DONDERDAG 9 JUNI 1910. 89 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XI. Verzoek van het Bestuur van het Nederlandsch Congres voor openbare Gezondheidsregeling om het kosteloos gebruik van 2 lokalen der Stadsgehoorzaal. (Zie Ing. St. No. 154). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. XII. Verzoek van C. de Ruiter om vergunning tot het bou wen van een houten bergplaats op het terrein »de Maliebaan" aan het Rijn-Schiekanaal. (Zie Ing. St. No. 155). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten.j XIII. Voorstel tot verpachting van de perceelen weiland, kad. bekend gemeente Oegstgeest, Sectie E. nis. 780 en 781 aan de weduwe C. DiebenBiesiot. (Zie Ing. St. No. 152). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XIV. Verzoek van het Bestuur der Sociaal-Technische ver- eeniging van Democratische Ingenieurs en Architecten om het gebruik van loodhoudende verfstoffen bij de uitvoering van werken vanwege de gemeente zooveel mogelijk te verbieden. (Zie Ing. St. No. 149). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. XV. Verzoek van C. Koordes om den door demping van de voormalige Lobsenloot verkregen grond tot openbare straat temogen inrichten. (Zie Ing. St. No. 148). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. XVI. Verzoek van de firma Vroom en Dreesman om ver gunning tot het maken van een verbindingsgang over de Vischpoort, tusschen de perceelen Aalmarkt Nis. 26 en 27. (Zie Ing. St. No. 150). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming con form het praeadvies besloten. XVII. Voorstel tot verhooging van eenige begrootingsposten, dienst 1909, waarvan de raming te laag is gebleken. (Zie Ing. St. No. 157). De heer Meuleman. M. d. V. Ik zou gaarne een enkele vraag doen naar aanleiding van volgn. 78, de kosten van het doen van publicaties in het Leidsch Dagblad, die ƒ788 be droegen, zijnde ƒ88.80 meer dan was geraamd. Ik wilde alleen vragen, of er bij de volgende begrooting rekening mee zal worden gehouden, dat er te Leiden nog een dagblad is dat voor eventueele publicaties in aanmerking komt. Het is niet meer dan een opmerking, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen het geen de heer Meuleman gezegd heeft overwegen en er zeker nota van nemen. Het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. XVIII. Voorstel tot onderhandsche opdracht van de levering van den bovenbouw en van de bewegingsinrichtingen der rol- basculebrug, ter vervanging van de Blauwpoortsbrug. (Zie Ing. St. No. 162). De Voorzitter. Hierbij is ingekomen een voorstel van den heer Vergouwen, luidende als volgt Leiden, 6 Juni 1910. Aan den Raad der Gemeente Leiden. In verband met punt 18 der agenda voor de zitting op 9 Juni a.s. heeft ondergeteekende de eer U voor te stellen de levering van den bovenbouw, alsmede die van de bewegings inrichtingen der rolbasculebrug, ter vervanging van de Blauw poortsbrug, te gunnen aan de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij alhier. J. P. Vergouwen. Misschien wil de heer Vergouwen zijn voorstel in het kort nader toelichten. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik kan in de eerste plaats zeggen, dat de heeren Timp en van Hoeken zich bereid hebben verklaard mijn voorstel te steunen. Overigens zal ik zeer kort wezen. Toen ik het ingekomen stuk omtrent deze zaak las, kalm en bedaard las, was mijn eerste gedachte, bij het lezen van het eerste gedeelte, dat het werk aan de Koninklijke Grofsmederij gegund zou worden. Want ik las dezen zin: «Mocht men evenwel het geheele werk in één hand willen houden, zoodat dus ook de verantwoordelijkheid voor de oplevering van het geheele werk op één leverancier komt te rusten, dan zou de Koninkl. Nederl. Grofsmederij de laagste inschrijver zijn." Dus voor de beide perceelen te zamen genomen is de Grofsmederij, na herleiding en aftrek van al het noodige, de laagste inschrijver. Wanneer men dus op het standpunt was blijven staan: wij zullen het geheele werk gunnen aan één instelling, dan zou het op den weg hebben gelegen, het te gunnen aan de Grofsmederij. Ik las verder en zag toen, dat men splitsing wilde maken tusschen den bovenbouw en de bewegingsinrichting. Toen heeft men voor den bovenbouw een inschrijver kunnen nemen die lager was dan de Grofsmederij en ook voor de bewegingsinrichting, die de Grofsmederij niet wilde. Dan kwam het werk 500 goedkooper uit. Nu meen ik, dat er van begin af, toen de quaestie in de vorige zitting aan de orde was, geen sprake is geweest van splitsing. Men was van plan het werk in zijn geheel te geven aan Penn Bauduin, en dus had ik niet anders gedacht of wij zouden een voorstel krijgen, om het gansche werk in één hand te laten, dat zou dus in dit geval zijn de Grofsmederij, die de laagste inschrijver is. Dat zou ik rationeel hebben gevonden. Aan den anderen kant moet ik het toejuichen, dat Burgemeester en Wethouders op hun quivive zijn als er een voordeel te halen is en een bedrag van ƒ500 is niet weg te cijferen. Maar dit neemt niet weg dat tengevolge van het besluit in deze in de vorige ver gadering de gemeente, ook als het werk aan de Grofsmederij wordt gegund, al een voordeel behaalt van ƒ3000. En nu dacht ik: waar dit voordeel zoo groot is, kunnen wij over die ƒ500 heenstappen, zoodat er geen verder bezwaar is, het werk te geven aan een Leidsche inrichting. U begrijpt, mijnheer de Voorzitter, het is voor mij, .en het zal voor anderen ook wel zoo zijn een punt van gewicht, dat het werk in onze stad blijft. Wanneer de Grofsmederij niet de laagste inschrijver voor het geheele werk was, dan behoefde ik daar niet op in te gaan, maar nu bestaat de mogelijkheid dat het werk, als het beschouwd wordt in zijn geheel, zooals tot dusverre is geschied, in Leiden blijft en de Leidsche indus trie er van profiteert. Er arbeiden daar een 300 a 400 men- schen en die brengen die ƒ500 wel weer in den vorm van belasting in onze kas. Ik geloof niet dat er op deze wijze te kort wordt gedaan aan de eer van Leiden of aan de belangen van andere leveranciers, want ook in eerste instantie is het werk beschouwd als één geheel. Op dit standpunt heb ik het voorstel ingediend, en ik zal het handhaven, tenzij er een toelichting komt van Burgemeester en Wethouders waaruit blijkt, dat het noodzakelijk is het terug te nemen. De heer van der Elst. M. d. V. Het komt mij voor, dat Burgemeester en Wethouders volkomen consequent zijn ge weest in hun voorstel, nadat zij door een algemeene inschrijving verschillende firma's de gelegenheid hebben gegeven, mede te dingen, waarna zij voorstellen, om het werk te gunnen aan de laagste inschrijvers volgens de combinatie, die Burgemeester en Wethouders hebben gemaakt. Aan de Grofsmederij is de volle maat gegeven, maar nu blijkt het, dat in de combinatie van Burgemeester en Wethouders de Grofsmederij niet de laagste inschrijver is geweest. Ik ben bang, wanneer wij nu niet meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat in de toekomst de firma's buiten de stad, niet meer zullen inschrijven, omdat zij vooruit weten dat het toch niets geeft, «want Leiden geeft dergelijke werken nu eenmaal aan de Grofsmederij en dus kunnen wij gerust thuisblijven." Nu heeft de heer Vergouwen wel als argument gebruikt, dat de gunning aan de Grofsmederij toch ten voordeele van de gemeente zal komen, ook al is de Grofsmederij f500 hooger. Maar waar het hier een bedrag geldt van f500, vrees ik, dat datzelfde argument later ook zal worden ge bruikt, wanneer het hoogere bedragen betreft, van f1500, of meer. Ik meen, dat wij dan op den verkeerden weg zouden zijn. Wij hebben gedaan, wat wij konden en daarom meen ik niet anders te kunnen stemmen dan voor het praeadvies van Burgemeester en Wethouders en dus tegen het voorstel van den heer Vergouwen. De heer van hoeken. M. d. V. Ik heb, na de zaak over wogen te bebben, mijn volle sympathie gehecht aan het voor stel van den heer Vergouwen en wel naar aanleiding van de sleur, die in deze gemeente bestaat, om verschillende be langrijke werken en leverantiën, om een klein verschil, te betrekken van buiten de gemeente, een verschil, soms zoo miniem, dat het inderdaad wel is voorgekomen, dat het dub bel is weggegaan aan correspondentiën, reizen enz. Ik heb dan ook al dikwijls het voornemen gehad, om te voorkomen hetgeen door den heer van der Eist in het midden is gebracht, voor te stellen om in de bestekken een bepaling op te nemen, dat inschrijvers van buiten de gemeente een zeker percentage lager moesten wezen dan die van binnen de gemeente. Ik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 3