DONDERDAG 25
AUGUSTUS 1910.
123
XIII. Voorstel om de tarieven voor de heffing van interessen
en de berekening van administratieloon aan de Stads-Bank
van Leening weder aan H.M. de Koningin ter goedkeuring
voor te dragen.
(Zie lng. St. No. 226).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XIV. Voorstel om tot H.M. de Koningin het verzoek te
richten om het Kon. Besluit van 26 Augustus 1909 in dien
zin te wijzigen dat in het houten hulppaviljoen op de weide
van Endegeest 12 mannen, in plaats van 12 vrouwen zullen
mogen worden verpleegd.
(Zie lng. St. No. 242).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XV. Verzoek van L. Weyl om den naam »Kloksteeg" te
veranderen in dien van »Klokstraat".
(Zie lng. St. No. 231).
De Voorzitter. Bij dit punt komt tevens in behandeling
het request van eenige bewoners van de Kloksteeg, hetwelk
ik den Secretaris verzoek voor te lezen.
Dit stuk luidt als volgt
Leiden, Augustus 1910.
ündergeteekenden, allen bewoners der Kloksteeg te Leiden,
kennis genomen hebbende van het verzoek van den Heer
L. Weyl aan Uwen Raad, strekkende om den naam van
Kloksteeg te veranderen in Klokstraat, geven langs dezen
weg hunne volle instemming met dit verzoek te kennen en
vragen Uwen Raad beleefd doch dringend, dienovereenkomstig
te besluiten.
Met de meeste hoogachting
UEd. dw. dienaren
C. Bloot J.Rz.
(Volgen de namen van nog 17 adressanten).
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De Voorzitter. Ook is nog ingekomen eene nadere toe
lichting van den heer Weyl, die den heeren zeker wel in druk
is toegezonden. Voorlezing mag dus overbodig heeten.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Pera. M. d. V. Ik zie niet in waarom aan het
verzoek van adressanten niet kan worden voldaan. Mij dunkt
dat het toch een heel gering bezwaar is om den naam Klok
steeg te veranderen in dien van Klokstraat. De motieven door
Burgemeester en Wethouders aangegeven om afwijzend op
het verzoek te beschikken, komen mij weinig gewichtig voor,
zoodat ik in elk geval stemming verzoek over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders, omdat ik mij daarmede
niet kan vereenigen.
De Voorzitter. Dan zal ik nu in stemming brengen het
verzoek van den heer Weyl om den naam van Kloksteeg te
veranderen in dien van Klokstraat.
Dit verzoek wordt verworpen met 13 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen de heerende Boer, Hoogenboom, Roem,
Carpentier Alting, P. J. Mulder, Bots, Kerstens, van der Lip,
Korevaar, van Hamel, Sijtsma, Reimeringer en Bosch.
Vóór stemmen de heeren: Driessen, A. Mulder, van der
Eist, van Tol, Vergouwen, van Gruting, Pera, Zwiers, Aalberse,
van Hoeken en Timp.
XVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor den
aankoop van een nieuwe schrijfmachine voor de politie.
(Zie lng. St. n° 237).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XVII. Voorstel:
a. tot aanvulling van art. 9 der verordening van 20 April
1905 (Gem. bl. n°. 14), regelende het beheer der gemeente
apotheek en den dienst van den gemeente-apotheker te
Leiden
b. om aan den gemeente-apotheker toestemming te verlee-
nen tot het bekleeden van de betrekking van lector aan de
Rijks-Universiteit te Leiden.
(Zie lng. St. n° 230).
De Voorzitter. Ik stel in de eerste plaats aan de orde
punt a.
De heer Bosch. M. d. V. Ik kan mij met dit voorstel niet
vereenigen. Ik acht in het algemeen genomen de bepaling,
dat ambtenaren en werklieden van de gemeente geene andere
betrekkingen er bij mogen vervullen, tenzij bij uitzondering,
waartoe Burgemeester en Wethouders dan toestemming moe
ten verleenen, een zeer goede bepaling. Ik juich het ook toe,
dat Burgemeester en Wethouders gewoonlijk een zeer sober
gebruik maken van hunne bevoegdheid om daartoe verlof te
verleenen. En waar nu een vraag als deze tot ons komt,
waarin op een tamelijk ingrijpende wijze vergunning wordt
gevraagd tot het bekleeden van eene nevenbetrekking, en
Burgemeester en Wethouders stellen den Raad voor dit toe
te staan, daar geloof ik. dat het voor den Raad gevaarlijk
zou zijn hierin te treden. Wij kennen de omstandigheden
van de apotheek niet, wij weten niet welke gevolgen de be
kleeding van het lectorschap voor den betrokken persoon
mede zal brengen in verband met de vervulling van zijn taak
in de apotheek, zoodat ik geloof dat wij ons hier op een
gevaarlijken weg bewegen. Daarbij komt nog iets. De be
trokken persoon is benoemd als apotheker; toen hij als zoo
danig benoemd werd wist hij welk salaris en emolumenten
aan die betrekking waren verbonden. Is de betrekking nu
niet langer naar zijn zin of kan hij eene betere betrekking
krijgen, welnu, dan kan hij binnen den gebruikelijken termijn
ontslag aanvragen. Heeft hij meer lust om zich aan meer
wetenschappelijken arbeid te wijden, wat zeer toe te juichen
is, dan moet hij dit doen, maar dan moeten wij hem daar
voor niet op deze wijze den weg openen. In elk geval ben
ik huiverig met dit voorstel mede te gaan en zou ik eerst
nog gaarne nadere inlichtingen willen ontvangen.
De Voorzitter. Het bezwaar van den heer Bosch geldt
meer punt b van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders. Nu is aan de orde punt a, waarbij aan den Ge
meenteraad het recht wordt gegeven om van het bepaalde
in art. 9 van de verordening van 20 April 1905 af te wijken.
Het was misschien dubieus wie toestemming kan geven om
van die bepaling af te wijken, omdat dit niet uitdrukkelijk
is bepaald. Wij meenden nu dat de Raad hier dispensatie kan
geven. Wij hebben niets anders gedaan dan mogelijk te maken,
dat de Raad in het algemeen dispensatie kan geven van de
verplichting, dat deze gemeenteambtenaar van 9 tot 4 uur
in de apotheek aanwezig moet zijn. Daartegen kan toch nooit
bezwaar zijn. Immers steeds kan beoordeeld worden of de
begeerde nevenbetrekking vereenigbaar is met de betrekking
van apotheker. Het voorstel is alleen regelmatigheidshalve
gedaan. De Raad had zoo ook wel de toestemming kunnen
geven, maar juridisch vind ik het niet goed, dat een besluit
wordt genomen in strijd met de verordening door den Raad
zelf vastgesteld. Daarom stellen wij voor eerst in de veror
dening de bepaling op te nemen, dat de Raad dispensatie
kan geven, en daarom geloof ik dat tegen het eerste voorstel
wel geen bezwaar kan bestaan.
De heer Bosch. M. d. V. Tegen die bepaling heb ik geen
bezwaar, maar ik dacht dat beide zaken samenhingen, dat
punt a in verband stond met punt b.
Punt a van het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Dan komt nu aan de orde punt b, waar
tegen de heer Bosch zooeven reeds zijne bezwaren heeft
geopperd.
De heer Pera. Naar aanleiding van deze aanvraag wensch
ik eene enkele inlichting te vragen. Burgemeester en Wet
houders zullen zich zeker wel op de hoogte hebben gesteld
van alles wat aan het vervullen van die nevenbetrekking is
verbonden; zij zullen zeker wel weten of de apotheker zonder
nadeel voor de apotheek deze gedurende eenigen tijd kan
verlaten; zij zullen wel hebben nagegaan of het vervullen
van die nevenbetrekking aan de Rijks Universiteit zonder
stoornis voor de Gemeente-apotheek kan geschieden. Is de
toestand nu zóó, dat de waarneming van die nevenbetrekking
stoornis zal brengen in de werkzaamheden in de apotheek,
dan zal de Raad het verzoek moeten afwijzen. Kan echter
zonder hinder die nevenbetrekking worden waargenomen,
dan zou ik zeggen, ook met het oog op de voorwaarden die
Burgemeester en YVethouders aan de toestemming verbinden,
dat er geen bezwaar kan bestaan om met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders mede te gaan.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik hel meer over tot de meening
zooeven door den heer Bosch ontwikkeld. Ik geloof ook, dat
wij voorzichtig moeten zijn met het geven van dergelijke
vergunningen. Wij hebben indertijd aan den Directeur van
het Openbaar Slachthuis ook het bekleeden van nevenbe
trekkingen toegestaan, en wanneer men nu het rapport van
de commissie ad hoe leest, dan straalt telkens tusschen de
regels door, dat de Directeur heel wat werk buiten zijn eigen-