106 DONDERDAG 14 JULI 1910. De heer Pera. Ik kan mij er ook hoegenaamd niet mede vereenigen om dit verzoek toe te staan. Wanneer het was een op zich zelf staand geval, dat zich nooit meer zou voordoen, dan geloof ik dat er nog iets voor te zeggen viel. Maar ik vind de zaak van zoo uitgebreide beteekenis, dat het naar mijn oordeel niet raadzaam is in het verzoek te treden. De heer Roem. M. d. V. Het is hier werkelijk eene moeielijke quaestie De Commissie die zich er voorgespannen heeft om het Rapenburg zoo schitterend te verlichten, als nooit bij een lustrum het geval is geweest, heeft zich zooveel moeite getroost, dat ik er werkelijk veel voor gevoel om het verzoek toe te staan. Het is nu de eerste maal, dat een electrische verlichting op zulk een schaal is toegepast; men wist ook niet wat er gebeuren kon. Voor een volgenden keer kan men beter maatregelen nemen. Zouden wij dus het verzoek niet kunnen toestaan onder uitdrukkelijk beding, dat de Raad nooit meer eene dergelijke schadevergoeding zal geven? Dan zijn de bezwaren van de heeren Sijtsma en Pera geheel opgeheven. De heer Vergouwen. Ik onderschrijf geheel hetgeen de heer Roem gezegd heeft over de groote offers door de ge noemde buurten gebracht, niet alleen in het belang van die buurten, maar ook in het belang van de geheele gemeente. Er komt nog een zaak van gewicht bij. Beide buurten hebben, omdat de gemeente op dit punt nog niet voldoende was inge- riöht, gebruik moeten maken van electrische kabels van buiten de gemeente, wat enorm veel gekost heeft. De ver lichting op zich zelf is in zekeren zin een soort reclame ge weest voor onze Electrische Centrale, omdat gebleken is, dat die Centrale in zulke gevallen het licht kan leveren. Nu is het zaak, dat onze Electrische Centrale ook dergelijke kabels zal bezitten, opdat wij bij voorkomende gelegenheden niet meer afhankelijk zijn van een bepaalde firma. De zaak heeft enorm veel moeite en zorg gekost; er zijn werkelijk door die buurten zooveel offers gebracht, dat men nu niet meer van de rnenschen kan verlangen. De buurtcommissiën kunnen fatsoenshalve niet meer bij de menschen komen vragen; men heeft van de menschen gehaald wat er te halen is. De ver nieling der lampjes is een onvoorziene omstandigheid, waar voor ik onvolledig politietoezicht niet aansprakelijk wil stellen, omdat de politie zooveel meer dan anders te bewaken had. Had men deze buurten voldoende van politietoezicht willen voorzien, dan had men de politie moeten versterken, wat natuurlijk de gemeente ook op meerdere kosten zou te staan zijn gekomen. Ik geloof, dat deze motieven wel aanleiding mogen zijn, om in dit speciale geval het verzoek toe te staan; ik geloof dat bij een volgend lustrum zich dergelijke feiten wel niet meer zullen voordoen. De heer Fokker. Ik wensch even een misverstand weg te nemen. Men moet niet denken dat het gevraagde bedrag zal worden gegeven aan de Commissiën voor het Rapenburg en Nieuwe Rijn, omdat anders de heeren persoonlijk in hun zak zullen moeten tasten om het tekort te betalen. In het contract toch is uitdrukkelijk bepaald, dat de aannemer ook de schade voor zijn rekening neemt die aan de lampjes zal worden toegebracht, en alles is zoo bepaald, dat de léden der Commissiën er wel zonder kleerscheuren afkomen. Maar men heeft niet kunnen voorzien, dat 10 van de lampjes door de straat jeugd zou worden vernield. Dat had alleen kunnen voorkomen worden door meer politietoezicht, en wanneer de gemeentelijke politie niet voldoende was, dan had men zich wellicht kunnen of moeten wenden tot den Rijksveldwachter. Maar zooals ik zeide: men heeft dat niet kunnen voorzien. De tegemoetkoming zal dus niet strekken ten voordeele van de Commissiën of van de bewoners der beide buurten, maar zij zal ten goede komen aan den man die met zooveel moeite, zorg en inspanning de verlichting zoo schitterend heeft gemaakt als zij ten slotte is geweest. Én daarom zou ik het verzoek gaarne zien toegestaan De heer Bosch. M. d. V. Er is een punt in het geding gebracht, dat ik gevaarlijk vind. De heeren Roem en Ver gouwen stellen het nu zoo voor, alsof de Raad nu zou be sluiten dit verzoek toe te staan voor deze enkele maal en dan nooit meer. Dat is m. i. een verkeerd standpunt. Ik zie geen kans een besluit te nemen, dat een volgenden Raad zou binden om zich te houden aan het thans door ons genomen besluit. Wanneer wij nu dit verzoek toestaan, dan scheppen wij wel degelijk een precedent en sluiten wij volstrekt niet de mogelijkheid uit, dat men een volgende maal weer met een dergelijk verzoek bij ons zal komen. De heer P. ,.T. Mulder. M. d. V. Ik kan mij niet vereenigen met het voorstel om 372 te geven; wanneer het bedrag op de helft werd gesteld, zou ik er voor kunnen zijn. De heer van der Lip. In verband met hetgeen de heer Fokker zooeven heeft gezegd, wensch ik nog even iets op te merken.' Wanneer ik de zaak goed begrepen heb, komt het risico geheel voor den aannemer. Staan wij het gevraagde bedrag dus toe, dan draagt de aannemer zelf niets bij. Nu vind ik het wel wat erg, dat men verlangt dat de gemeente dat geheele bedrag zal vergoeden. De aannemer zal er toch zeker wel bij de berekening van zijn prijzen op gerekend hebben, dat hij door het stuk gaan van lampjes eenige schade zou beloopen. Daarom vind ik het te royaal om hem de schade, die hij door de kapotte lampjes geleden heeft, in haar geheel te vergoeden. De heer Vergouwen. Het is heel moeielijk om alle details van het contract mede te deelen. Dit wil ik echter wel zeggen, dat in den prijs waarvoor de verlichting was aangenomen, niet was inbegrepen het breken van lampjes. De monteering is reeds een schadepost voor den aannemer. De heer Fokker zal dit zeker wel kunnen bevestigen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik moet toch zeggen, dat de aannemer al heel naïf is geweest, wanneer hij gedacht heeft, dat van al die lampjes geen enkele zou breken of vernield zou worden. Zulke heilige boontjes zijn de Leidsche kinderen niet. Zooiets was te voorzien geweest, en daarop zal de aan nemer ook wel hebben gerekend, al zegt hij dit nu niet. Maar het gaat bij mij ook niet om die ƒ372; ook tegen het toe staan van de helft van dat bedrag zal ik stemmen, omdat het hier gaat om een beginsel. Er wordt iets vernield dooi de straatjeugd en nu zegt mendaarvopr had de politie moeten zorgen, wij kunnen die schade niet dragen, de aan nemer ook niet, dus moet de gemeente die schade dragen. Dat is een beginsel, dat wij niet moeten aanvaarden. Want dergelijke gevallen kunnen zich meer voordoen. De heer Roem zegt wel, dat wij nu eens en voor altijd zullen uitmaken, dat wij in dergelijke gevallen geen schade vergoeding zullen geven, maar dat is iets, waartoe ik mij nu niet zou willen verbinden; er kunnen mogelijk gevallen zijn, waarin ik wel schadevergoeding zou willen toestaan. Ik heb wel gedacht, dat de kinderen, die van die electrische verlichting nog niet op de hoogte zijn, het aardig zouden vinden die glaasjes af te slaan. Daaraan had men ook moeten denken. Dat men dit niet gedaan heeft is jammer voor hen die de schade hebben moeten dragen, maar terwille van het beginsel zal ik tegen het verzoek stemmen. De heer Fokker. Nu de zaak toch geheel besproken wordt, wil ik nog eene enkele inlichting geven. De heer van der Lip heelt gezegd, dat de aannemer wel op wat schade zal gerekend hebbenwanneer hij den geheelen loop der zaak kende, zou hij dit niet gezegd hebben. Aanvankelijk was door den aannemer ingeschreven voor een bepaalden prijs, maar zijn prijs had hij gebaseerd op een misverstand. De aanbieding, die hij zelf weer gekregen had, was gebaseerd op een in het Fransch ge stelde. Nu baseerde hij zijn aanbod op een prijs berekend per centimes, terwijl men centen moest betalen. Men meende dat men per lampje moest betalen 35 centimes, terwijl het bleek te zijn 35 cents. Dit scheelde dus al 171/* cent per lampje. Voor monteeren en breken rekende hij 10 cents, zoodat hij inschreef voor 28 centen. Na die vergissing met centimes heeft hij dat aanbod niet kunnen houden. Wij zijn er tenslotte in geslaagd de lampjes in Brussel te krijgen voor 25 cents; de aannemer kreeg dus in plaats van de 10 cents die hij voor monteeren enz. had gerekend slechts 3 cents. Het is duidelijk, dat de man daarop verliezen moest, maar toch heeft hij zijn aanbod van 28 cents gestand willen doen, al was het slechts voor de reclame. De man heeft dus voor een prijsje alles in orde gemaaktvoor een marge voor breken en stelen was in dien prijs geen plaats meer. Over de beginselquaestie zal ik niet spreken. Wanneer het tot stemming komt, zal ik mij van stemming onthouden, omdat ik dit als Voorzitter van de Commissie voor het Rapenburg beter acht. Ik heb slechts gesproken om den Raad de inlichtingen die ik geven kon, niet te onthouden. De heer Vergouwen. Ik zal ook de vrijheid nemen niet mede te stemmen, omdat men wellicht anders denken zou, dat het verzoek is gedaan ter begunstiging van de commis siën zelve. Toch wil ik nog als grond voor inwilliging van het verzoek aanvoeren, dat hetgeen beide commissiën hebben gedaan, niet alleen is geschied in het belang van die buurten, maar wel degelijk in het belang van de geheele stad. En ook in het belang van de gemeente als bezitster van de Electrische Cen trale. Er komt nog bij, dat alle arbeid is verricht in overleg met de gemeenteambtenaren, met wie de commissiën in voort durend contact zijn geweest. Van de zijde van het Stadhuis is een medewerking en steun ondervonden, waarvoor den ambtenaren wel een woord van hulde toekomt. De zaak is dus geschied met medewerking van de gemeente. Beide com missiën hebben gehandeld niet voor zich zelf, maar voor de geheele gemeente. Of de aannemer aan de zaak al of niet verloren heeft, mag hier niet gelden. Het is juist het beginsel, waarop het aankomt. De geheele gemeente heeft geprofiteerd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 10