110
DONDERDAG 14 JULI 1910.
De heer Bosch. Er is nu iets in het debat gebracht, dat
mij noopt een enkel woord mede te spreken. In de eerste
plaats, wat de heer Eerstens heeft gezegd, dat wanneer men
niet geheel gereed is op 1 September, Dr. de Jong wel bereid
zal worden bevonden het is onderstellender wijze gezegd
de zaak loopende te houden, en in de tweede plaats wat de
heer Zwiers opmerkt, dat men de vrijheid der ambtenaren
niet te veel aan banden mag leggen, zooals hij meent, dat
door ons voorstel wordt gedaan. Die beide zaken wensch ik
in verband met elkander te beschouwen.
Beginnende met het laatste punt, ontken ik, dat men de
vrijheid van Dr. de Jong door ons voorstel aan banden legt,
door hem te binden aan een termijn van drie maanden. Hij
is gebonden door zijn betrekking. Het zou fatsoenlijk zijn
geweest, wanneer Dr. de Jong dien termijn van drie maanden
als kortste termijn waarop hij ontslag had kunnen nemen
zelf in acht had genomen. En waar nu zonder een bepaalde
reden op te geven die hem tot ontslag nemen noopte, in
welk geval wij tegenover een man als Dr. de Jong zeker ook
alle mogelijke beleefdheid zouden hebben betracht, op korten
termijn ontslag gevraagd wordt, daar misschien nog te moeten
gaan vragen, of Dr. de Jong ons nog een 8 dagen wil helpen
mijnheer de Voorzitter, dat wensch ik niet te doen.
De heer Fokker. M. d. V. Wij wijzigen ons amendement
thans in dien zin, dat het geheel gelijk wordt aan het voor
stel van Burgemeester en Wethouders, met dien verstande
evenwel, dat in plaats van 1 September zal worden gelezen
21 September.
Het amendement van de heeren Fokker, Bosch en van
Gruting wordt alsnu in stemming gebracht en met 16 tegen 11
stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heerenDiiessen, van Tol, Carpentier
Alting, van Hoeken, Bosch, Fokker, Corts, Hoogenbooin, van
der Eist, A. Mulder, Timp, Pera, Vergouwen, P. J. Mulder,
van Gruting en Aalberse.
legen stemmen de heeren: Sijtsma, Roem, Wildeboer, Rei-
meringer, Zwiers, Bots, van Hamel, Korevaar, Eerstens, van
der Lip en de Vries.
Het aldus gewijzigde voorstel van Burg. en Weth. wordt
hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den heer
Bosch die het gevraagd heeft.
De heer Bosch. M. d. V. Nu den Directeur ontslag is ver
leend, staan wij voor de vraag van de oproeping van sollici
tanten voor de plaats van Directeur. En wat ik nu zeg, zeg
ik namens de buitengewone Commissie die ingesteld is tot
onderzoek van de vraag, op welke wijze voorzien kan worden
in het tekort van het Slachthuis, en waardoor dit tekort is
ontstaan. Deze Commissie is reeds vei' gevorderd met hare
werkzaamheden en het komt haar eenigszins onverwacht,
dat zij nu geroepen wordt een gedeelte van haar conclusie
openbaar te maken, maar de toestand noopt haar dit nu te doen,
Een van de middelen tot wegneming van het tekort was
door de Commissie met algemeene stemmen hierin gevonden,
dat men het salaris van den Directeur bij eventueele veran
dering van titularis, lager zou stellen, dan nu is voorgeschre
ven in art. 5 van de verordening n°. 13 van 1902, waarin
•bepaald is dat het salaris van den Directeur zal zijn f 3000.
Nu is er natuurlijk voor Burgemeester en Wethouders geen
enkele reden om bij het oproepen van sollicitanten van die
bepaling af te wijken, tenzij Burgemeester en Wethouders
eerst zelve met een voorstel bij den Raad komen tot wijzi
ging der verordening. Nu is mijn vraag of, voor dat er eene
oproeping zal geschieden voor een nieuwen Directeur, een
voorstel bij den Raad ingediend zal worden hierop betrek
king hebbende? Zoo ja, dan heeft de Commissie op dit oogen-
blik verder niets te zeggen.
De Voorzitter. Op dit oogenblik bestaat er bij Burgemeester
en Wethouders zeker geen voornemen om een dergelijk voor
stel in te dienen.
De heer Bosch. Ook niet nadat ik gezegd heb, dat de
commissie ad hoc in haar rapport zal voorstellen om het salaris
voor den nieuwen Directeur te verlagen
De Voorzitter. Ik kan werkelijk niet verklaren, dat wij
voornemens zijn een lager salaris voor te stellen.
De heer Bosch. Dan zullen wij het veiligst doen nu onzer
zijds een dergelijk voorstel in te dienen; dan hebben Burge
meester en Wethouders gelegenheid om daarover praeadvies
uit te brengen.
De Voorzitter. Ingekomen is een voorstel van de heeren
Bosch, Fokker, Corts en van Gruting, luidende als volgt:
«Ondergeteekenden stellen voor in de verordening van den
2en October 1902, gemeenteblad n°. 13 «regelende het beheer
van het Openbaar slachthuis en den rang, het getal, de bezol
diging en de wijze van benoeming van het daaraan verbonden
personeel" art. 5 aldus te wijzigen:
voor de woorden »van den Directeur op ƒ3000 te lezen
»van den Uirecteur op 2500.met 5 verhoogingen ad
ƒ100.— telkens na twee jaren dienst."
Aan den Raad der Gemeente
Leiden. Leiden, 14 Juli 1910.
Ik stel voor dit voorstel te stellen in handen van Burge
meester en Wethouders om daarover zoo spoedig mogelijk
praeadvies uit te brengen.
Aldus wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
XII Verzoek van Mej. G. J. en M. G. B Eonings om het
gebruik van het gymnastieklokaal aan de Pieterskerkgracht.
(Zie Ing. St no. 194)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
conform het praeadvies besloten.
XIII. Voorstel tot bestendiging van de huur van het boven
huis aan de Nieuwsteeg no. 10a.
(Zie Ing St. no. 192).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XIV. Voorstel tot kostelooze overname in eigendom en
onderhoud bij de gemeente van de Sieboldtstraat aan den
Lagen Rijndijk.
(Zie Ing. St. no. 191).
De heer Fokker. M. d. V. Bij deze overname is betrokken
een naamlooze vennootschap, waarvan ik Commissaris ben. Ik
wensch dus geacht te worden aan de stemming over dit
voorstel niet te hebben deel genomen.
Het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
XV. Praeadvies op het verzoek van de Electriciteit- en Gas
maatschappij, voorheen de Vries en Stevens, e. a. in zake de
levering van electrische installaties door Leidsche installa
teurs en de vervanging van den adjunct-directeur der licht
fabrieken.
(Zie Ing. St. no. 190).
De heer Fokker. M. d. V. Zou het niet mogelijk zijn dit
punt tot een volgende vergadering aan te houden? Ik ben
bezig de zaak te onderzoeken, maar ik ben nog niet geheel
gereed. Haast is er bij de zaak niet; ik geloof ook niet dat
er een enkel belang bij geschaad wordt, wanneer de zaak
nu niet wordt behandeld.
De heer Eorevaar. M. d. V. Ik zou den heer Fokker ernstig
willen verzoeken dit voorstel in te trekken. De zaak is toch
werkelijk niet van verstrekkender] aard. In een volgende ver
vergadering kan ik wellicht niet tegenwoordig zijn, en darr
wordt de beslissing genomen eenige maanden nadat het adres is
ingediend. Het wordt ook lastig voor het Dagelijksch Bestuur,
wanneer het zich eenmaal in een zaak ingewerkt heeft, en
zij wordt dan weer uitgesteld, want dan moet er dubbel werk
worden gedaan. Ik ben bereid den heer Fokker te antwoorden
op hetgeen hij ten aanzien van deze zaak heeft te zeggen.
De heer Fokker. Wanneer de geachte Wethouder zich zoo
tegen uitstel verzet en hij de stemming in den Raad op zijn
zijde blijkt te hebben, zal ik er nu niets verder over zeggen,
maar mij voorbehouden bij eene latere gelegenheid, wellicht
bij de begrooting, er op terug te komen. Ik heb nu niet be
hoorlijk den tijd gehad om mij in de zaak in te werken, wat
Burgemeester en Wethouders natuurlijk wel hebben kunnen
doen. Ik trek dus mijn voorstel tot verdaging in, maar voor-
mij is uitstel geen afstel.
Het praeadvies van Burg. en Weth. wordt hierop zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
XVI. Voorstel tot verhuring van het perceel Breestraat no.
92 aan A. B Timmerman.
(Zie Ing. St. no. 193).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XVII. Voorstel tot het geven van den naam Rapenburg aan
een gedeelte van de Steenschuur.
(Zie lug St. no. 197)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De Voorzitter. Irr de vorige Raadsvergadering heb ik gezegd,
dat. ik met een voorstel zou komen tot het geven van eene