oogen heeft te zien. De noodzakelijkheid bestaat thans om
een Directeur te benoemenwanneer dat niet noodig was,
dan zou over het rapport nog niets behoeven gezegd te worden.
Wat overigens de vergelijking van den heer Bosch betreft,
die acht ik volkomen juist. Wanneer men een slechten Directeur
van een gasfabriek heeft, dan brandt men slecht gas, maar
wanneer men een slechten Directeur van het Slachthuis heeft,
dan eet men slecht vleesch en dat vind ik veel erger. Die
twee betrekkingen zijn dus wel te vergelijken.
De heer Bosch. Nog even een woord aan het adres van
den heer van Gruting. Ik heb de veeartsen niet vergeleken
met gewone medici of ingenieurs; ik heb daar geen scheiding
tusschen gemaakt. Ik heb alleen gezegd dat eene vergelijking
tusschen den Directeur van Endegeest en Rhijngeest of van
den Directeur der lichtfabrieken en den Directeur van het
Openbaar Slachthuis niet opgaat, omdat de taak die eerst
genoemde heeren hebben te vervullen toch niet in vergelijking
kan gebracht worden met de taak van den Directeur van het
Slachthuis. Ik heb het woord veearts niet gebezigd; ik heb
alleen gewezen op de verantwoordelijke taak van genoemde
Directeuren tegenover de taak van den Directeur van het
Slachthuis.
De heer Pera. Het komt mij voorzichtig voor op het oogen-
blik niet met een te hoog salaris te beginnen. Wanneer het
mocht blijken, dat wij met de keus van een Directeur gelukkig
zijn geweest, dat wij den rechten man op de rechte plaats
hebben gekregen, dan is er altijd nog wel gelegenheid om
hem naar zijne verdienste te beloonen. Dat een aanvangssalaris
van 2500 met emolumenten niet genoeg zou zijn, wil er bij
mij niet inik meen dat wij verstandig zullen doen daar
mede te beginnen. Ik zal nu niet in eene vergelijking treden
met de salarissen van andere hoofdambtenaren; de vraag is
alleen: wordt de Directeur van het Slachthuis behoorlijk ge
salarieerd. En dan komt het mij voor, dat wij met een salaris
van 2500 als aanvangssalaris best kunnen volstaan. Ik zal
dus moeten stemmen tegen het voorstel van Burgemeester
en Wethouders en vóór het voorstel van de Commissie ad hoe.
De heer Sijtsma. Ik kan mij niet vereenigen met het voorstel
van de bijzondere Slachthuiscommissie en wel op dezen grond,
dat wanneer men een goed ambtenaar wil hebben, men hem
ook behoorlijk moet betalen. Men heeft nu gezien dat voor
de betrekking van adjunct-Directeur op een salaris van 1300
plus f 500, te zamen f 1800, zich slechts één sollicitant heeft
opgegeven. En nu zullen wij het salaris van den Directeur
op f 2500 gaan stellen. Men zegt: hij heeft ook vrije woning,
maar iemand die geen particulier vermogen heeft doch van
f 2500 moet leven, zal huiverig zijn zulk een groote woning
te betrekken; een knap man zonder geld zal dus wellicht
hier niet willen wezen.
De heer Pera zegt: laten wij eerst iemand benoemen en
wanneer het blijkt dat hij geschikt is, kunnen wij hem meer
geven. Maar als hij eens niet bijzonder geschikt blijkt, wat
dan? Ik zou het omdraaien en zeggen: laten wij dadelijk wat
meer geven, dan hebben wij kans een bekwaam man te krijgen.
En dien moeten we hebben. Daarom is het practisch niet met
een te klein salaris te beginnen. Ik kan niet beoordeelen wie
het meest moet studeeren: een arts of een veearts, en meng
mij daarom niet in het geschil in dezen tusschen de heeren
Bosch en van Gruting.
De heer van Gruting zegt dat een veearts evenveel moet leeren
als een medicus, dit laat ik echter daar, maar het zou toch
een slecht figuur maken en geen zin hebben, dat, waar wij
onlangs een hoofdambtenaar die al een hoog salaris had, nog
in traktement hebben verhoogd, wij nu een ander hoofd
ambtenaar, die, wij zullen maar aannemen, een weinig minder
moeielijke taak heeft, en een beetje minder geleerd heeft,
zouden gaan aanstellen op een lager traktement dan zijn
voorganger. En dat d« taak van Directeur van het Openbaar
Slachthuis moeielijk is, hebben wij, als wij 't nog niet wisten,
kunnen zien uit het rapport van de Commissie ad hoe,
terecht zoozeer door den heer Aalberse geroemd. Burge
meester en Wethouders zullen dit te zijner tijd ook wel
erkennen. Dat rapport was echter nu niet aan de orde en
daarom hebben geloof ik Burgemeester en Wethouders in hun
praeadvies op het voorstel Bosch er geen woord van waar
deering over geuit. Mr. Aalberse was wel wat voorbarig met
zijn lof.
De heer Bosch heeft gezegd: wanneer de Directeur geen
bijbetrekkingen er bij had zou het traktement wellicht hooger
kunnen zijn als zij voorstellen, maar waar de heer Bosch in
beginsel tegen bijbetrekkingen is, daar moet hij ook beginnen
met een goed salaris te willen geven en daarom vind ik zijn
voorstel vreemd en op dien grond zou ik het onverstandig
vinden wanneer wij met het voorstel van de heeren mede
gingen.
De heer Kerstens. M. d. V. Ik behoef niet te zeggen, dat
het moeielijk voor mij was de lange rede van den heer Bosch,
die hij zooeven heeft voorgelezen punt voor punt te volgen;
het is mij niet gelukt daaruit volledige aanteekeningen te
maken. De heer Bosch zal het mij dus, hoop ik. niet ten kwade
duiden wanneer ik het een of ander oversla.
Als ik mij goed herinner is de heer Bosch begonnen
met zijne teleurstelling te kennen te geven over het feit, dat
de Slachthuiscommissie geen rekening heeft gehouden met
het rapport dat uitgebracht is door de Commissie ad hoe. En
de heer Aalberse heeft dit nog een weinig aangedikt en ge
meend de Slachthuiscommissie op haar nummer te moeten
zetten, omdat zij geen woord van lof heeft over gehad voor
dat rapport. Ik kan mij dit van den heer Aalberse best voor
stellen, want ik begrijp, dat een vader altijd veel gevoeld voor
zijn kind, maar de commissie heeft het zoo opgevat, dat zij
hier niet te doen had met het rapport, maar met een inciden-
tieele zaak die toevallig aan de orde is gekomen.
De heer Bosch heeft de geschiedenis daarvan reeds duidelijk
uiteen gezet, zoodat ik daarop niet behoef terug te komenwij
hebben ons eenvoudig gehouden aan het voorstel van de heeren
Bosch c.s., hetwelk door Burgemeester en Wethouders ten fine
van praeadvies is gezonden aan de Slachthuiscommissie en dat
luidde, om de jaarwedde van den Directeur van het Slachthuis in
plaats van op f 3000, vast te stellen op 2500, met 5 twee-
jaarlijksche verhoogingen van ƒ100. Die zaak alléén heeft bij
onze commissie een punt van overweging uitgemaakt. Het
spreekt vanzelf, dat wij het rapport hebben gelezen, maar de
tijd is zoo kort geweest, dat wij er geen studie van hebben
kunnen maken.
De heer Bosch verwijt ons, dat wij geen rekening hebben
gehouden met de salarissen van Directeuren van slachthuizen
in gemeenten, die met Leiden zijn te vergelijken. Dit hebben
wij echter wel gedaan en blijkt ook wel degelijk uit het
rapport van de Slachthuiscommissie. In eene begeleidende
nota van het voorstel van de heeren Bosch c.s. wordt ten
slotte alléén een parallel getrokken tusschen het salaris van
den Slachthuisdirecteur te Leiden en de salarissen der Direc
teuren aan de slachthuizen te Nijmegen en te Groningen. Nu
hebben wij er op gewezen, dat de vergelijking met het salaris