67
dat mitsdien geen aanleiding bestaat om den door adres- I
sant gewenschten hygienischen maatregel langer uit te stellen,
redenen waarom adressant onder overlegging van een toe
lichting, waarin dit verzoek nader is gemotiveerd, Uwen
Raad eerbiedig verzoekt, om, behoudens enkele uitzonderings
gevallen, het gebruik van loodhoudende verfstoffen te ver
bieden bij werkenwelke van Uwentwege hetzij uitbesteed
of in eigen beheer worden uitgevoerd.
Hetwelk doende,
Het Bestuur van de Sociaal-Technische Vereeniging
van Demokratische Ingenieurs en Architecten,
Namens het Bestuur,
J. Bakkersfurt, Voorzitter.
N. R. van Manen, Secretaris.
Scheveningen, 25 April 1910.
Cornells Jolstraat 88.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbaar College
Ondergeteekende Jac. Cusiel betuigt, namens het hoofd
bestuur van den Nederlandschen Schildersgezellenbond, adhésie
aan het adres dato 25 April 1910, betreffende verbod van
loodhoudende verven, welk adres door de Sociaal-Technische
Vereeniging van Democratische Ingenieurs en Architecten
aan Uw College is gericht.
Hetwelk doende,
Namens het hoofdbestuur van derij
Nederlandschen Schildersgezellenbond,
Jac Cusiel, secretaris.
's Gravenhage, 30 Mei 1910.
No. 150. Leiden, 25 Mei 1910.
Bij nevensgaand adres vraagt de firma Vroom en Dreesman
vergunning tot het maken van een overloop over de Vischpoort
tusschen de perceelen Aalmarkt nis. 26 en 27. Op een verzoek,
vau dezelfde strekking dat u den 27en September 1904 bereikte
(Zie Ingek. St. no. 239 en 252 van dat jaar) werd, ondanks
een gunstig advies onzerzijds, door U bij Raadsbesluit van
17 November 1904 afwijzend beschikt.
Sedert zijn echter de omstandigheden belangrijk gewijzigd.
Immers inwilliging van het verzoek vond destijds vooral te
genkanting van de zijde van den eigenaar van het aangrenzende
perceel, den heer Feld. Maar thans is ook dat perceel in han
den van adressant overgegaan en het zal.aan diens winkel
huis worden verheeld. En ook de heer van Waveren, eigenaar
van het café »In den Vergulden Turk" heeft thans zijn be
zwaren laten varen. Kwamen ons dus reeds vroeger de inge
brachte bezwaren niet overwegend voor, thans behoeft, naar
wij meenen, niets meer aan de inwilliging van het verzoek
in den weg te staan.
Mitsdien geven wij U in overweging aan de firma Vroom
en Dreesman vergunning te verleenen tot het maken en hebben
van een verbindingsgang over de Vischpoort tusschen de per
ceelen Aalmarkt 26 en Aalmarkt 27, onder de navolgende
voorwaarden:
1°. dat de overbrugging worde samengesteld uit onbrand
bare materialen, aan beide einden worde afgesloten met brand
werende ijzeren deuren en ten genoegen van ons college worde
gemaakt en onderhouden;
2°. dat, vóórdat met de uitvoering van het werk wordt be
gonnen, een in bijzonderheden uitgewerkt plan de goedkeuring
van ons college zal hebben verworven;
3°. dat de vrije hoogte onder de overbrugging ten minste
3.80 M. moet bedragen;
4°. dat daags vóór dat met de uitvoering wordt begonnen,
daarvan worde kennis gegeven op het Bureau van Gemeente
werken
5°. dat deze vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór 1 Ja
nuari 1911 geen gebruik is gemaakt; en
6°. dat voor het hebben dezer overbrugging een jaarlijksche
recognitie verschuldigd is van f 3.-^.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan de Gemeenteraad van Leiden.
De ondergeteekende W. A. A. Kerkhoff vertegenwoordiger
der firma Vroom Dreesman te Leiden, komt met verzoek
tot UEDs. College om vergunning tot het maken en hebben
van een overloop waarboven een brandgang, over de Visch
poort, tusschen de perceelen Aalmarkt No. 27 en No. 26,
volgens bijgaande teekening.
Met verschuldigde eerbied en Hoogachting
UEDs. Dw. dienaar,
N. V. Leidsche Manufacturenhandel van Vroom Dreesman.
W. A. A. Kerckhoff.
Leiden, 14e April 1910.
N°. 151. Leiden, 25 Mei 1910.
Omtrent nevensgaand adres bestaat in zooverre bij ons
college geen eenstemmigheid, als de motieven, waarom naar
wij meenen op het daarbij gedaan verzoek niet behoort te
worden ingegaan, niet voor alle leden van ons college de
zelfde zijn.
Terwijl toch sommige leden in geen geval aan het verzoek
zouden willen voldoen, omdat zij meenen dat door de thans
werkende maatschappijen op alleszins bevredigende wijze in
de behoefte aan verzekering tegen brandgevaar wordt voorzien,
zoo is daarentegen aan andere leden van ons college het denk
beeld eerier onderlinge verzekering niet onsympathiek en
achten deze de daaraan verbonden voordeelen ook geenszins
denkbeeldig. Maar indien niettemin ook deze leden zouden
aarzelen u voor te stellen op het verzoek tot toetreding tot
den nieuwen Bond voor onderlinge Brand- en Inbraakver
zekering in te gaan, dan is dit omdat zij zouden schromen
thans reeds de verantwoordelijkheid te dragen, welke een der
gelijk praeadvies hun oplegt.
Ook deze leden toch meenen, dat de zaak nog in een te weinig
gevorderd stadium verkeert, om reeds thans de strekking
van een eventueel besluit tot toetreding geheel te kunnen
overzien. Daai voor geeft adressant te weinig cijfers. En toch,
mochten vóór 31 December 1910 deelnemingen tot een ge
zamenlijk bedrag van 200 millioen gulden bijeengekomen zijn,
dan zou de gemeente, wanneer zij thans tot voorwaardelijke
deelneming besluit, niet meer kunnen terugtreden.
Hiér komt dan nog bij, en op dit punt zijn alle leden van ons
college het eens, dat de firma Marinkelle Co. de gemeente
tot dusver steeds op de meest degelijke en dé meest coulante
wijze heeft bediend. De betaalde premies zijn niet hoog, de
maatschappijen bij welke het risico verzekerd is, behooren tot
de meest solide in het land, en wanneer bij het eventueel
uitbreken van brand in gemeentelijke gebouwen schadever
goeding moest plaats hebben, hebben zich nimmer moeielijk-
heden over het bedrag of de uitbetaling van de aan de
gemeente toekomende vergoeding voorgedaan. Dit alleen reeds
zou dan ook een reden kunnen zijn om in den bestaanden
toestand geen verandering te brengen.
Om al deze redenen te zamen is ons college dan ook een
stemmig van meening, dat althans voorloopig van een toe
treden tot den Bond van onderlinge Brand- en Inbraak
verzekering behoort te worden afgezien.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Ondergeteekende, Mr. W. H. A. Elink-Schuurman, assu
radeur, wonende te Hilversum, heeft de eer onder uwe aan
dacht te brengen, dat hij arbeidt aan de organisatie eerier
instelling, welke ten doel heeft verzekering hoofdzakelijk tegen
brandschade, op zuiver onderlingen grondslag, dus door en
voor de ledenen dat hij daarbij gesteund wordt door de
instemming van talloos velen.
De veel vernomen meening, »als zou onderlinge verzekering
niet meer gewild worden", strijdt met de feiten, t. w. de
resultaten van pl. m. 150 onderlinge in Nederland plaatselijk
werkende maatschappijen, en de eigen ervaring van onder
geteekende gedurende zes jaar, dat hij een der kleinere van
de algemeen werkend onderlinge maatschappijen bestuurd
heeft. Dé beweerde tegenzin bij het publiek is niet in het
beginsel te zoeken maar in zekere eigenaardige inrichtingen
onzer oudste en grootste onderlinge maatschappijen, zooals:
1° een inleggeld dat voor bepaalde categoriën buiten alle
evenredigheid is tot den jaarlijkschen omslag waarvoor het
tot waarborg dienen moet, somtijds 5 maal het gemiddeld
bedrag; 2° nooge administratiekosten, somtijds zoo hoog als
de premiën van naamlooze vennootschappen, waaruit bij deze
schaden en bestuurskosten bestreden worden; 3° niet met den
tijd herziene verzekeringsvoorwaardenterwijl bovendien een
enkele door inbreuk op 't onderling beginsel te maken, na
melijk door deelhebbers tegen uitkoop billijker te behandelen
dan de overige, en ook overigens geen gelijkheid voor de
toepassing der tarieven te waarborgen, ernstige personen voor
goed van zich heeft afgestooten.
De statistiek der zuiver wederkeerige Onderlinge Brand-