116
DONDERDAG
28 JULI 1910.
De Voorzitter. Ik geloof, dat het nu ook goed is om tevens
opnieuw vast te stellen: de verordening regelende de invor
dering van het schoolgeld, waarin alleen deze kleine veran
dering is gebracht, dat zij in werking zal treden op 1 Decem
ber 1910.
De artikelen 1, 2 en 3 dezer verordening en daarna de
verordening in haar geheel worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
XVII. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 3 December 1896 (Gem.blad no. 15), houdende de voor
waarden van opneming en verpleging van lijders in het
Geneeskundig gesticht voor krankzinnigen »Endegeest" te
Oegstgeest, nabij Leiden.
(Zie Ing. St. No. 214.)
De Voorzitter. Ook hier wenschen Burgemeester en Wet
houders nog eene kleine wijziging voor te stellen, n.l. om in
plaats van: »Eenig artikel" te lezen: art. 1, en dan aan de
verordening toe te voegen een artikel 2, luidende: deze ver
ordening treedt in werking op 1 Januari '1911. Het is n.l.
niet wenschelijk dat deze verordening dadelijk in werking zal
treden met het oog op de contracten met bloed- of aan
verwanten of verzorgers der verpleegden gesloten.
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zal mij niet verzetten tegen
de verhooging van het verpleeggeld, maar toch moet ik over
dit voorstel eenigszins mijne bevreemding te kennen geven.
Hadden Burgemeester en Wethouders in eene vorige ver
gadering, toen de verhooging der salarissen van de genees
heeren aan de orde was, ons niet even kunnen inlichten,
dat wij voor een tekort zouden komen te staan Wij hadden
toen niets anders voor ons dan het verslag en de rekening van
«Endegeest"en «Rhijngeest". VolgensdatVerslag leverde «Ende
geest" een mooien winst op en onwillekeurig hebben verschillende
leden, zoo is het tenminste bij mij en mijne beide huurlieden
gegaan, in een min of meer royale bui in de verhoogingen
van die salarissen toegestemd. Hadden wij toen geweten, dat
wij voor een tekort stonden dat wisten Burgemeester en
Wethouders toen wel dan hadden wij wellicht den heer
Pera wat meer gelijk gegeven en was hij niet alleen blijven
staan, want de salarissen waren heusch nog niet zoo kwaad.
Maar omdat het met de exploitatie goed scheen te gaan, en
dit is natuurlijk voor een deel ook aan den Directeur en de
geneesheeren te danken, wilden wij wel royaal zijn en de
verhooging toestaan. Een paar weken daarna blijkt het echter,
dat wij voor een groot tekort komen te staan. Ik had wel
gaarne gewild, dat wij dit vooruit hadden geweten. Op het
oogenblik is er niet veel meer aan te doen, maar ik zou
Burgemeester en Wethouders wel willen vragen om ons voortaan
tijdiger in te lichten, wanneer zij weder met eene verhooging
van salaris komen, ons te vertellen: gij geeft wel hoogere
salarissen, maar gij moet niet denken, dat de finantiën er zoo
mooi voor staan, want over eenigen tijd komen wij met een
voorstel tot verhooging van de verpleeggelden. Als Burge
meester en Wethouders dat doen, weten wij, waaraan wij toe zijn.
Mijnheer de Voorzitter, ik kan er niets aan doen, maar
dit moest mij als een zacht protest tegen Burgemeester en
Wethouders van het hart.
De Voorzitter. Ik ben het niet met den heer Sijtsma eens,
want de verhooging der traktementen van de geneesheeren
heeft met dit voorstel niets te^ maken. Als men meent, dat
den geneesheeren, die hun taak aan een bepaalde inrichting
met. ijver vervullen, een verhooging van salaris toekomt, heeft
dat weinig te maken met de vraag, of de financieele uitkomsten
van die inrichting gunstig dan wel ongunstig zijn. Die beide
zaken mogen niet aan elkander gekoppeld worden. Iemand
verdient een bepaald loon of hij verdient het niet, maar als
het hem toekomt, moet hij het ook hebben, onafhankelijk van
de vraag, of de instelling waaraan hij werkzaam is, goed of
slecht gaat.
Maar bovendien, het is beter, dat deze verhooging der ver
pleeggelden er komt. Zij vindt haar oorzaak niet in het
minder goed gaan der zaken, maar in deze geheele uitwendige
omstandigheid, dat het gesticht „Maasoord" is geopend,
waardoor een groot aantal patiënten, voornamelijk vrouwelijke,
aan «Endegeest" zijn onttrokken. Deze verhooging is niet noodig,
omdat de financieele uitkomsten van het gesticht tengevolge
van een minder goede zorg der medici voor de patiënten
minder gunstig zijn, maar Burgemeester en Wethouders
hebben gemeend dit voorstel te moeten doen, omdat de rekening
van «Endegeest" een aanzienlijk tekort dreigde op te leveren
tengevolge van de veranderde omstandigheden in verband
met de bezetting van het gesticht. Met het oog daarop moet
tot verhooging der verpleeggelden worden overgegaan, welke
verhooging tevens hierdoor gemotiveerd wordt, dat andere
gestichten hetzelfde tarief heffen, dat wij thans voorstellen
voor „Endegeest" in te voeren, ja zelfs somwijlen een nog
hooger tarief.
De heer Sijtsma. Ik herinner er aan, dat ik gezegd heb
niet tegen deze verhooging der verpleeggelden te zijn, omdat
wij, zooals door u, mijnheer de Voorzitter, is gememoreerd en
ook in de stukken is medegedeeld, niet boven de tarieven van
andere gestichten gaan, maar bij de behandeling van het
voorstel tot verhooging van de salarissen der medici was mijn
gedachtengang en ook die van anderen deze, dat de
traktementen van den Directeur en van de andere genees
heeren wel tamelijk hoog waren de heer Pera legde daarop
den nadruk maar dat wij, nu de zaken goed gingen, nog
wel een verhooging wilden toestaan. Hadden wij echter ge
weten, dat de rekening van het gesticht met een tekort
sloot ik zeg volstrekt niet, dat dit een minder nauw
gezette plichtsbetrachting der doktoren tot oorzaak heeft
dan zouden wij misschien eenigszins zuiniger geweest zijn en
als onze meening te kermen hebben gegeven, dat die heeren
het met hunne tegenwoordige traktementen wel konden doen.
Gij, mijnheer de Voorzitter, zegt, dat de verhooging van de
verpleeggelden met de salarisvermeerdering der doktoren
niets te maken heeft en men bij het vaststellen van een
traktementsregeling alleen mag vragen, welke salarissen de
betrokken personen behooren te verdienen, maar die regel
wordt hier niet altijd gevolgd. Wij hebben wel eens voor
gesteld om stadswerklieden meer loon te geven, maar dan
werd daartegen aangevoerd, dat men rekening moest houden
met de gemeentebelastingen, die toch reeds zoo hoog waren.
In dat geval kwamen er wel andere factoren in aanmerking!
Het is echter in zekeren zin mosterd na den maaltijd om
nu over deze zaak te spreken. Wij kunnen toch niet de ver
hooging dier traktementen weer ongedaan maken, maar ik
constateer: hadden wij destijds geweten, dat er op de reke
ning een tekort zou wezen, dan zouden meerderen met ons
daartegen zeker zich verzet hebben.
De Voorzitter. Ik moet den heer Sijtsma doen opmerken,
dat hij geen juiste voorstelling geeft van het raadsbesluit
betreffende die traktements verhooging voor de geneesheeren. Wij
hebben toen niet alleen een algemeene regeling gemaakt,
maar ook eene partieele. Wij hebben twee verhoogingen van
ƒ500 en één van ƒ300 toegestaan, dus een vermeerdering van
kosten van ƒ1300. Was de eerste regeling niet door den
Raad aangenomen, dan zou de Commissie van beheer voor
«Endegeest" ongetwijfeld met een voorstel gekomen zijn, om,
afgezien van die regeling, aan die doktoren, wier tractementen
nu met ingang van 1911 verhoogd zijn, op grond van het
aantal hunner dienstjaren een verhooging toe te kennen. Die
regeling kost dus niet zooveel.
De andere regularisatie betrof het toekennen van een ver
goeding voor het verlies van de particuliere practijk. Dat was
geheel iets anders.
Misschien zouden eenige heeren beïnvloed zijn geworden
door de mededeelingen, die thans in deze vergadering om
trent de financieele uitkomsten der gestichten zijn gedaan en
zouden zij, indien hun bekend ware geweest, dat er een ver
hooging der verpleeggelden moest volgen, tegen de vermeer
dering der traktementen van de geneesheeren hebben ge
stemd, maar dan zou ik dat toch een overweging hebben
gevonden, die eigenlijk met de zaak, die aan de orde was,
niets te maken had.
De heer Pera. M. d. V. Slechts eene enkele opmerking.
Toen ik de vorige maal er op wees, bij de behandeling van
het voorstel tot regeling van de salarissen, dat het niet wen
schelijk was, met het oog op de financiëele omstandigheden
der inrichtingen, om ons in de toekomst reeds zoo zeer te
binden, onder bijvoeging, dat er noodwendig een nieuwe re
geling van werkzaamheden zou moeten plaats hebben, wijl
er anders alle gevaar bestond, dat de Directeur door over
maat van werk ook zenuwlijder zou worden, is mijn waar
schuwing met gelach begroet.
Ik heb er toen niet aan gedacht, dat reeds een paar weken
later Burgemeester en Wethouders aan de hand van de Com
missie met. voorstellen zouden komen, waardoor de juistheid
van mijn waarschuwing met feiten zou worden bewezen.
Thans wordt voorgesteld eene verhooging van het verpleeg
geld en een ontlasten van den Directeur, met de gevolgen,
daaraan verbonden. Deze voorstellen hebben mijn volle in
stemming en het is gewenscht, dat zij tot stand komen.
Wat de regeling van de werkzaamheden aangaat, zal deze
de laatste wel niet zijn, die tot stand zal dienen te komen.
De heer Fokker. Ik ben het in deze met den heer Sijtsma
eens; het spijt mij dat de heer Meuleman niet aanwezig is,
omdat hij 't was die zelf lid der Commissie, dus die
geacht kan worden op de hoogte te zijn in de vorige ver
gadering heeft gezegd dat de zaken op «Rhijngeest" zoo goed
gingen en een flink batig saldo hadden opgeleverd. Die voor-
deelige rekening is toen een argument geweest ter aanbe-