99 Worden dus door adressant geen gronden aangevoerd welke tot inwilliging van zijn verzoek zouden moeten leiden, ook andere zijn daarvoor o. i. niet aanwezig. Daar de Kloksteeg de eenige steeg van dien naam is, behoeft er geen vrees te bestaan, dat de naam tot vergissingen zou aanleiding geven. En het karakter van de steeg is in den laatsten tijd niet veranderd, zoodat ook daarom niet tot naamsverandering behoeft te worden overgegaan. Maar wel is er dit groote bezwaar tegen naams verandering dat de Kloksteeg algemeen, en inzonderheid bij de Amerikanen, wegens de nabijheid van de St.-Pieterskerk en van het Jean Pesynshof en van de Academie, als zoodanig bekend is. Naamsverandering zou dus allicht juist het om gekeerde gevolg hebben dan adressant er van verwacht. Om al deze redenen geven wij u dus in overweging af wijzend op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden Aan den Raad der Gemeente Leiden. Nu door Uwen Raad is besloten den naam »Steenschuur" te veranderen in Rapenburg, komt het ondcrgeteekendevoordat, waar hier een historisch geworden naam als Steen schuur al blijft er dan ook nog een Steenschuur over geheel in dien van Rapenburg wordt opgelost, er bij Uwen Raad zeker geen bezwaren zullen bestaan om den naam »Kloksteeg" te ver anderen in «Klokstraat". Het is dan ook daarom, dat orider- geteekende zich met dit verzoek tot Uwen Raad wendt. Dat hij daartoe vrijheid vindt, zal het volgende verklaren Ten eerste een vergelijking met de Ruime-Conscentiestraat en andere straten, die smaller en minder in aanzien zijn dan de Kloksteeg; Ten tweede de beteekenis, die door niet Leidenaars, zoowel Nederlanders als vreemdelingen, aan het woord »steeg" wordt gehecht Ten derde dat de meeste bewoners der Kloksteeg bij kennis making met niet-Leidenaars in den regel aarzelen, den naam »Kloksteeg" als hun woonplaats op te geven en zoo zij dit wel doen, na deze kennismaking dikwijls een veelzeggend schouderophalen bij die niet- Leidenaars waarnemen Ten vierde dat het in-een-steeg-wonen die toch feitelijk geen steeg is dikwijls nadeelig werkt op het tot stand komen van handelsbetrekkingen met personen, die met Leiden niet zoo bijzonder bekend zijn. Ten bewijze, dat wel degelijk door niet-Leidenaars aan de beteekenis van het woord »steeg" een uitlegging wordt ge geven, die voor de Kloksteeg, om van de andere stegen niet te spreken, niet past, diene dat heden van een groep Duitschers, die van het Rapenburg afkwam en de Kloksteeg wilde door gaan, iemand de luide opmerking maakte: Nein, hier ist ein «Steg", hier ist keine Strasze mehr! waarop allen de Kloksteeg in haar «waarde" lieten en langs het Rapenburg hunnen tocht voortzetten. Ondergeteekende vertrouwt, dat de Raad in zijn tegen woordige samenstelling het practisch nut van het woord «straat" hooger zal schatten dan de historische beteekenis van het woord «steeg", weshalve hij verwacht dat door Uwen Raad overeenkomstig zijn verzoek zal worden besloten. Met de meeste hoogachting UwEd. dw. dn. L. Weijl. Leiden 15 Juli 1910. N°. 232. Leiden, 5 Augustus 1910. Bij nevensgaand adres verzoekt het bestuur van het Genoot schap «Mathesis Scientiarum Genitrix" een verhooging van de aan die instelling toegekende subsidie van ƒ750..Blijkens de het adres vergezellende memorie van toelichting is tege lijkertijd een zelfde subsidieverhooging aan de Provincie en eene van f 2000.aan het Rijk gevraagd. Dit totaal bedrag van f 3500.'sjaars zal dan in hoofdzaak moeten dienen om de invoering van ouderdoms- en invaliditeitspensioen ten behoeve van de aan het genootschap verbonden leerarenper- sorieel mogelijk te maken. Maar ook overigens eischt de uit breiding van het aantal leerlingen en de uitbreiding van het onderwijs zelf, met de daarmee gepaard gaande steeds stijgende behoefte aan goed onderlegde leerkrachten en deugdelijke leer middelen, jaarlijks hoogere uitgaven. Wij willen nu in het midde i laten of er werkelijk voorde gemeente aanleiding kan bestaan om door een verhooging van het aan de instelling toegekende subsidie de invoering van een pensioensregeling bij Mathesis mogelijk te maken. De vraag kan lijzen of hier, waar het een particuliere onder wijsinrichting betreft, wier leerkrachten hun betrekking aan het genootschap hoofdzakelijk als een bijbetrekking waarne men en die de daaraan genoten bezoldiging dan ook meer als een bijverdienste moeten aanmerken, wel termen voor de gemeente bestaan om in hunne pensionneering bij te dragen. Maar daar staat dan weer tegenover, dat het bestaan van de school van «Mathesis" de gemeente ontheft van de verplich ting, bij art. 14 van de Wet op het Middelbaar Onderwijs aan gemeenten met meer dan 10.000 zielen opgelegd, om een bur geravondschool te hebben. En wat ons vooral tot het uit brengen van een gunstig advies op het ingediende verzoek doet overhellen, is de overweging dat wij niet gaarne door het onthouden van den van de gemeente gevraagden steun, de instelling ook den meerderen steun van Rijk en Provincie zouden willen onthouden En het is een bekend feit, dat Rijk en Provincie in gevallen als deze hun steun alleen toezeggen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat Provincie of Rijk en Gemeente samen de overige benoodigde gelden verstrekken. Trouwens de Provinciale Staten hebben dan ook reeds in hunne zomervergadering aan het genootschap een subsidie verhooging van ƒ600.toegekend, onder voorwaarde dat Rijk en Gemeente samen eene verhooging van f 2900.zouden verleenen. De provincie heeft dus niet de gevraagde verhooging van f 750.toegestaan, maar f 150.— minder. De gemeente zou dan, indien het Rijk eene subsidieverhooging geeft van f 2000.zooals gevraagd is, een hoogere subsidie moeten verleenen van f 900.—, om de door de provincie gestelde voorwaarde in vervulling te doen gaan. Maar deze door de provincie gestelde voorwaarde behoeft daarom, naar wij mee- nen, voor de gemeente nog geen reden te zijn waarom zij een hoogere subsidie zou verleenen, dan haar door het genoot schap gevraagd is. Mitdien geven wij Uwe Vergadering in overweging de aan het genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix" toegekende jaai lijksche subsidie met. ingang van 1 Januari 1911 te verhoo- gen tot f 9750. -. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 27 April 1910. Het Bestuur van het Genootschap: «Mathesis Scientiarum Genitrix" te Leiden richt, op de gronden, vervat in bijgaande Memorie van Toelichting, tot Uw College het beleefd verzoek, het jaarlijksch subsidie aan de school van het Genootschap, thans bedragende 9000 gulden, te willen verhoogen tot 9750 gulden. Het Bestuur voornoemd, J. P. Kuenen, Voorzitter. M. van Wamelen, Secretaris. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 233. Leiden, 9 Augustus 1910. In overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na in gewonnen bericht van het Hoofd der school, hebben wij de eer Uwe Vergadering de volgende voordracht aan te bieden voor de benoeming van eene 2e onderwijzeres in de hand werken aan de openbare school der 3e klasse No. 6, ter ver vanging van Mej. P. Fles, die in de raadszitting van 9 Juni werd benoemd tot 1e onderwijzeres: 1°. Mej. H. OVERDIEP, 3e onderwijzeres in de handwerken aan de openbare school der 3e klasse No. 6; 2°. Mej. J. H. NEUTEBOOM, 3e onderwijzeres in de hand werken aan de openbare school der 3e klasse No. 5; 3°. Mej. A M. KOSTERS, 3e onderwijzeres in de hand werken aan de openbare school der 3e klasse No. 7. Onder mededeeling, dat het advies van den Arrondisse ments-Schoolopziener en het bericht van het Hoofd dei- school in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U thans tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 234. Leiden, 9 Augustus 1910. Wij hebben de eer Uwe Vergadering de navolgende voor drachten aan te bieden voor de benoeming van een onder wijzeres) aan de openbare school der 3e klasse No. 5, ter vervanging van den onderwijzer H. G. Scholten, aan wien met ingang van 1 October a. s. eervol ontslag is verleend, en van eene onderwijzeres aan de openbare school der 3e klasse No. 8, ter vervulling van de vacature, welke zal ontstaan door het vertrek van Mej. A. J. P. van der Laaken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 7