DONDERDAG
14 JULI 1910.
105
Zitting van Donderdag 14 Juli 191©.
Geopend des namiddags te twee uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester Jhr. Mr. N. C. DE GIJSELA AR.
Te behandelen onderwerpen:
1° Benoeming van eene onderwijzeres aan de Meisjesschool
2e klasse. (187)
2° Benoeming van een Hoofd der School 3e klasse No. 1. (186)
3° Benoeming van een Hoofd der School 3e klasse No. 2. (186)
4° Benoeming van een Directeur der Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen. (185)
5° Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
(198)
6° Benoeming van een leeraar in de Natuurkunde aan de
Hoogere Burgerschool voor Jongens. (199)
7° Benoeming van eene leerares in de Nederlandsche taal
aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (200)
8° Voorstel tot bestendiging van Dr. B. M. van Dalfsen als
tijdelijk leeraar in de Wiskunde aan de Kweekschool
voor onderwijzers en onderwijzeressen. (188)
9° Verzoek van Mej. A. J. P. van der Laaken om eervol
ontslag als onderwijzeres aan de school 3e klasse No. 8. (189)
10° Verzoek van H. G. Scholten om eervol ontslag als onder
wijzer aan de school 3e klasse No. 5. (196)
11° Verzoek van Prof. Dr. D. A. de Jong om eervol ontslag
als Directeur van het Openbaar Slachthuis. (195)
12° Verzoek van Mej. G. J. en M. G. B. Konings om het
gebruik van het gymnastieklokaal aan de Pieterskerk
gracht. (194)
13° Voorstel tot bestendiging van de huur van het bovenhuis
aan de Nieuwsteeg No. 10a. (192)
14° Voorstel tot kostelooze overname in eigendom en onder
houd bij de gemeente van de Sieboldtstraat aan den
Lagen Rijndijk. (191)
15° Praeadvies op het verzoek van de Electriciteit- en Gas
maatschappij, voorheen de Vries en Stevens, e. a. in zake
de levering van electrische installaties door Leidsche
installateurs en de vervanging van den adjunct-directeur
der lichtfabrieken. (190)
16° Voorstel tot verhuring van het perceel Breestraat No. 92
aan A. B. Timmerman. (193)
17° Voorstel tot het geven van den naam Rapenburg aan
een gedeelte van de Steenschuur. (197)
Tegenwoordig zijn 27 leden, als de heeren: Driessen, Sijtsma,
van Tol, Carpentier Alting, Roem, van Hoeken, Wildeboer,
Reimeringer, Bosch, Zwiers, Fokker, Corts, Bots, Hoogenboom,
van der Eist, A. Mulder, Timp, Pera, Vergouwen, P. J. Mulder,
van Gruting, van Hamel, Korevaar, Kerstens, van der Lip,
de Vries en Aalberse, alsmede de Burgemeester, Voorzitter.
Afwezig zijn de heerenFockema Andreae, Meuleman en
de Boer, wegens uitstedigheiden Briët, wegens ambts
bezigheden.
De notulen van de vorige vergadering, van 30 Juni 1910,
worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat is ingekomen:
Beschikking van den Commissaris der Koningin, hou
dende eervol ontslag aan Prof. Dr. R. P. van Calcar als lid
der Gezondheidscommissie.
"Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van Dr. J. C. M. Timmermans om bestendiging
in de betrekking van Stadsgeneesheer.
2°. Verzoek van de afd. Leiden en omstreken van de Holl.
maatschappij van Landbouw om toekenning van een subsidie
ad f 4000 in de kosten voor een te houden Landbouw
tentoonstelling.
Dit stuk luidt alsvolgt:
Leiden, 9 Juli 1910.
De Afdeeling Leiden en Omstreken der Hollandsche Maat
schappij van Landbouw neemt de vrijheid uwen Raad mede
te deelen dat zij in de Algemeene Vergadering dier Maat
schappij in September a.s. pogingen wil aanwenden om te
verkrijgen dat de Algemeene Vergadering en Tentoonstelling
der Maatschappij in het jaar'1911 te Leiden worden gehouden.
Voor het welslagen van die pogingen is noodig dat de
Afdeeling de verzekering kan geven dat het gemeente bestuur
van Leiden die Tentoonstelling financieel wil steunen.
De Afdeeling verzoekt U daarom beleefd, haar de toe
zegging te geven dit, wanneer besloten wordt om in 1911
de Tentoonstelling te Leiden te houden, de gemeente daar
voor een subsidie zal geven van vierduizend gulden.
Tot aanbeveling van het verzoek meent de afdeeling te
mogen wijzen op de enorme voordeelen, voor vele ingezetenen
aan eene dergelijke tentoonstelling verbonden, en op het feit
dat sinds het jaar '1892 te Leiden geen tentoonstelling plaats
vond en dat, mocht onverhoopt de gemeente in deze thans
geen steun gevende kans voor zulk een tentoonstelling te
Leiden te krijgen voor een reeks van jaren verkeken is.
In het jaar 1911 waarin de communicatie middelen van
Leiden met de omliggende gemeenten aanmerkelijk zullen
verbeterd zijn is voor Leiden bovendien een groote Landbouw
tentoonstelling een bij uitstek geschikt middel om de aan
dacht van de landbouwers op Leiden als marktplaats en
centrum te vestigen en den trek hierheen te leiden.
De Afdeeling hoopt dat Uw Raad eene gunstige beslissing
op dit verzoek wel zal geven.
't Welk doende enz.
Namens de Afdeeling.
Fokker, Voorzitter.
N. van Oosterhout, Secretaris.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Deze verzoeken worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
3°. Verzoek van de Penningmeesters der Versieringscom
missies N. Rijn en omgeving en RapenburgSteenschuur om
eene bijdrage van f 372.90, ter vergoeding van door de
straatjeugd vernielde of weggenomen electrische lampjes.
Dit stuk luidt als volgt
Aan den Raad der Gemeente Leiden,
geven met verschuldigden eerbied te kennenH. W. Cahen
en W. J. P. Suringar, beiden penningmeesters van Versie-
rings-Commissiën, eerstgenoemde van Nieuwe Rijn, Boter
markt en Vischmarkt, laatstgenoemde van Rapenburg en
Steenschuur,
dat hunne commissiën, daartoe door flinke bijdragen der
buurtgenooten in de gelegenheid gesteld, genoemde grachten
tijdens de j. 1. Lustrumfeesten op schitterende wijze elec-
trisch deden verlichten,
dat de kosten der installatie enz. in totaal een f 6700.
bedroegen,
dat de bijeengebrachte gelden juist voldoende zijn het
bedrag dezer kosten te betalen,
dat echter, ondanks particuliere en kostbare bewaking van
wege hunne commissiën, van de electrische lampjes er 1243
door de straatjeugd vernield of weggenomen zijn,
dat voor deze lampjes 50 cent per stuk moet worden
vergoed, waarvan door hunne commissiën reeds 20 cent per
stuk is betaald, zoodat alsnog de somma van f 372.90 voor
deze baldadigheid verschuldigd is,
dat zij tot betaling van dit bedrag geen geld meer ter
beschikking hebben en bezwaarlijk opnieuw hunne buurtge
nooten daarvoor kunnen aanspreken,
redenen waarom adressanten U verzoeken te besluiten, dat
ter vergoeding der door de straatjeugd vernielde of wegge
nomen electrische lampjes door de gemeente Leiden het
bedrag van f 372.90 zal worden bijgedragen.
Het welk doende enz.
H. W. Cahen.
W. J P. Suringar.
Leiden, 11 Juli 1910.
De Voorzitter. Ik stel voor dit adres dadelijk in behande
ling te nemen.
Aldus wordt besloten.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders wenschen zich
ten aanzien van dit verzoek om eene bijdrage te mogen ont
vangen van f 372,90 van praeadvies te onthouden. Verlangt
iemand het woord over het verzoek?
De heer Sijtsma. Het is niet zoo zeer om die f 372, dat ik
tegen het verzoek ben, maar ik geloof, dat wij een gevaarlijk
precedent gaan stellen, wanneer wij het verzoek toestaan.
Naderhand zal men zoo licht gaan zeggenoch, het komt er
niet zoo erg op aan of er wat breekt, de gemeente vergoedt
het toch; men zal dus minder zorgzaam worden. Moet nude
gemeente gaan betalen de schade door baldadigheid veroor
zaakt? Ik geloof het niet. Ik acht het beginsel waarvan men
in dit geval dan zou uitgaan verkeerd. Straks kan de baldadige
jeugd ruiten inslaan Zou men dan ook kunnen zeggen: dat
hebben stadskinderen gedaan, de stad moet het dus betalen?
Ik geloof dat wij ons op een gevaarlijken weg begeven, en
voorloopig zal ik dus niet voor inwilliging van het verzoek
kunnen stemmen, tenzij ik van de billijkheid daarvan nog
mocht worden overtuigd.