DONDERDAG 28 JULI 1910. 115 Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. De Voorzitter. Ik zal nu regelmatigheidshalve de ver ordening artikelsgewijs in behandeling brengen. Ik zal de verschillende artikelen achtereenvolgens voorlezen en dan aangeven, welke wijzigingen Burgemeester en Wet houders alsnog voorstellen. De artikelen 1 en 2 zijn gebleven gelijk zij oudtijds luidden. Artikel 8 is het nieuwe artikel dat reeds is goedgekeurd in de vergadering van 10 Februari j.l. Van artikel 4 is de redactie verbeterd, zoodat de getallen, die in dit artikel voorkomen, beter in het oog springen; overigens luidt het zooals het aangenomen is iti de zitting van 10 Februari j.l. en zal mitsdien als volgt worden gelezen Art. 4. Het schoolgeld aan de afdeeling A bedraagt voor de leer lingen, ingezetenen der gemeente Leiden, die alle lessen volgen, wanneer hunne ouders, of, wanneer zij meerderjarig zijn en niet bij hunne ouders inwonen, zij zei ven in de plaatselijke directe belasting zijn aangeslagen: naar een inkomen van meer dan ƒ3000 /"15p. kw. 2000 tot en met ƒ30008 1000 »2000» 6 600 »1000» 4 Voor leerlingen, ingezetenen der gemeente Leiden, wier ouders, of die, zoo zij meerderjarig zijn en niet bij hunne ouders inwonen, zeiven in de plaatselijke directe belasting zijn aangeslagen naar een inkomen van minder dan ƒ600 of niet zijn aangeslagen, wordt geen schoolgeld geheven. Voor minderjarige leerlingen, wier ouders overleden zijn, wordt het schoolgeld berekend naar hun eigen inkomen op den bovenvermelden grondslag. Artikel 5 is geheel het oude artikel 4. Artikel 6 is het oude artikel 5, alleen is een drukfout ver beterd, zoodat in plaats van »artt. 2 en 3" wordt gelezen »artt. 4 en 5". Artikel 7 is gelijk aan het oude artikel 6. Deze artikelen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging ol hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Art 8 is het oude art. 7 waarop het Irig. St. No. 221 slaat. Behalve de verduidelijking door den Minister gewenscht, stellen Burgemeester en Wethouders nu echter ook nog eene kleine wijziging voor; zij wenschen het artikel aldus te lezen: »Het schoolgeld voor leerlingen van de afdeeling B bedraagt: a. voor hen, die de lessen voor de hoofdacte volgen, f 5 'sjaars voor elke door hen gevolgde les (leervak) tot een maxi mum van ƒ35; b. voor hen, die de lessen in een van de talen of in de wiskunde volgen f 20 'sjaars; c. voor hen, die de lessen in de handwerken volgen ƒ12 'sjaars; d. voor hen, die de lessen in spraakvorming en zang volgen 6 'sjaars. Voor leerlingen, in het bezit van de acte, bedoeld bij art. 77a der wet op het Lager Onderwijs, die aan een openbare of bijzondere lagere school in Leiden werkzaam zijn, wordt geen schoolgeld geheven." De heer Carpentier Alting. M. d. V. Wat u daar voorleest is, vergis ik mij niet, iets geheel anders dan gedrukt staat in ingekomen stuk No. 221. De Voorzitter. Ja, er was eerst door ons voorgesteld voor elke gevolgde les een maximum te bepalen van f 20. Nu stellen wij echter voor dit bedrag voor handwerken te be palen op ƒ12 en voor zang en spraakvorming op 6's jaars. De heer Carpentier Alting. M. d. V. Die wijziging van cijfers komt toch wel wat onverwacht. De vaststelling der bedragen heeft een punt van overweging uitgemaakt bij de Schoolcommissie en de cijfers zijn dan ook vastgesteld in overeenstemming met de meening der Schoolcommissie. Ik acht het nu wel eenigszins bezwaarlijk om zoo ineens van die cijfers af te wijken, vooral waar daarvan tot nu toe geen toelichting is gegeven. Maar bovendien: dit voorstel is aan hangig gemaakt om te voldoen aan een verzoek van den Minister om de verordening duidelijker te maken. Is het nu wel rationeel om van deze gelegenheid gebruik te maken eene principieele wijziging in de verordening te brengen, nog wel zonder dat daarmede de leden van den Raad van te voren in kennis zijn gesteld? De Voorzitter. Het is geen principieele wijziging. Het voorstel strekt slechts om het schoolgeld voor twee vakken lager te stellen. Dit is geschied op verzoek van den Wet houder van Onderwijs. Nu kwam het Burgemeester en Wethou ders beter voor om, waar de verordening in haar geheel opnieuw werd vastgesteld, die wijziging tegelijk met de andere wijzigingen aan te brengen, aangezien zij onderstelden, dat er bij den Raad geen bezwaar zou bestaan om voor die twee vakken, welke van minder belang zijn dan de overige, het schoolgeld te verlagen, en het een vreemden indruk zou maken, indien zij voor die luttele verandering later met een afzonderlijk nieuw voorstel moesten komen. De heer Carpentier Alting. Ik was aanvankelijk voor nemens een inlichting te vragen omtrent het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlaging van het bedrag, dat als maximum-schoolgeld per leervak was vastgesteld. Voor de talen en de wiskunde was dat bedrag op ƒ25 be paald en nu wordt voorgesteld het op 20 te brengen. Dat is toch wel een principieele wijziging en de toelichting daarvan is, als ik het zeggen mag, eenigszins mager geweest; in de gedrukte stukken staat er niet veel over. Verder wordt ons nu op eens voor de andere vakken een nog veel grootere ver laging voorgesteld, die in de stukken in 't geheel niet is vermeld. De Voorzitter. Toen dit onderwerp voor den eersten keer ter sprake kwam, werden de onderdeelen der vakken af zonderlijk behandeld en daardoor was het mogelijk, dat het schoolgeld voor het geheele vak iets duurder werd; maar nu men volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders van het totaal der onderdeelen van de vakken gebruik zal moeten maken het zou trouwens slechts zelden voorkomen, dat iemand de lessen in één of meer onderdeelen van een leervak volgde zou het schoolgeld, indien het op het vroeger bepaalde maximum gehandhaafd bleef, te duur zijn. Wanneer in het vervolg iemand slechts de lessen in een onderdeel van een vak wenscht te volgen, zal hij toch 20 schoolgeld moeten betalen. Wij hebben die bepaling moeten maken, omdat de Minister van Binnenlandsche Zaken het woord „les" niet in* den zin van „onderdeel van een vak" wilde opvatten. Ten einde na te gaan, of wij de verordening in den geest van den Minister wijzigden, hebben wij de Amsterdamsche verordening ingezien en daarin vonden wij dezelfde regeling als wij thans voorstellen. Er is geen andere weg om te be reiken, dat de verordening goedgekeurd wordt en het is toch de bedoeling, dat zij in werking zal treden. De heer Carpentier Alting. M. d. V. Ik dank u voor uw inlichting omtrent de wijziging van art. 1. Na die inlichting is er, meen ik, tegen aanneming van het voorstel geen bezwaar. Toch wensch ik nog een vraag te doen. Er wordt nu voorgesteld sub a van art. 3 der verordening van 10 Februari j.l. achter het woord »les" tusschen twee haakjes het woord «leervak" te plaatsen. Zou het niet beter wezen om het woord »les" uit de verordening weg te nemen? Het verwijt, dat wij dit woord in dubbele beteekenis bezigen wordt dan geheel voorkomen. Dat kan gemakkelijk geschieden door de woorden «voor de door hen gevolgde lessen" te ver vangen door «per vak" of «per leervak". Vooral waar wij nu een nieuwe verordening maken, is dit m. i. veel beter. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben geen bezwaar die wijziging over te nemen. Er zal dus sub a ge lezen worden: «voor hen, die de lessen voor de hoofdacte volgen ƒ5. 'sjaars per leervak tot een maximum van 35.—"; en sub b: «voor hen, die de lessen in een van de talen of in de wiskunde volgen 20.'sjaars per leervak". De heer Aalberse. M. d. V. Ik zou gaarne willen ver nemen, hoeveel minder schflolgeld zal worden geheven ten gevolge van de aangebrachte wijzigingen. De heer van Hamel. M. d. V. Tot op dit oogenblik is er geen schoolgeld geheven en nu is het niet met zekerheid te zeggen, hoeveel de opbrengst tengevolge van deze wijziging der verordening zal bedragen, omdat die afhankelijk zal zijn van het aantal leerlingen. De Voorzitter. Het is trouwens iets dat in Februari j.l. al is aangenomenhet geldt slechts een kleine verandering om het artikel voor den Minister meer aannemelijk te maken. Het gewijzigde art. 8 wordt hierop zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. De Voorzitter. De artikelen 9, 10 en 11 zijn de ongewij zigde oude artikelen 8, 9 en 10. Deze artikelen worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Art. 12 regelt de in werking treding op 1 December 1910, wat voor de betaling van het schoolgeld regelmatiger is. Het artikel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De verordening in haar geheel wordt hierop eveneens zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 3