DONDERDAG 30 JUNI 1910. 101 De heer Korevaar. M. d. V. Het complex van perceelen dat te zamen vier bunder uitmaakt, is op het oogenblik ver huurd voor gemiddeld ƒ125 per H.A. Thans wordt voor gesteld een huurprijs van ƒ130, omdat het gedeelte, hetwelk ter verhuring wordt voorgesteld meer aan den openbaren weg ligt. Wat de tweede vraag van den heer De Vries betreft, met zijn opmerkingen zal natuurlijk bij het opmaken van het contract rekening worden gehouden. Daar is niets geen be zwaar tegen. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XIV. Verzoek van het Bestuur der Leidsehe Gymnastiek- en Schermvereeniging «Hercules" om het gebruik van het gymnastieklokaal der school 3e klasse no 4. (Zie Ing. St. no. 178). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. XV. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 12 Maart 1908, bepalende het getal der scholen voor openbaar lager onderwijs te Leiden, den om vang van het onder wijs op elke school, den bijstand aan de hoofden der scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend personeel. (Zie Ing. St. no. 179). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast gesteld. XVI. a. Verordening, regelende de bezoldiging van de aan het krankzinnigengesticht «Endegeest", de afdeeling voor jeug dige idioten en het sanatorium voor zenuwlijders «Rhijngeest" verbonden geneesheeren. b. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 23 October 1902, houdende huishoudelijk reglement voor het krankzinnigengesticht «Endegeest" en het sanatorium voor zenuwlijders «Rhijngeest". c. Voorstel tot toekenning van een personeele toelage aan den geneesheer van het sanatorinm «Rhijngeest." (Zie Ing. St. no. 180). De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Pera. M. d. V. Ik wensch mij te verklaren tegen de vaststelling van een algemeene salarisregeling. Ik heb geen bezwaar tegen de verhoogingen, die op het oogenblik worden voorgesteld en die direct het gevolg ervan zullen zijn. Wat «Endegeest" aangaat, meen ik, dat een vergelijking met andere gestichten niet opgaat en dat men «Endegeest" geheel op zichzelf moet beschouwen om de bijzondere omstandig heden, waaronder het gesticht verkeert. YVanneer «Endegeest" was als andere gestichten, dan zou ik mij kunnen voorstellen, dat men met een salarisregeling kwam en dan zouden daarvoor redenen zijn. Maar tot nu toë is «Endegeest" nooit onder nor male omstandigheden geweest. De inrichting van het gesticht heeft van het begin af te wenschen overgelaten, omdat de inrichting te klein is. Dat heeft aanstonds aanleiding gegeven tot financieele bezwaren, en als alles in orde moet worden gebracht, zal dat nog heel wat kosten. Toen «Endegeest" er was, zijn wij met «Rhijngeest" gekomen, wat weer allerlei dingen heeft gebracht, die aanleiding gaven tot moeilijkheden, zoodat een vaste regeling moeilijk was te treffen. Verder staan wij nu weer voor het nieuw op te richten idiotengesticht, waarvan de gevolgen naar mijn oordeel niet te overzien zijn en waarvan moeilijk uit te maken is, vooral wat het geneeskundige gedeelte betreft, hoe een doelmatige regeling tot stand zal zijn te brengen. Ik meen, dat het voor stel van een bepaalde salarisregeling voor het oogenblik nog voorbarig is. Het komt mij voor, dat bij al de verhoogingen van uitgaven, die ten laste van de huishouding van «Endegeest" komen, ge rekend moet worden met de omstandigheden, waarin het gesticht zelve verkeert. Ik wil noemen de noodzakelijkheid, dat er komt een zusterhuis. De huisvesting van het personeel laat veel te wenschen over. Eenige jaren geleden is besproken, dat wij zouden komen tot de inrichting van een doelmatig huis, waaraan meteen verbonden zou zijn een lokaal voor uit spanning. Om de zeer belangrijke kosten is dit plan den doofpot ingegaan. Toch kan het in de toekomst moeilijk uit blijven, dat er wat gebeurt. De kosten, die noodzakelijk moeten worden gemaakt, maken mij bang mij voor de toekomst tot meerdere uitgaven te ver plichten dan direct noodig zijn. Wanneer voor het oogenblik de verhoogingen van salaris plaats hebben, door de Commissie voorgesteld, dan wordt voldaan op billijke wijze aan wat ge vraagd kan worden. Verder is het beter af te wachten, hoe de zaken zullen loopen tegen den tijd, dat verdere verhoogingen noodig worden geacht. Dan hebben wij, naar ik meen, wijsheid opgedaan door de ervaring en kunnen wij beter beslissen. Ik ben dus niet tegen de verhoogingen, die direct van de salarisregeling het gevolg zijn, maar wel tegen de regeling in haar geheel. De heer Meuleman. M. d. V. Het verband tusschen de voor gestelde salarisregeling en hetgeen de heer Pera daartegen aanvoert is mij niet duidelijk. Ik zie niet in het verband tusschen de salarisregeling van de geneesheeren aan een krankzinnigengesticht en den wensch er een zusterhuis bij te bouwen. Deze wensch is ook in onze Commissie van beheer ter sprake gekomen, zelfs nog in de laatste vergaderingdeze wensch moet voortdurend onder het oog worden gezien, en het zal er ten slotte ook wel van moeten komen. Maar het verband zie ik niet in. Wij hebben hier een heel andere quaestie te beschouwen. Wij hebben hier de vraag te beantwoorden, of het voor gestichten als «Endegeest", «Rhijngeest" en binnen kort het idiotengesticht wenschelijk is, dat wij hebben een vaste staf van geneesheeren, stabiliteit in de geneesheeren. Die quaestie kómt natuurlijk telkens weer ter sprake ook in verband met de vraag, die in de stukken is opgeworpen, aangaande de particuliere praetijk van Dr. Oort. Toen is gebleken, hoe noodzakelijk het is, dat een geneesheer, die reeds zeven jaar aan deze inrichting werkzaam is, weet hoever hij met zijn salaris kan komen en vandaar de noodzakelijkheid van de regeling van de salarissen. Toen is ook in overleg met de betrokken personen de verordening ontworpen. Ik vind er niets tegen, dat de heeren weten, hoe zij er aan toe zijn. De Directeur zal nu weten, hoever hij kan komen na 15 jaar dienst, en Dr. Oort ook. Dat heeft verder niets te maken met plannen omtrent «Endegeest", die nog niet rijp zijn. Dat het beheer van «Rhijngeest" en «Endegeest" vrij goed loopt, hebben de heeren kunnen zien uit de rekening, die de heeren zooeven hebben goedgekeurd, en die een vrij aardig batig saldo oplevert. De heer Pera. M. d. V. Dr. Meuleman zegt, dat hij het verband niet inziet. Och, ik heb het verband toch wel zoo ongeveer uitgedrukt. Men kan wel heel theoretisch te werk gaan, en zeggen dat het op zich zelf staande dingen zijn, maar zij moeten toch uit één kas betaald worden, en daar komt het juist op aan. Daarom heb ik gezegd: De kosten, die te maken zijn, om tot een goede inrichting van het geheel te komen, zijn zeer belangrijk, zoodat ik huiver mij tot meerdere uitgaven te verplichten, dan die direct noodzakelijk zijn. Dr. Oort wordt er ook bij aangehaald. Ik heb immers gezegd, dat de verhoogingen, die direct het gevolg zullen zijn van de voor gestelde salarisregeling bij mij geen bezwaar ontmoeten! Ik wil mij alleen voor de toekomst niet binden, wat met deze salarisregeling natuurlijk niet te vermijden is. Ik wil er nog dit aan toevoegen. De geheele geneeskundige regeling van het beheer van «Endegeest" en «Rhijngeest" en vooral ook die van het te wachten idiotengesticht, is in mijn oog nog een zeer belangrijke kwestie. Men zal zeggen, dat ik mij op een terrein waag, waar ik beter deed mij van terug te houden. Bij de besprekingen over de oprichting van het Idiotengesticht heb ik mij verplicht gerekend op dit gebied mijn meening te kennen te geven, en ik had het genoegen,, instemming voor mijn meening te vinden bij Dr. Stigter, zoodat ik geloof, den plank niet te hebben misgeslagen, tenminste, als Dr. Stigter een deskundige mag heeteri. Daarbij is het de vraag, of de toestand, waarin langzamerhand onze Directeur komt, op den duur niet een onmogelijke toestand wordt. Men zal, naar ik meen, dan toch tot een nieuwe regeling van werk zaamheden moeten komen. De Directeur staat zeer hoog aan geschreven in mijn achting en vertrouwen, maar als hij nog meer overladen wordt met werkzaamheden, dan zie ik gevaar," dat hij zelf zenuwpatiënt wordt. Omdat naar mijn oordeel een nieuwe regeling van werkzaamheden niet kan uitblijven, acht ik het onvoorzichtig, ons nu reeds voor de toekomst aan een bepaalde salarisregeling te gaan binden. Wanneer de Directeur krijgt een salaris van 5000 met de emolumenten, die er verder aan zijn verbonden, dan meen ik, dat dat een behoorlijk salaris is in zijn positie. En wat Dr. Oort aangaat, de com missie zegt zelf, dat zijn toestand bij hem bevrediging wekt. Ik meendat wij ons daarbij moeten neerleggen, en dan maar eens moeten afwachten, wat de toekomst baart. De heer Fokker. M. d. V. Ik kan mij aansluiten bij den heer Meuleman. Ook ik begrijp het verband niet tusschen de zaken, die de heer Pera aanvoert. Stel, dat in den loop der jaren zal blijken, dat een zuster huis moet worden gebouwd, zou men dan als men inging op het denkbeeld van den heer Pera, om een onmiddellijke salaris- verhooging te geven, zonder een definitieve regeling te maken, dan later moeten zeggen, dat nu er een zusterhuis gebouwd is, men de salarissen niet kan verhoogenP De vraag of salaris regeling en verhooging noodig is, moeten wij afgescheiden beschouwen van den bouw van een zusterhuis en andere dingen, die er niets mede te maken hebben. De heer Pera. Die er alles mede te maken hebben

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 5